Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten

De wereld na Boek 6 BW

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zelfs als de bestuurder een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de derde de bestuurder in de regel niet buitencontractueel aanspreken. De bestuurder kan contractueel eventueel wel bestuursaansprakelijkheid oplopen t.a.v. de rechtspersoon.

Uiteraard zal niet elke wanprestatie door de vennootschap een bestuursfout uitmaken, ook niet als de betrokken wanprestatie materieel aan de betrokken bestuurder kan worden toegerekend. De betrokken bestuurder kan immers de wanprestatie in het contract met de derde hebben gepleegd in het belang van de vennootschap.

Een civilist heeft het er misschien moeite mee dat een onrechtmatige daad niet per se als onrechtmatig in een contractuele verhouding geldt. Voor een commercialist lijkt het echter evident dat een bestuurder zijn taak goed vervult en toch onrechtmatige daden kan plegen. Meer zelfs: een bestuurder die geen onrechtmatige daden pleegt is wellicht zijn job niet goed aan het uitoefenen.

De bescherming van de immuniteit van de uitvoeringsagent zal na de inwerkingtreding van boek 6 BW wegvallen voor de bestuurder. Soms hoort men wel eens dat dit niet leidt tot een uitbreiding van aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten, dat dit enkel leidt tot een uitbreiding van het aantal eisers dat deze aansprakelijkheid kan inroepen. Dat is niet correct.

Continue reading “Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten”

Afschaffing immuniteit uitvoeringsagent zou leiden tot nodeloze complexiteit

Nieuw boek en binnenkort online seminar

Het vigerende systeem van de immuniteit van de uitvoeringsagent kan worden samengevat in drie eenvoudige regels:

1.     De hoofdschuldeiser kan de hoofdschuldenaar contractueel aanspreken, waarbij de hoofdschuldenaar ‘kwalitatief aansprakelijk’ is voor uitvoeringsagenten (rechtspraak, nu gecodificeerd in art. 5.229 BW, waar echter opnieuw de terminologie hulppersonen wordt gebruikt).

2.     De hoofdschuldenaar kan een uitvoeringsagent contractueel aanspreken als die zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd.

3.     De hoofdschuldeiser heeft in beginsel geen contractuele noch een buitencontractuele vordering op de uitvoeringsagent.

Het wetsvoorstel hervorming van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht (het “Wetsvoorstel”) wil zoals bekend deze immuniteit afschaffen. Het is de derde stap waar het Wetsvoorstel van wil afwijken door de hoofdschuldeiser toch een buitencontractuele vordering te geven. Zie eerder hier. Deze wijziging zou leiden tot nodeloze complicaties.

Complicatie 1: de uitvoeringsagent krijgt twee schuldeisers zonder voorrangsregel. In het systeem van het Wetsvoorstel kan de uitvoeringsagent voortaan door twee schuldeisers worden aangesproken: contractueel door zijn opdrachtgever, de hoofdschuldenaar, en buitencontractueel door de hoofdschuldeiser.

Continue reading “Afschaffing immuniteit uitvoeringsagent zou leiden tot nodeloze complexiteit”

De ‘quasi’ in de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent

Cass. 4 februari 2022 (C.21/0278.F)

De aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten betreft de vraag in welke mate een contractuele schuldeiser een buitencontractuele vordering heeft indien een uitvoeringsagent van zijn schuldenaar door een onrechtmatige daad schade veroorzaakt aan deze contractuele schuldeisers. In de praktijk is een belangrijk toepassingsgeval de aansprakelijkheid van een bestuurder (C) van een rechtspersoon (B) t.a.v. een contractspartner (A) van die rechtspersoon.

In het huidige recht heeft de uitvoeringsagent, een verregaande immuniteit t.a.v. de contractuele schuldeiser van zijn opdrachtgever: A kan C in de regel niet aanspreken. Het oud BW zelf zwijgt hierover; deze immuniteit volgt uit vaststaande rechtspraak sinds het bekende Stuwadoors-arrest uit 1973 (Cass. 7 december 1973, NV Muller-Thomson en NV Wm. H. Muller & cot/ Royal Insurance Company Ltd, Arr. Cass. 1974, 1974, 395; JT 1974, 443; Pas. 1974, 376; RW 1973-1974, 1597, noot J. Herbots). Zie hier, hier en hier voor de wilde plannen m.b.t. de uitvoeringsagent in het ontwerp van nieuw buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht.

Een klassieke uitzondering op de immuniteit van de uitvoeringsagent betreft fouten die ook een misdrijf uitmaken (bv. onvrijwillige slagen en verwondingen). Vandaar dat er meestal sprake is van een ‘quasi-immuniteit’. Een arrest van het Hof van Cassatie van 4 februari 2022 behandelt de vraag of deze uitzondering op een burgerrechtelijke immuniteit veronderstelt dat de betrokken uitvoeringsagent voor de strafrechter werd vervolgd en veroordeeld.

Continue reading “De ‘quasi’ in de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent”

Zorgt het ontwerp van nieuw BW voor een spectaculaire verzwaring van de externe bestuursaansprakelijkheid?

Voorgestelde afschaffing van immuniteit van uitvoeringsagent heeft onvoorziene gevolgen voor handelsverkeer

Het in een vorige post besproken cassatie-arrest van  4 mei 2018 bevestigt nogmaals dat ook de bestuurder van een vennootschap kan genieten van de immuniteit van de uitvoeringsagent indien hij wordt aangesproken door een contractuele schuldeiser van de vennootschap voor de niet-uitvoering van de contractuele verbintenis van die vennootschap:

“Lorsqu’une personne morale agit par un organe pour l’exécution de son obligation contractuelle, celui-ci ne peut être déclaré responsable sur le plan extracontractuel que si le manquement qui lui est reproché a causé un dommage autre que celui résultant de la mauvaise exécution du contrat.

Le moyen, qui, en cette branche, repose sur le soutènement qu’il suffit, pour engager sa responsabilité, que l’organe ait manqué à l’obligation générale de prudence, manque en droit.”

Ik zelf werd, zoals zovelen, ingeleid in de regel van de immuniteit van de uitvoeringsagent door een bespreking van het zgn. “Stuwadoorsarrest” van 7 december 1973. Ik had, zoals zovelen, geen idee wat een stuwadoor of stevedore is. Het bleek “iets in de haven” te zijn. Als student stopte ik dit in het het mentale vakje van kennis die ik wellicht nooit nodig zou hebben. Misschien komt het door mijn koudwatervrees, maar havenwerk sprak me niet aan.

Het onderschatten van de immuniteit van de uitvoeringsagent was een zware vergissing. Continue reading “Zorgt het ontwerp van nieuw BW voor een spectaculaire verzwaring van de externe bestuursaansprakelijkheid?”