Eerder schreef hier Professor Evelyne Terryn over de verregaande inperking van de contractsvrijheid in de “B2B”-context: door de Wet van 4 april 2019:
“Tot hiertoe liet het Belgisch recht enkel een controle toe van onrechtmatige bedingen in overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten. Na de inwerkingtreding van de nieuwe wet, zullen de rechters ook controle kunnen uitoefenen over overeenkomsten tussen ondernemingen.
De regeling krijgt een bijzonder ruim toepassingsgebied. Het gaat om alle overeenkomsten tussen ondernemingen (in de ruime zin van Boek VI). Er is geen beperking wat de grootte van de ondernemingen betreft. Alleen voor ‘financiële diensten’ en voor ‘overheidsopdrachten en contracten die daaruit voortvloeien’ geldt een uitzondering. Men kan zich afvragen of en hoe dit onderscheid te rechtvaardigen valt. Kernbedingen blijven uitgezonderd van controle maar alleen als ze ‘duidelijk en begrijpelijk’ zijn opgesteld. Anders dan bijv. in Nederland, is de Belgische regeling evenmin beperkt tot standaardcontracten.
De controle zal gebeuren aan de hand van een ‘zwarte’ lijst (in alle omstandigheden onrechtmatig) van vier clausules; een ‘grijze’ lijst (vermoeden van onrechtmatigheid) van acht clausules en een algemene norm die, net als bij consumenten, bedingen verbiedt die, ‘alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de omstandigheden bij het sluiten van het contract, de algemene economie van het contract, ‘alle geldende handelsgebruiken’ en de andere bedingen van het contract of een samenhangend contract. Ook de duidelijkheid en begrijpelijkheid is een element bij de beoordeling.
Net als in de B2C verhouding, bestaat de sanctie ook hier uit de nietigheid van de clausule. Het gaat in de regel om een partiële nietigheid. Enkel indien de overeenkomst zonder deze clausule niet kan voortbestaan, kan de nietigheid van een clausule leiden tot de nietigheid van de volledige overeenkomst.
De invulling van dergelijke algemene norm in een B2B context zal allicht aanleiding geven tot discussie en clausules die onrechtmatig zijn in een B2C context kunnen niet zonder meer onrechtmatig worden bevonden in een B2B context.”
Over deze verboden bedingen, maar ook over misbruik van economisch afhankelijkheid, de nieuwe regels inzake marktpraktijken en de nieuwe regels inzake handhaving van het mededingingsrecht (Wet van 2 mei 2019) organiseert de KU Leuven op 17 oktober 2019 een studiemiddag: Continue reading “Nieuw economisch recht in B2B relaties: mededinging, misbruik van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke handelspraktijken”