Eén van de meest belangwekkende voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel tot implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn (zie voor een eerste analyse reeds de eerdere blogpost van Jasper Van Eetvelde) zijn de uittredingsrechten voor minderheidsaandeelhouders die niet instemmen met de grensoverschrijdende fusie, splitsing of omzetting. In een eerdere post besprak ik reeds enkele fundamentele bedenkingen bij uittredingsrechten voor minderheidsaandeelhouders. Deze post gaat op zijn beurt dieper in op de krachtlijnen van de voorgestelde uittredingsrechten in het wetsontwerp alsook op enkele procedurele aandachtspunten voor de minderheidsaandeelhouder (en diens adviseur) die er na implementatie gebruik van wenst te maken. Het is namelijk vooral de minderheidsaandeelhouder voor wie de vraag “should I stay or should I go” echt relevant is.
Continue reading “Uittredingsrechten bij implementatie Mobiliteitsrichtlijn: enkele aandachtspunten”Month: March 2023
Insolventie-en mededingingsrecht: zeker niet in isolatie
In een vroegere post bracht prof. dr. Stijn De Dier het nevelachtige grensgebied tussen het insolventierecht en het mededingingsrecht onder de aandacht (zie uitgebreider, S. De Dier, W. De Meester en M. Vanmeenen, “Insolventierecht en mededingingsrecht : living apart, belonging together?” in J. Blockx en G. Straetmans (eds.), Eerlijke en vrije mededinging: wijsheid is maat, Antwerpen, Intersentia, 2021, 113-136). Dit grensgebied is behoorlijk dichtbevolkt maar nog slechts beperkt in kaart gebracht. De actualiteit helpt een handje.
In het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag kon Proximus de hand leggen op de activiteiten van Edpnet, “een onafhankelijke operator (…) die zowel in België als in Nederland actief is, en ook al jaren groothandelsklant van Proximus is.”.
In het debat voor de Ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde werd vrij uitgebreid stilgestaan bij de mededingingsrechtelijke gevolgen van een overname door Proximus. De rechtbank oordeelde hierbij terecht dat de overname niet aanmeldingsplichtig was bij de BMA. Andere mededingingsrechtelijke bezwaren werden niet weerhouden en de gevorderde machtiging tot overdracht werd verleend.
De kous is hiermee echter niet af. Met verwijzing naar het zeer recente arrest Towercast (16 maart 2023) van het Europees Hof van Justitie, heeft de Belgische Mededingingsautoriteit een onderzoek geopend naar een mogelijk misbruik van machtspositie door Proximus.
In dit arrest oordeelde het Hof van Justitie dat art. 21, lid 1, van verordening (EG) nr. 139/2004 (de “EG-concentratieverordening”) aldus moet worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een concentratie van ondernemingen die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van deze verordening, die onder de in het nationale recht vastgestelde drempels voor een verplichte ex-antecontrole blijft en die geen aanleiding heeft gegeven tot verwijzing naar de Europese Commissie overeenkomstig artikel 22 van die verordening, na analyse door een nationale mededingingsautoriteit in het licht van de mededingingsstructuur op een markt met een nationale dimensie wordt aangemerkt als een krachtens artikel 102 VWEU verboden misbruik van een machtspositie.
Het valt af te wachten hoe de BMA zal oordelen maar nu reeds staat vast dat een concentratie niet langer “free to go” is wanneer de aanmeldingsdrempels niet worden gehaald. De deur wordt hiermee opengezet voor ontevreden concurrenten/leveranciers/afnemers om een overname – ook na machtiging door de insolventierechtbank – alsnog aan te vechten bij de BMA.
En zo wordt het grensbied tussen het insolventierecht en het mededingingsrecht nog wat relevanter voor de praktijk.
Continue reading “Insolventie-en mededingingsrecht: zeker niet in isolatie”Over (evidente?) prioriteiten
Met enige vertraging werd zonet het wetsontwerp houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit gepubliceerd. Zo zou deze post kunnen beginnen, maar het is blijkbaar nog even afwachten.
