Should I stay or should I go?

Een eerste verkenning van de grensoverschrijdende omzetting naar aanleiding van het wetsontwerp van 15 maart 2023

Met een wetsontwerp van 15 maart 2023 maakt de Belgische wetgever werk van de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn. De geharmoniseerde procedure voor grensoverschrijdende omzettingen daarin voorzien zal bij Belgische vennootschappen én vennootschappen in andere lidstaten The Clash-gewijs de vraag oproepen: ‘blijven ze’ of ‘gaan ze’ middels een omzetting?

Continue reading “Should I stay or should I go?”

Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023

Terwijl het verzamelde Belgische insolventielandschap (de volle 10 M/V/X) angstvallig de website van De Kamer opvolgt in afwachting van de publicatie van het wetsontwerp tot implementatie van de Herstructureringsrichtlijn, gaat het gewone leven verder, los van flashy onderwerpen zoals categorieën van schuldeiseisers, cram-downs en bestuurder-ondernemers.

In een arrest van het Hof van Cassatie van 9 februari 2023 stond het eerder doordeweekse art. XX.79. § 1 WER centraal.

Indien de rechtbank oordeelt dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde schendt, mag zij bij een met redenen omklede beslissing en vooraleer recht te doen, aan de schuldenaar toestaan een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers voor te leggen volgens de pleegvormen van artikel XX.77.

Continue reading “Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023”

Grondwettelijk Hof spreekt over de kwalificatie van een bestuurder als onderneming; zegt niets

Grondwettelijk Hof, arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023

In een arrest van gisteren 16 maart 2023 diende het Grondwettelijk Hof zich uit te spreken over de kwalificatie van een bestuurder als een onderneming. Zoals bekend is dit vooral relevant voor de toepassing van het insolventierecht op bestuurders. De Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, had de volgende prejudiciële vragen gesteld :

Continue reading “Grondwettelijk Hof spreekt over de kwalificatie van een bestuurder als onderneming; zegt niets”

EU Listing Act – voorstel tot herziening van de Prospectusverordening, MAR en de Noteringsrichtlijn

Een post door gastbloggers Joris De Wolf, Bert Antonissen en Thijs Keuleers (Eubelius)

De Europese Commissie presenteerde op 7 december 2022 haar Listing Act Package, een geheel van maatregelen om kapitaalmarkten aantrekkelijker te maken voor Europese ondernemingen, en in het bijzonder voor KMO’s.

De Listing Act beoogt om – via beperkte technische aanpassingen – de kosten verbonden aan een beursnotering te beperken en de rechtszekerheid voor emittenten te verhogen, zonder daarbij afbreuk te doen aan beleggersbescherming en marktintegriteit.

De Listing Act omvat de volgende voorstellen:

De voornaamste wijzigingen aan de Prospectusverordening, de Verordening Marktmisbruik en de Listing Directive worden toegelicht in deze presentatie.

Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? – Wetsvoorstel boek 6 BW

Een gastblog van Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)

Het wetsvoorstel houdende boek 6 (buitencontractuele aansprakelijkheid) in het Burgerlijk Wetboek, ingediend op 8 maart 2023, stelt een einde aan het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en aan de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.

Het einde van het samenloopverbod zal in de praktijk weinig veranderen. Artikel 6.4 § 1 BW stelt weliswaar dat “de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid toepassing [vinden] tussen medecontractanten”, maar voegt er meteen aan toe dat de contractspartij die wordt aangesproken op buitencontractuele grondslag de verweermiddelen kan inroepen voortvloeiend uit het contract.

Het verlaten van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent zal daarentegen zeer ingrijpende gevolgen hebben.  De uitvoeringsagent (“hulppersoon” in het BW) zal rechtstreeks aangesproken kunnen worden door de medecontractant van zijn opdrachtgever en artikel 6.4 § 2 BW beperkt zich ertoe te stellen dat de hulppersoon “dezelfde verweermiddelen [kan] inroepen als” de verweermiddelen die zijn opdrachtgever kan inroepen tegen diens medecontractant. Een gelijkaardige bewoording vond men reeds in artikel 5.89 BW volgens hetwelk de hulppersoon die wordt aangesproken door de medecontractant van zijn opdrachtgever het bevrijdingsbeding kan inroepen dat is overeengekomen tussen zijn opdrachtgever en deze medecontractant.

Continue reading “Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? – Wetsvoorstel boek 6 BW”

Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid”

Na het verbintenissenrecht wordt het formele startschot gegeven van de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Het wetsvoorstel (ingediend door de heer Koen Geens en mevrouw Katja Gabriëls) is hier consulteerbaar.

Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem

Bekendmaking: een bijkomende voorwaarde voor tegenwerpelijkheid; geen voorwaarde voor bijkomende tegenwerpelijkheid

Het uitgangspunt in het gemeen vermogensrecht is dat een rechtshandeling in de regel tegenwerpelijk is aan derden louter door haar bestaan. De draagwijdte daarvan moet niet worden overschat. Derden moeten rekening houden met de goederenrechtelijke vermogenstoestand van hun tegenpartij zoals die volgt uit de betrokken rechtshandeling. Derden zijn uiteraard niet gehouden tot de verbintenissen volgend uit de rechtshandeling.

Naast de overdracht of vestiging van zakelijke rechten is tegenwerpelijkheid belangrijk voor twee andere vraagstukken: de bevoegdheid van vertegenwoordigers en de inhoud van onlichamelijke rechter zoals een aandeel. Grenzen aan de bevoegdheid van een vertegenwoordiger zijn in principe tegenwerpelijk aan derde. De inhoud van onlichamelijke rechten (bv. een schuldvordering op naam, een aandeel in een maatschap) heeft in beginsel ook zakelijke werking, wat betekent dat het tegenwerpelijk is aan derden.

Tegenwerpelijkheidsregels leggen een onderzoekslast op

In de praktijk betekent dit dat derden die zekerheid willen, de last dragen om een legitimatie te vragen van of te verifiëren bij de opdrachtgever (bij vertegenwoordiging), de schuldenaar (bij een schuldvordering op naam) of de emittent (bij aandelen). Een regel van tegenwerpelijkheid is daarmee een gedragsregel: het legt een last op om een bepaalde controle te doen. 

Continue reading “Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem”

Oprichting leerstoel Business Compliance

VBO FEBGhent UniversityUniversity of Liège richten een leerstoel op inzake business compliance.

In diverse domeinen worden ondernemingen geconfronteerd met allerlei innovatieve vormen van compliance. Aan het naleven van die nieuwe regels zijn voordelen verbonden. Het niet-naleven van complianceregels kan dan weer aanleiding geven tot sancties. Ondanks de spectaculaire groei van compliance, blijft het antwoord op belangrijke vragen (Wie bepaalt complianceregels? Hoe worden ze opgevolgd? Hoe worden ze afgedwongen?) nog onduidelijk. De verhouding tussen die nieuwe vormen van ‘regels’ en traditionele regels (wetgeving), evenals de verhouding tussen ondernemingen en overheid doen ook vragen rijzen.

De leerstoel zal het concept ‘business compliance’ conceptualiseren om tot een beter begrip van het fenomeen te komen. Leerstoelhouders zijn Hans De Wulf en Roman Aydogdu.

Op 15 maart aanstaande wordt de leerstoel boven het doopvont gehouden in aanwezigheid van de rectoren Rik Van de Walle en Anne-Sophie Nyssen. Bijkomende academische input wordt geboden door Marie-Anne Frison-Roche (𝒎𝒂𝒇𝒓)Hein Lannoy formuleert enkele bedenkingen vanuit de praktijk.

Met deze leerstoel wil het VBO FEB het fenomeen compliance op wetenschappelijk verantwoorde manier op de kaart zetten.

Inschrijven voor dit lanceringsevent is gratis (en kan hier) en een must voor eenieder die, op diverse wijze, met compliance in aanraking komt.

Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’

Cass. 9 februari 2023

Eerder besteedden we hier aandacht aan Cass. 18 maart 2022 dat stelde dat een bestuurder van een vennootschap slechts een onderneming in formele zin indien die bestuurder een ‘organisatie’ vormt. Die rechtspraak – hoewel sterk bekritiseerd door een meerderheid van de doctrine – wordt bevestigd door een (Franstalig) arrest van 9 februari 2023. Voor zover me bekend is er nog geen Nederlandstalige cassatie-rechtspraak hieromtrent.

Continue reading “Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’”

Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten

Een volkomen rechtspersoon wordt er niet minder volkomen op louter doordat hij in een groepsstructuur zit. Een groepsvennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is dan ook in de regel niet aansprakelijk voor de schulden van andere groepsvennootschappen. Kredietgevers beperken daarom typisch het insolventierisico door meerdere groepsvennootschappen samen te doen instaan voor de terugbetaling ervan. Dat kan bijvoorbeeld door die vennootschappen zich hoofdelijk te doen verbinden.

Dat was ook het geval in een zaak waarover de Nederlandse Hoge Raad zich recent heeft gebogen. Een Nederlandse B.V. verbindt zich hoofdelijk voor kredieten van haar zustervennootschap. Daarop gaat de B.V. failliet. De curator betaalt het krediet voor een groot stuk terug aan de bank. De rest van het krediet lost de (niet-failliete) zustervennootschap zelf af. De curator van de B.V. neemt vervolgens regres op de zustervennootschap. De boedel heeft immers, zo verdedigt de curator, meer aan de bank betaald dan de B.V. diende bij te dragen in de interne verhouding met haar zustervennootschap.

De vraag is dan: wat is die interne verhouding?

Continue reading “Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten”

EU-US Comparative Perspectives on Sustainable Finance Law – 3 maart 2023 (Leuven/Yale) 

Sustainable (Finance) Law is een belangrijk onderwerp. Het Jan Ronse Instituut voor Vennootschaps- en Financieel Recht organiseert hierover een conferentie samen met de Yale Law & Business Society. De uitnodiging voor deze gratis conferentie, die vanop afstand te volgen is, wordt hieronder hernomen.

We are pleased to invite you to our conference on Comparative Perspectives on Sustainable Finance Law, jointly organized by the Yale Law & Business Society and the Jan Ronse Institute, on 3. March 2023.

Regulators on both sides of the Atlantic are reshaping the financial rulebook to support the transition towards a more sustainable economy. The conference offers a pioneering forum to compare sustainable finance regulations in force in the EU with the regulatory initiatives that are now proposed in the U.S. Identifying similarities or insurmountable differences between the EU and US approaches towards sustainable finance will shed light on which, if any, common transatlantic transformations of the financial system are to be expected.

The conference opens with a keynote speech by Professor Veerle Colaert, discussing the conflicts arising between sustainable finance and traditional objectives of financial regulation. The speech is followed by four legal expert panels, addressing the relationship between sustainability and investor protection, financial stability, monetary policy and corporate governance.  Jan Ronse institute members Arnaud Van Caenegem, Joeri De Smet, Pieterjan Heynen, Tom Vos and Marleen Och will present on the various panels.

The conference takes place on 3 March 2023 at Yale Law School.

Interested participants can view the programme and register for free via the following link: https://yaleconnect.yale.edu/YLBS/rsvp_boot?id=1958192.

A Zoom link for online participation will be sent to all registered participants.

We look forward to entering the discussion with you on this important topic.

Save the date: op donderdag 1 juni 2023 nieuwe editie van ‘disputatio’

Na een gesmaakte eerste editie vorig jaar, wil Corporate Finance Lab ook dit jaar een ‘disputatio’ organiseren: een scherp debat over actuele stellingen in de interessesfeer van de blog.

Het programma ligt nog niet vast. Zoals bij een huwelijk hebben datum en zaal prioriteit en kan daarna wel worden gezocht naar een echtgenoot. Dit biedt voor u als lezer ruimte om suggesties te doen over thema’s of stellingen. Dit kan via de comments hieronder of desnoods via een e-mail.

We kijken er naar uit!

Belgische wetgever geeft gevolg aan Europese UBO-rechtspraak: legitiem belang vereist voor toegang UBO-register

Een gastblog van Marie-Aude Deslandes, Sophie Deckers en Emilie Bogaerts

In een arrest van 22 november 2022 oordeelde het Hof van Justitie dat de toegankelijkheid tot de informatie over de uiteindelijke begunstigden in alle gevallen voor elk lid van de bevolking, zoals opgelegd door de Antiwitwasrichtlijn (2018/843), disproportioneel is (zie hierover deze post). Volgens het Hof vormt deze bepaling een ernstige inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens (art. 7 en 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie). De UBO-gegevens kunnen immers door eenieder worden opgezocht, opgeslagen en verspreid, hetgeen zou kunnen leiden tot misbruiken. Ook al streeft de bepaling een doelstelling van algemeen belang na die een inmenging zou kunnen rechtvaardigen (m.n. antiwitwasbestrijding), het Hof meent dat voorliggende inmenging niet beperkt is tot het strikt noodzakelijke en niet evenredig is met het nagestreefde doel.

De Belgische wetgever heeft de bepalingen van de Belgische Antiwitwaswetgeving, op grond waarvan elk lid van de bevolking het UBO-register kon raadplegen, aangepast. Op 17 februari 2023 verscheen de Wet tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (hierna de “Wijzigingswet“) in het Belgisch Staatsblad. Voortaan zal een natuurlijke persoon of rechtspersoon die toegang wenst tot de gegevens in het UBO-register, hiervoor een legitiem belang moeten aantonen.

