European Company Law Journal: ‘Parent Company Liability after Okpabi v Shell’

Earlier this year, the England and Wales Court of Appeal issued its much-anticipated ruling in Okpabi et al. versus Royal Dutch Shell et al. The judgment addresses important questions in relation to a parent company’s liability for damage caused by its subsidiaries.

A previous blog post ‘Parent Companies Are Not Parents, Subsidiaries Are Not Children’, argued that the Court of Appeal has given a strong signal that England will not lead the way in opening up new avenues to get into the ‘deep pockets’ of parent companies to address harms caused by their subsidiaries around the world.

Building on the blog post, a recent article in the European Company Law Journal presents a further analysis of the case and discusses the implications of the ruling for companies and regulators in the future.

Imperium delinquere potest

Artikel 5 Sw. gewijzigd

In het Staatsblad van 20 juli 2018 (eerste editie) verscheen de Wet van 11 juli 2018 tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft (zie hier voor de parlementaire fiche). Na inwerkingtreding zal artikel 5 Sw. als volgt luiden:

“Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor de misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of die, zoals blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd.

Met rechtspersonen worden gelijkgesteld:
1° tijdelijke handelsvennootschappen en stille handelsvennootschappen;
2° vennootschappen bedoeld in artikel 2, § 4, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen, alsook handelsvennootschappen in oprichting;
3° burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen.

De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen sluit die van de natuurlijke personen, die daders zijn van dezelfde feiten of eraan hebben deelgenomen, niet uit.”

Vergeleken met de huidige tekst houdt dit twee belangrijke wijzigingen in. Continue reading “Imperium delinquere potest”

Revised €1,3 billion settlement in the Fortis case approved by Dutch court

On 13 July 2018, the Court of Amsterdam approveda revised €1.308,5 million class action settlement between Ageas (Fortis’ legal successor) and four claimant organizations ((VEB, Deminor, SICAF and Stichting FortisEffect) concerning allegedly false or misleading statements by Fortis during the financial crisis in 2007 and 2008. In an earlier decision of 16 June 2017, the court had declined to approve the settlement (discussed on this blog here). According to the court, the main reasons for this where the unjustified differences in compensation awarded to “active claimants” (those who filed a legal procedure or registered with any of the claimant organizations) and “non-active claimants” (those who didn’t), as well as the exorbitant fees for the claimant organizations.

After the court’s first decision, the parties reached a new settlement agreementon 12 December 2017, which took into account the court’s criticism and included a €100 million increase in the settlement amount. This time, ConsumentenClaim, one of the most important opponents during the first trial, also supported the agreement. Although the court remained critical for one of the claimant organizations (VEB), the court now approved the settlement and declared it binding on all shareholders that do not opt out within five months. This way, more than ten years after the facts, the shareholders of Fortis will get compensation and Ageas can leave this legacy behind.

Continue reading “Revised €1,3 billion settlement in the Fortis case approved by Dutch court”

Are loyalty voting rights efficient?

Some reflections on the Belgian proposals

Especially after the financial crisis, many people have drawn attention to the problem of short-termism. There are many possible strategies to address this problem, including awarding additional voting rights to loyal shareholders (“loyalty voting rights”). Both France and Italy have introduced loyalty voting rights, and now the Belgian proposal for a new Companies and Associations Code also contains the possibility of loyalty voting rights in listed companies (discussed in previous blog posts here and here).

Of course, this raises the question how effective loyalty voting rights, as proposed in the Belgian Company Law Reform, are in addressing the short-termism problem. In this blog post, I argue that loyalty voting rights are unlikely to increase the holding periods of investors, as the evidence suggests that they are only used by the controlling shareholders. However, loyalty voting rights will allow a controlling shareholder to insulate itself from short-term market pressures. On the other hand, insulation also comes with the disadvantage of higher agency costs.

Therefore, I argue that loyalty voting shares are in fact nothing else than a type of control-enhancing mechanism. This implies that shareholders should be protected against midstream introductions of loyalty voting rights. On this ground, I question the wisdom of lowering the threshold to introduce loyalty voting rights, as the Belgian legislator is proposing, inspired by the French and Italian examples. In addition, I propose an additional majority for the introduction of loyalty voting rights, inspired by the idea of “majority of the minority” approval.

Continue reading “Are loyalty voting rights efficient?”

Personenvennootschappen in het ontwerp-WVV: welke regels vallen op door hun afwezigheid of behoud?

Met een gastrol voor ‘gold-plating’

Een wetgevend project kenmerkt zich evenzeer door wat het niet wijzigt, als door wat het wel wijzigt. Dat op vlak van bestuursaansprakelijkheid de bestaande minderheidsvordering, ondanks evidente gebreken, niet werd opgelapt in het ontwerp-WVV zegt even veel over de maatschappelijke keuzes van het ontwerp als de invoering van een ‘cap’ op bestuursaansprakelijkheid.

Vorige posts behandelden enkele opvallende nieuwigheden voor maatschap, VOF en CommV. Het ontwerp behoudt ook veel; vele bepalingen zijn nog altijd een on- of nauwelijks gewijzigde kopie van de bepalingen uit art. 1832 e.v. van de Code civil  van 1804 (maatschap) of de Vennootschapswet van 1873 (VOF en CommV).

Deze post behandelt kort enkele regels die opvallen door dat ze bleven of ongeregeld werden gelaten. En soms is dit ook relevant voor de meer courante vennootschapsvormen. Continue reading “Personenvennootschappen in het ontwerp-WVV: welke regels vallen op door hun afwezigheid of behoud?”

‘Invoering van de samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid zal leiden tot een explosie van aansprakelijkheids-vorderingen’

Professor Matthias Storme (KU Leuven) over hervorming van het verbintenissenrecht

In het meest recente nummer van de Juristenkrant analyseert Professor Storme in een prikkelend opiniestuk de hervorming van het burgerlijk wetboek, vooral het luik verbintenissenrecht (“Een nieuw verbintenissenrecht: oude wijn in oude zakken”,  Juristenkrant 2018, afl. 372, 17 – zonder paywall ook hier te lezen). Zijn uitgangspunt is dat de hoge aanpassingskost van een nieuw wetboek enkel verantwoord is indien dit opweegt tegen de verbeteringen die zo’n nieuw wetboek brengt. Zijn conclusie is dat dit niet het geval is in het voorliggende ontwerp.

Interessant is dat deze bijdrage ook aandacht besteedt aan de opheffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent, die eerder ook hier op deze blog aan bod kwam: Continue reading “‘Invoering van de samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid zal leiden tot een explosie van aansprakelijkheids-vorderingen’”

Verplicht bod en meervoudig stemrecht

Hoe het WVV de Overnamerichtlijn schendt en het verplicht bod uitholt

Inleiding

Ondertussen is het algemeen bekend onder vennootschapsjuristen en lezers van Corporate Finance Lab dat het WVV het loyauteitsstemrecht zal toelaten voor genoteerde vennootschappen (zie eerder op deze blog hier). Minder algemeen bekend is misschien dat ook winstbewijzen met meervoudig stemrecht mogelijk worden, zelfs in de genoteerde NV en zonder loyauteitsvoorwarde. Los van de fundamentele wenselijkheidsvragen die dergelijke afwijkingen van het “one share, one vote” beginsel oproepen, rijst er ook een juridisch-technische vraag: hoe verhoudt dit meervoudig stemrecht zich tegen drempels die geformuleerd worden als een bepaald percentage van “de effecten met stemrecht” of “de stemrechten”, en meer bepaald met de drempel voor het verplicht openbaar bod?

In deze blogpost bespreek ik de nieuwe bepaling in het WVV die stelt dat de 30% grens voor het verplicht openbaar bod moet berekend worden als “30% van de effecten met stemrecht”, en dus niet als 30% van de stemrechten. In de woorden van de memorie van toelichting wordt het (eventueel) dubbel stemrecht voor loyale aandeelhouders en het (eventueel) meervoudig stemrecht voor winstbewijshouders “geneutraliseerd” voor doeleinden van het verplicht bod. Als een aandeelhouder bijvoorbeeld 25% van de aandelen in zijn bezit heeft, maar door het dubbel loyauteitsstemrecht of door het houden van één enkel winstbewijs met meervoudig stemrecht, meer dan 30% van de stemrechten bezit, dan moet hij volgens het WVV geen verplicht bod uitbrengen.

Ik zal argumenteren dat dit (1) in strijd is met de tekst van de Overnamerichtlijn, en (2) in strijd is met de ratio van het verplicht bod. Ten slotte zal ik ook enkele opties bespreken voor hoe de verhouding tussen meervoudig stemrecht en verplicht bod anders kan worden opgelost, met verwijzingen naar Frankrijk en Italië.

Continue reading “Verplicht bod en meervoudig stemrecht”

‘De hernieuwde remuneratieregeling van curatoren creëert geen oplossing voor de lege boedelproblematiek’

Frederik De Leo, Roel Verheyden en Dennis Cardinaels in De Juristenkrant

In het recentste nummer van De Juristenkrant verscheen een bijdrage over de hernieuwde remuneratieregeling van curatoren, geschreven door Frederik De Leo (KU Leuven/UHasselt), Roel Verheyden (KU Leuven) en Dennis Cardinaels (University of Leeds, UK). Een eerste commentaar bij het KB van 26 april 2018 houdende vaststelling van de regels en barema’s tot bepaling van de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen kon u reeds hier lezen.

In deze bijdrage betreuren de auteurs dat het KB geen oplossing formuleert voor de zogenaamde lege boedelproblematiek. Zo schrijven zij het volgende: Continue reading “‘De hernieuwde remuneratieregeling van curatoren creëert geen oplossing voor de lege boedelproblematiek’”

%d bloggers like this: