Juridische complexiteit: een conceptueel denkader

Ons rechtsbestel wordt al decennia geassocieerd met een groeiende complexiteit. In publieke debatten wordt gesproken over ‘regelneverij’, ‘juridische doolhoven’ en ‘overregulering’. Burgers, ondernemingen en maatschappelijke stakeholders ervaren regelgeving vaak als nodeloos ingewikkeld. Bedrijven in het bijzonder klagen over de torenhoge compliancekosten die een rem zouden zetten op innovatie en investeringen. Politici en beleidsmakers beloven steevast te streven naar vereenvoudiging en betere regelgeving.

Toch blijft de kern van de discussie vaak erg vaag. Wat wordt net bedoeld met de vaststelling dat ons recht ‘ingewikkeld’ of ‘complex’ is. Wat bedoelen we met complexiteit in juridische zin? Bestaat er een objectieve maatstaf? Is complexiteit altijd negatief? En zijn eenvoudige regels een realistische doelstelling of een onhaalbaar ideaalbeeld?

In mijn bijdrage ‘A Conceptual Framework on Legal Complexity’ bied ik een conceptueel raamwerk aan dat juridische complexiteit multidimensionaal benadert, onderscheid maakt tussen systeemniveau en regelniveau, en inzichtelijk maakt welke trade-offs schuilgaan achter pogingen tot vereenvoudiging. Het artikel illustreert dit met voorbeelden uit het Belgische vennootschapsrecht, maar de analyse is naar mijn mening transversaal toepasbaar op alle rechtsdomeinen.


Continue reading “Juridische complexiteit: een conceptueel denkader”