Wat moet worden verstaan onder een legitiem belang, wordt verduidelijkt in een Koninklijk besluit (KB tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register), eveneens op 17 februari 2023 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het legitiem belang moet in elk geval kaderen in de voorkoming van het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en verbonden onderliggende activiteiten, zoals gedefinieerd in de Antiwitwaswet (hierna “Antiwitwasbestrijding“). Het KB verduidelijkt dat de aanvrager over een legitiem belang beschikt, indien hij aan één van volgende voorwaarden voldoet: 

  • de aanvrager heeft een doel of voert op duurzame en effectieve wijze activiteiten uit in verband met Antiwitwasbestrijding;
  • de aanvrager treedt op in rechte in het kader van het doel of activiteiten in verband met Antiwitwasbestrijding, met het oog op de verdediging van een belang dat verband houdt met dat doel of die activiteiten; of
  • de aanvrager zal een economische relatie aangaan of verrichtingen uitvoeren met een informatieplichtige en de aanvrager is betrokken in activiteiten die kaderen in Antiwitwasbestrijding

 Het kan gaan om bv. onderzoeksjournalisten of NGO’s die betrokken zijn bij Antiwitwasbestrijding.

In praktijk wordt de toegang dus grotendeels afgeschermd voor het grote publiek. Natuurlijke personen en rechtspersonen die niet betrokken zijn bij Antiwitwasbestrijding, hebben geen toegang. Een groot deel van de actoren die wel betrokken zijn bij Antiwitwasbestrijding (bv. omdat zij hiertoe wettelijk verplicht zijn) hadden reeds toegang tot het register, m.n. als bevoegde autoriteiten of onderworpen entiteiten.

Marie-Aude Deslandes, Sophie Deckers en Emilie Bogaerts

Advocaten bij Schoups

‘Une trop rude épreuve’: het beperkte toepassingsgebied van art. 1.8 § 6 BW

Art. 1.8 § 6 van het nieuw BW bevat een ‘belangenconflictenregeling van gemeen recht’:

“Wie voor rekening van een ander rechtshandelingen moet verrichten, mag niet optreden als tegenpartij van die andere noch in geval van een belangenconflict. Een dergelijke rechtshandeling is nietig, tenzij de vertegenwoordigde hiermee uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft ingestemd.”

De wetgever heeft hiermee uitdrukkelijk niet willen innoveren, doch slechts rechtspraak van het Hof van Cassatie willen codificeren (Verantwoording Amendement 9 van Geens c.s., Parl. St. 2021-22, nr 55-1805/03, p. 13):

“De nieuwe § 6 bevestigt de regel dat een vertegenwoordiger in die hoedanigheid niet mag optreden wanneer hij een strijdig belang heeft met de vertegenwoordigde. Deze regel werd bevestigd door het Hof van Cassatie en als algemeen rechtsbeginsel erkend (Cass. 18 maart 2004, C.02 0249.N)
en is terug te vinden in buitenlandse wetboeken en modellen (bv. art. II-6:109 DCFR).”

Het voornoemde arrest van het Hof van Cassatie (zie ook eerder in gelijkaardige zin Cass. 7 december 1978, AC 1978, 409) stelt:

“Overwegende dat het een algemeen rechtsbeginsel is dat degene die voor rekening van een ander rechtshandelingen moet stellen, daarbij niet mag optreden als tegenpartij van die andere; dat dergelijke handeling uit haar aard nietig is; Dat daaruit volgt dat een lasthebber in de uitvoering van zijn mandaat niet mag optreden als tegenpartij van zijn lastgever ter zake van de te verrichten rechtshandeling;”

Meteen valt een verschilpunt op: waar het cassatie-arrest enkel spreekt over de hypothese dat de vertegenwoordiger ook tegenpartij is bij de vertegenwoordigingshandeling, omvat de nieuwe wetsbepaling ook de hypothese dat de vertegenwoordiger ook een strijdig belang heeft met de vertegenwoordigde.

Het is wellicht deze laatste toevoeging die bij sommigen voor ongerustheid zorgt. Het roept immers de vraag op wat deze ‘belangenconflictenregeling van het BW’ toevoegt aan de belangenconflictenregeling toe die het WVV, voor bepaalde organisatievormen, voor bepaalde hypotheses oplegt. De wetgever zelf zag de mogelijke interferentie wel, maar de toelichting bij hoger geciteerd amendement laat wel de mogelijkheid open dat het BW iets toevoegt aan de verplichtingen van de regeling van het BW: “Deze bepaling
doet geen afbreuk aan bijzondere regels zoals in het vennootschapsrecht
of het publiekrecht.

Continue reading “‘Une trop rude épreuve’: het beperkte toepassingsgebied van art. 1.8 § 6 BW”

IEAF Call for Papers: The Perpetual Renewal of European Insolvency Law

The INSOL Europe Academic Forum (IEAF) is inviting submission for its 19th annual conference, taking place from Wednesday 11 – Thursday 12 October 2023 in Amsterdam (the Netherlands). Expressions of interest are invited for the delivery of research papers within the overall theme of the academic conference: “The Perpetual Renewal of European Insolvency Law”.

The conference is intended to focus on, inter alia, the following overall topics:

Continue reading “IEAF Call for Papers: The Perpetual Renewal of European Insolvency Law”

%d bloggers like this: