Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten

De wereld na Boek 6 BW

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zelfs als de bestuurder een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de derde de bestuurder in de regel niet buitencontractueel aanspreken. De bestuurder kan contractueel eventueel wel bestuursaansprakelijkheid oplopen t.a.v. de rechtspersoon.

Uiteraard zal niet elke wanprestatie door de vennootschap een bestuursfout uitmaken, ook niet als de betrokken wanprestatie materieel aan de betrokken bestuurder kan worden toegerekend. De betrokken bestuurder kan immers de wanprestatie in het contract met de derde hebben gepleegd in het belang van de vennootschap.

Een civilist heeft het er misschien moeite mee dat een onrechtmatige daad niet per se als onrechtmatig in een contractuele verhouding geldt. Voor een commercialist lijkt het echter evident dat een bestuurder zijn taak goed vervult en toch onrechtmatige daden kan plegen. Meer zelfs: een bestuurder die geen onrechtmatige daden pleegt is wellicht zijn job niet goed aan het uitoefenen.

De bescherming van de immuniteit van de uitvoeringsagent zal na de inwerkingtreding van boek 6 BW wegvallen voor de bestuurder. Soms hoort men wel eens dat dit niet leidt tot een uitbreiding van aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten, dat dit enkel leidt tot een uitbreiding van het aantal eisers dat deze aansprakelijkheid kan inroepen. Dat is niet correct.

De bestuurder zal immers t.a.v. contractuele derden ook aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een doen of nalaten dat in de interne verhouding met de vennootschap niet foutief is.

Omgekeerd mag ook niet de vergissing worden gemaakt dat de bestuurder onder boek 6 sowieso aansprakelijk is voor elke wanprestatie van de vennootschap die materieel aan hem toerekenbaar is. Een buitencontractuele vordering van de derde op de bestuurder zal enkel succesvol zijn indien het doen of nalaten van de bestuurder ook een onrechtmatige daad is. Een wanprestatie in de verhouding derde-vennootschap is niet automatisch ook een onrechtmatige daad. Wat mij is dit de grote onbekende van de post-boek 6 wereld: wanneer geldt het meewerken aan of laten gebeuren van een wanprestatie ook als onrechtmatig daad?

Samengevat: een fout is een relatief begrip. Eenzelfde gedraging kan anders beoordeeld worden in de verhouding (i) tussen derde en rechtspersoon (hoofdcontract), (ii) tussen vennootschap en bestuurder (bestuursovereenkomst) en (iii) tussen derde en bestuurder (algemene zorgvuldigheidsvorm en specifieke wettelijke regels). Het komt mij voor dat deze relativiteit in vele analyses wordt miskend.

De relevantie daarvan is niet beperkt tot bestuurders, maar geldt voor alle uitvoeringsagenten.

Dat omvat werknemers, waarbij ik denk dat de ‘zware fout’ anders gewogen moet worden in de verhouding werkgever-werknemer dan in de verhouding werknemer-derde. Denk aan de werknemer die van de werkgever de opdracht krijgt om handelingen te stellen die gelden als een onrechtmatige daad. Of die door targets, wortels en stokken geprikkeld wordt om onvoorzichtig te zijn. Dat kan t.a.v. een derde naar mijn mening niet als verweer worden ingeroepen. In de interne verhouding met de werkgever is het uiteraard wel relevant.

Om het scherp te stellen : ik denk dat er hypotheses zijn waarbij een werknemer een zware fout begaat t.a.v. een derde, maar in de interne verhouding niet aansprakelijk is en zich kan laten vrijwaren door zijn werkgever.

Dus goed en slecht nieuws voor bestuurders en werknemers in de wereld van boek 6 :

  • Niet elke wanprestatie van de vennootschap/werkgever waar ze de hand in hebben zal hen buitencontractueel aansprakelijk maken;
  • Hun toekomstige buitencontractuele aansprakelijkheid zal wel ruimer zijn dan de huidige interne aansprakelijkheid t.a.v. vennootschap/werkgever;
  • Soms zullen ze extern buitencontractueel aansprakelijk zijn en intern recht hebben op contractuele vrijwaring door de vennootschap/werkgever.

Strijdt dat laatste voor bestuurders dan niet met het vrijwaringsverbod van art. 2:58 WVV? Nee want het betreft een hypothese waar de bestuurder geen interne bestuursfout heeft gepleegd. Op de impact van art. 2:58 WVV kom ik in een volgende aflevering terug.

Joeri Vananroye

Author: Joeri Vananroye

Professor of economic analysis of law (KU Leuven), attorney (Quinz)

One thought on “Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten”

Leave a comment