Uit een vorige post bleek dat in het WVV het onderscheidingscriterium tussen vennootschappen en verenigingen op papier scherp lijkt, maar bij nader toezien eerder cosmetisch is.
So what? Wordt er wel een maatschappelijk belang gediend door een onderscheid tussen vennootschappen en verenigingen? Waarom zou de wetgever überhaupt nog de vormen van een vereniging of stichting aanbieden? De methodologische twijfel over hun bestaansreden biedt inzicht in de wijze waarop deze vormen, en in het bijzonder hun wettelijke specialiteit, wetgevend moeten worden ingevuld. Deze oefening laat toe ook de oplossingen van het WVV te evalueren. Onze conclusie daarbij is dat de nieuwe regels in belangrijke mate de Belgische verenigings- of stichtingsvormen hun nuttige signaalfunctie ontnemen.
Continue reading “Werd het badstopje uit de kuip van het VZW- en stichtingsrecht getrokken?”