Het vigerende systeem van de immuniteit van de uitvoeringsagent kan worden samengevat in drie eenvoudige regels:
1. De hoofdschuldeiser kan de hoofdschuldenaar contractueel aanspreken, waarbij de hoofdschuldenaar ‘kwalitatief aansprakelijk’ is voor uitvoeringsagenten (rechtspraak, nu gecodificeerd in art. 5.229 BW, waar echter opnieuw de terminologie hulppersonen wordt gebruikt).
2. De hoofdschuldenaar kan een uitvoeringsagent contractueel aanspreken als die zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd.
3. De hoofdschuldeiser heeft in beginsel geen contractuele noch een buitencontractuele vordering op de uitvoeringsagent.
Het wetsvoorstel hervorming van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht (het “Wetsvoorstel”) wil zoals bekend deze immuniteit afschaffen. Het is de derde stap waar het Wetsvoorstel van wil afwijken door de hoofdschuldeiser toch een buitencontractuele vordering te geven. Zie eerder hier. Deze wijziging zou leiden tot nodeloze complicaties.
Complicatie 1: de uitvoeringsagent krijgt twee schuldeisers zonder voorrangsregel. In het systeem van het Wetsvoorstel kan de uitvoeringsagent voortaan door twee schuldeisers worden aangesproken: contractueel door zijn opdrachtgever, de hoofdschuldenaar, en buitencontractueel door de hoofdschuldeiser.
Continue reading “Afschaffing immuniteit uitvoeringsagent zou leiden tot nodeloze complexiteit”