Boek 1 Nieuw Burgerlijk Wetboek (algemeen deel): zoektocht naar oplossingen voor een privaatrecht op maat van de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen (afl. 4.c : Ongeoorloofdheid (wordt een) troef – zie hier voor afl. 4.a)
10. Manke transpositie. Met betrekking tot het geldige voorwerp en de geldige oorzaak is vast te stellen dat de opstellers in de toelichting verwijzen naar Boek 5 (verbintenissen) dat, in zijn huidige stand, betrekking heeft op het contract en op de eenzijdige rechtshandeling (art. 5.125 en 5.126).[1] Het artikel 5.126 van Boek 5 bepaalt dat “elke eenzijdige rechtshandeling (…) onderworpen [is] aan de regels die er eigen aan zijn en, voor zover deze niet ervan afwijken, aan de regels die toepasselijk zijn op de contracten en aan het algemeen regime van de verbintenis”.
De vraag is dus of de rechtshandeling op het vlak van haar voorwerp en oorzaak en hun (on)geoorloofdheid enkel onderworpen is aan de regels die eigen zijn aan de rechtshandeling, dan wel of de rechtshandeling op dit vlak ook onderworpen is aan de regels die toepasselijk zijn op de contracten en aan het algemeen regime van de verbintenis.
In de toelichting bij artikel 1.3, betogen de opstellers dat de regels inzake voorwerp, oorzaak en hun geoorloofdheid met betrekking tot “contracten” ook op rechtshandelingen toepasselijk zijn.[2]
Hun bewering is echter wankel.