Dan maar iets anders. De voorbije dagen is veel commotie ontstaan omtrent de onfortuinlijke behandeling die houders van AT1 obligaties (zogenaamde CoCo’s) uitgegeven door Credit Suisse te beurt is gevallen. Deze commotie houdt dan voornamelijk verband met het feit dat aandeelhouders van Credit Suisse een minieme restwaarde behouden, terwijl de AT1 obligaties volledig van tafel worden geveegd.
Continue reading “Over (evidente?) prioriteiten”Harmonisation of EU Insolvency Law: Is Europe Welcoming the New Commission’s Proposal?
With the publication of its Proposal for a Directive on the harmonisation of certain aspects of insolvency law in December 2022 (Proposal), the European Commission has moved into unchartered territory. The first responses have been divergent. Some commentators indicated that (part of) the Proposal is farfetched and at odds with currently well-functioning domestic insolvency legislation in EU Member States, whereas others had clearly hoped for more extensive proposals for harmonisation.
To explore the Proposal in further detail, the Conference on European Restructuring and Insolvency Law (CERIL) organises an international conference on 20 and 21 April 2023 in Leiden (the Netherlands). The CERIL Conference will bring together experts from practice, academia, and the bench who will assess the topics proposed for harmonisation. As input for the Conference itself, CERIL conducts a survey collecting views from across Europe on the reception of this new Proposal.
Commission Proposal to harmonise certain aspects of insolvency law
On 7 December 2022, the European Commission presented its long expected legislative proposal for a directive to harmonise certain aspects of insolvency law (COM/2022/702 final). With the aim to contribute to the development of a Capital Markets Union, the Commission has put forward this Proposal on corporate insolvency rules. More specifically, the Commission aims to make substantive insolvency regimes more coherent by reducing legal uncertainty. It also aims to promote cross-border investment.
With the objective of harmonising ‘certain aspects of insolvency law’, the Proposal covers a variety of more or less separate topics, including (i) avoidance actions, (ii) asset tracing, (iii) pre-pack proceedings, (iv) directors’ duty to file, (v) winding-up of insolvent micro-enterprises, (vi) creditors’ committees, and lastly (vii) measures enhancing the transparency of national insolvency laws.
Should I stay or should I go?
Een eerste verkenning van de grensoverschrijdende omzetting naar aanleiding van het wetsontwerp van 15 maart 2023
Met een wetsontwerp van 15 maart 2023 maakt de Belgische wetgever werk van de implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn. De geharmoniseerde procedure voor grensoverschrijdende omzettingen daarin voorzien zal bij Belgische vennootschappen én vennootschappen in andere lidstaten The Clash-gewijs de vraag oproepen: ‘blijven ze’ of ‘gaan ze’ middels een omzetting?
Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023
Terwijl het verzamelde Belgische insolventielandschap (de volle 10 M/V/X) angstvallig de website van De Kamer opvolgt in afwachting van de publicatie van het wetsontwerp tot implementatie van de Herstructureringsrichtlijn, gaat het gewone leven verder, los van flashy onderwerpen zoals categorieën van schuldeiseisers, cram-downs en bestuurder-ondernemers.
In een arrest van het Hof van Cassatie van 9 februari 2023 stond het eerder doordeweekse art. XX.79. § 1 WER centraal.
Indien de rechtbank oordeelt dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde schendt, mag zij bij een met redenen omklede beslissing en vooraleer recht te doen, aan de schuldenaar toestaan een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers voor te leggen volgens de pleegvormen van artikel XX.77.
Continue reading “Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023”
Grondwettelijk Hof spreekt over de kwalificatie van een bestuurder als onderneming; zegt niets
Grondwettelijk Hof, arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023
In een arrest van gisteren 16 maart 2023 diende het Grondwettelijk Hof zich uit te spreken over de kwalificatie van een bestuurder als een onderneming. Zoals bekend is dit vooral relevant voor de toepassing van het insolventierecht op bestuurders. De Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, had de volgende prejudiciële vragen gesteld :
EU Listing Act – voorstel tot herziening van de Prospectusverordening, MAR en de Noteringsrichtlijn
Een post door gastbloggers Joris De Wolf, Bert Antonissen en Thijs Keuleers (Eubelius)
De Europese Commissie presenteerde op 7 december 2022 haar Listing Act Package, een geheel van maatregelen om kapitaalmarkten aantrekkelijker te maken voor Europese ondernemingen, en in het bijzonder voor KMO’s.
De Listing Act beoogt om – via beperkte technische aanpassingen – de kosten verbonden aan een beursnotering te beperken en de rechtszekerheid voor emittenten te verhogen, zonder daarbij afbreuk te doen aan beleggersbescherming en marktintegriteit.
De Listing Act omvat de volgende voorstellen:
- herziening van de Prospectusverordening (2017/1129), Verordening Marktmisbruik (596/2014) en MiFIR (600/2014)
- invoering van een nieuwe richtlijn met betrekking tot meervoudig stemrecht-structuren voor emittenten op KMO-groeimarkten
- intrekking van de Listing Directive (2001/34/EC) en herziening van MiFID II (2014/65/EU)
De voornaamste wijzigingen aan de Prospectusverordening, de Verordening Marktmisbruik en de Listing Directive worden toegelicht in deze presentatie.
Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? – Wetsvoorstel boek 6 BW
Een gastblog van Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)
Het wetsvoorstel houdende boek 6 (buitencontractuele aansprakelijkheid) in het Burgerlijk Wetboek, ingediend op 8 maart 2023, stelt een einde aan het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en aan de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.
Het einde van het samenloopverbod zal in de praktijk weinig veranderen. Artikel 6.4 § 1 BW stelt weliswaar dat “de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid toepassing [vinden] tussen medecontractanten”, maar voegt er meteen aan toe dat de contractspartij die wordt aangesproken op buitencontractuele grondslag de verweermiddelen kan inroepen voortvloeiend uit het contract.
Het verlaten van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent zal daarentegen zeer ingrijpende gevolgen hebben. De uitvoeringsagent (“hulppersoon” in het BW) zal rechtstreeks aangesproken kunnen worden door de medecontractant van zijn opdrachtgever en artikel 6.4 § 2 BW beperkt zich ertoe te stellen dat de hulppersoon “dezelfde verweermiddelen [kan] inroepen als” de verweermiddelen die zijn opdrachtgever kan inroepen tegen diens medecontractant. Een gelijkaardige bewoording vond men reeds in artikel 5.89 BW volgens hetwelk de hulppersoon die wordt aangesproken door de medecontractant van zijn opdrachtgever het bevrijdingsbeding kan inroepen dat is overeengekomen tussen zijn opdrachtgever en deze medecontractant.
Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid”
Na het verbintenissenrecht wordt het formele startschot gegeven van de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Het wetsvoorstel (ingediend door de heer Koen Geens en mevrouw Katja Gabriëls) is hier consulteerbaar.
Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem
Bekendmaking: een bijkomende voorwaarde voor tegenwerpelijkheid; geen voorwaarde voor bijkomende tegenwerpelijkheid
Het uitgangspunt in het gemeen vermogensrecht is dat een rechtshandeling in de regel tegenwerpelijk is aan derden louter door haar bestaan. De draagwijdte daarvan moet niet worden overschat. Derden moeten rekening houden met de goederenrechtelijke vermogenstoestand van hun tegenpartij zoals die volgt uit de betrokken rechtshandeling. Derden zijn uiteraard niet gehouden tot de verbintenissen volgend uit de rechtshandeling.
Naast de overdracht of vestiging van zakelijke rechten is tegenwerpelijkheid belangrijk voor twee andere vraagstukken: de bevoegdheid van vertegenwoordigers en de inhoud van onlichamelijke rechter zoals een aandeel. Grenzen aan de bevoegdheid van een vertegenwoordiger zijn in principe tegenwerpelijk aan derde. De inhoud van onlichamelijke rechten (bv. een schuldvordering op naam, een aandeel in een maatschap) heeft in beginsel ook zakelijke werking, wat betekent dat het tegenwerpelijk is aan derden.
Tegenwerpelijkheidsregels leggen een onderzoekslast op
In de praktijk betekent dit dat derden die zekerheid willen, de last dragen om een legitimatie te vragen van of te verifiëren bij de opdrachtgever (bij vertegenwoordiging), de schuldenaar (bij een schuldvordering op naam) of de emittent (bij aandelen). Een regel van tegenwerpelijkheid is daarmee een gedragsregel: het legt een last op om een bepaalde controle te doen.
Continue reading “Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem”
Oprichting leerstoel Business Compliance
VBO FEB, Ghent University, University of Liège richten een leerstoel op inzake business compliance.
In diverse domeinen worden ondernemingen geconfronteerd met allerlei innovatieve vormen van compliance. Aan het naleven van die nieuwe regels zijn voordelen verbonden. Het niet-naleven van complianceregels kan dan weer aanleiding geven tot sancties. Ondanks de spectaculaire groei van compliance, blijft het antwoord op belangrijke vragen (Wie bepaalt complianceregels? Hoe worden ze opgevolgd? Hoe worden ze afgedwongen?) nog onduidelijk. De verhouding tussen die nieuwe vormen van ‘regels’ en traditionele regels (wetgeving), evenals de verhouding tussen ondernemingen en overheid doen ook vragen rijzen.
De leerstoel zal het concept ‘business compliance’ conceptualiseren om tot een beter begrip van het fenomeen te komen. Leerstoelhouders zijn Hans De Wulf en Roman Aydogdu.
Op 15 maart aanstaande wordt de leerstoel boven het doopvont gehouden in aanwezigheid van de rectoren Rik Van de Walle en Anne-Sophie Nyssen. Bijkomende academische input wordt geboden door Marie-Anne Frison-Roche (𝒎𝒂𝒇𝒓). Hein Lannoy formuleert enkele bedenkingen vanuit de praktijk.
Met deze leerstoel wil het VBO FEB het fenomeen compliance op wetenschappelijk verantwoorde manier op de kaart zetten.
Inschrijven voor dit lanceringsevent is gratis (en kan hier) en een must voor eenieder die, op diverse wijze, met compliance in aanraking komt.
Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’
Cass. 9 februari 2023
Eerder besteedden we hier aandacht aan Cass. 18 maart 2022 dat stelde dat een bestuurder van een vennootschap slechts een onderneming in formele zin indien die bestuurder een ‘organisatie’ vormt. Die rechtspraak – hoewel sterk bekritiseerd door een meerderheid van de doctrine – wordt bevestigd door een (Franstalig) arrest van 9 februari 2023. Voor zover me bekend is er nog geen Nederlandstalige cassatie-rechtspraak hieromtrent.
Continue reading “Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’”
Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten
Een volkomen rechtspersoon wordt er niet minder volkomen op louter doordat hij in een groepsstructuur zit. Een groepsvennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is dan ook in de regel niet aansprakelijk voor de schulden van andere groepsvennootschappen. Kredietgevers beperken daarom typisch het insolventierisico door meerdere groepsvennootschappen samen te doen instaan voor de terugbetaling ervan. Dat kan bijvoorbeeld door die vennootschappen zich hoofdelijk te doen verbinden.
Dat was ook het geval in een zaak waarover de Nederlandse Hoge Raad zich recent heeft gebogen. Een Nederlandse B.V. verbindt zich hoofdelijk voor kredieten van haar zustervennootschap. Daarop gaat de B.V. failliet. De curator betaalt het krediet voor een groot stuk terug aan de bank. De rest van het krediet lost de (niet-failliete) zustervennootschap zelf af. De curator van de B.V. neemt vervolgens regres op de zustervennootschap. De boedel heeft immers, zo verdedigt de curator, meer aan de bank betaald dan de B.V. diende bij te dragen in de interne verhouding met haar zustervennootschap.
De vraag is dan: wat is die interne verhouding?
Continue reading “Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten”