Heiploeg: Europees Hof van Justitie geeft groen licht voor een wettelijk vastgelegde pre-pack of stil faillissement

In een eerdere post kondigden we aan dat de Nederlandse Hoge Raad in de context van de pre-pack van de Heiploeg-concern twee prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Het Europees Hof van Justitie heeft deze vragen vandaag beantwoord. Het arrest vormt een nieuw hoogtepunt in de saga Estro – Plessers – Heiploeg.

Continue reading “Heiploeg: Europees Hof van Justitie geeft groen licht voor een wettelijk vastgelegde pre-pack of stil faillissement”

Recht en duurzaamheid

Vanuit de maatschappij klinkt de roep om verduurzaming steeds luider. Algemeen wordt aangevoeld dat een koerswijziging nodig is om de complexe ecologische, maatschappelijke, economische, … uitdagingen het hoofd te bieden. Deze uitdagingen situeren zich niet langer in de toekomst maar in het heden. Een duurzame samenleving veronderstelt een duurzaam (ondernemings)recht. Dus moet de jurist aan de slag om de maatschappelijke roep naar duurzaamheid om te zetten in het recht.

Op vraag van het TBH/RDC heeft een groep auteurs de daad bij het woord gevoegd. De verhouding tussen recht en duurzaamheid werd onderzocht in diverse rechtsgebieden. Het resultaat is een uniek boek dat op transversale wijze inzicht biedt in de verhouding tussen recht en duurzaamheid anno 2022.

Het boek is thans beschikbaar voor duurzame consumptie. Op 6 mei 2022 gaan een aantal auteurs in dialoog met respondenten. Inschrijven voor deze studienamiddag is nog steeds mogelijk.

Save the date: ‘disputatio publica’ n.a.v. 5 jaar Corporate Finance Lab – Leuven, 1 juni 2022, namiddag

Corporate Finance Lab bestaat dit jaar vijf jaar en dat willen we op middeleeuwse wijze academisch met u vieren met een traditionele disputatio.

Deze academische oefening bestaat uit een puntige stelling, met een respondens die pro de stelling argumenteert en een opponens die contra is. Traditioneel was het de proef op het einde van de bachelor-opleiding. De winnende student slaagde, de andere niet. Een slaagcijfer van 50%, daar zou vandaag uiteraard elke bachelor-student voor tekenen.

De befaamde 95 stellingen van Luther waren een uitnodiging tot een disputatio. Ook veel andere historische en fictieve disputen bevonden zich in de religieuse sfeer, van het dispuut over het heilig Sacrament van Rubens in de Antwerpse Sint-Pauluskerk (waar de kerkvaders zo gepassioneerd discussieren dat ze het mirakel niet zien), het dispuut tussen de Fransciscanen en de inquisitie in Eco’s De naam van de roos of de infame disputen tussen christenen en joden die niet zelden uitmondden in een pogrom.

Zo ver willen we het niet laten komen en we houden het aardser met enkele stellingen over het geldende recht die de praktijk bezig houden:

  • Professor Robbie Tas en Dr. Jasper Van Eetvelde over de deficitaire vereffening (mede in het licht van recente cassatie-rechtspraak daarover)
  • Professor Dominique De Marez en Professor Frederik De Leo over de goedkeuring van het herstelplan in de gerechtelijke reorganisatie en de rol van de aandeelhouder in dat plan
  • Professor Hans De Wulf en Professor Marieke Wyckaert over de wijziging van soortrechten van aandelen

Daarmee komt het dispuut terug thuis, want de jurist kan natuurlijk niet anders dan het rechtsgeding zien als de inspiratiebron van de disputatio. Corporate Finance Lab hoopt hiermee te doen wat, op goede dagen, hopelijk de huisstijl is: op een gevatte manier actuele informatie brengen, een mix maken tussen oud en nieuw, en bovenal debatten die in de academie en de prakijk sluimeren in de voetnoten duidelijk en spannend articuleren.

Waar: Leuven, auditorium Zeger van Hee
Wanneer: woensdag 1 juni 2022, namiddag

We voorzien een democratische prijs en een erkenning door de relevante overheden. Inschrijven kan hier.

Dispuut over het Heilig Sacrament (Sint-Pauluskerk, Antwerpen)

Over de aansprakelijkheid van feitelijke bestuurders

De bepalingen inzake bestuursaansprakelijkheid van Boek 2 WVV gelden voor de leden van het bestuursorgaan, het dagelijks bestuur én “alle andere personen die ten aanzien van de rechtspersoon werkelijke bestuursbevoegdheid hebben of hebben gehad” (art. 2:56, eerste lid WVV). Die laatste omschrijving heeft als doel om de zgn. ‘feitelijke bestuurders’ te vatten.

De feitelijke bestuurder werd voor het eerst vermeld in de bijzondere faillissementsaansprakelijkheid (oude art. 265, 409 en 530 W.Venn.). Intussen maakt de feitelijk bestuurder ook deel uit van het toepassingsgebied van de andere faillissementsaansprakelijkheden van Boek XX WER. Het WVV zet die trend voort door de regels voor bestuurdersaansprakelijkheid in art. 2:56-57 WVV toepasselijk te maken op feitelijke bestuurders, en laat zich ter zake inspireren door de omschrijving in art. XX.225-227 WER (“alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad”). Deze feitelijke bestuurders zijn, luidens de memorie van toelichting, op dezelfde manier aansprakelijk als formeel benoemde bestuurders(Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 59).

In haar algemeenheid is die laatste bewering verstrekkend en wellicht te verstrekkend. Het komt ons voor dat de memorie van toelichting hier te weinig onderscheid maakt tussen de verschillende soorten feitelijke bestuurders en de verschillende soorten fouten.

Continue reading “Over de aansprakelijkheid van feitelijke bestuurders”

Loon, oorzaak en faillissementsboedel (Cassatie 31 maart 2022)

X ondertekent een arbeidsovereenkomst op 29 mei 2018. Op 19 juni 2018 wordt X failliet verklaard. Valt het loon van X, dat verband houdt met arbeidsprestaties geleverd na 19 juni 2018, in de faillissementsboedel? In een arrest van 31 maart 2022 beantwoordt het Hof van Cassatie deze vraag negatief.

De relevante wetsbepaling luidt als volgt:

 Art. XX.110. § 1. Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen evenals over de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat.
  § 2. (….)
  § 3. (…)
  Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten de goederen, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement.
 (…)

De inzet van de strijd is onmiddellijk duidelijk: indien de oorzaak van het loon voorafgaat aan het faillissement, valt het loon in de boedel; indien de oorzaak van het loon dateert van na het faillissement, valt het loon buiten de boedel. Een wereld van verschil voor de gefailleerde.

Volgens de curator, die eerder door de feitenrechters in het ongelijk was gesteld, gaat de oorzaak van het loon vooraf aan het faillissement. De arbeidsovereenkomst dateert immers van voor het faillissement en deze overeenkomst bevat de kiem van de toekomstige vorderingen. Vanuit juridisch-technisch oogpunt is dit een redenering die zeker niet zomaar van tafel geveegd kan worden.

Door te beslissen dat het loon als tegenprestatie voor werk geleverd door een werknemer na de faillietverklaring niet het voorwerp van de buitenbezitstelling vormt, zelfs indien de arbeidsprestaties werden geleverd en het loon werd betaald op grond van een arbeidsovereenkomst die dateert van vóór het faillissement, en de betaling van het loon derhalve plaats vindt op grond van een oorzaak die de faillissementsdatum voorafgaat, schendt de appelrechter artikel XX.110, §§1 en 3, tweede lid WER en, voor zoveel als nodig, de artikelen 1108 en 1131 van het oud Burgerlijk Wetboek.

Het Hof van Cassatie volgt de eiseres in cassatie echter niet, met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding.

1. (…)
Uit de wetsgeschiedenis blijkt de doelstelling van het tweede-kansen-beleid dat de gefailleerde natuurlijke personen moet aanmoedigen om opnieuw aan het economische leven deel te nemen, zodat de opbrengsten van arbeidsprestaties geleverd na de opening van het faillissement buiten de boedel dienen te blijven.

2. Het recht op loon ontstaat door het verrichten van arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst. De oorzaak van het door de gefailleerde ontvangen loon is bijgevolg de door hem verrichte arbeid.

3. Hieruit volgt dat het loon dat de gefailleerde ontvangt voor arbeidsprestaties die door hem worden geleverd na het faillissement, uit het actief van het faillissement wordt uitgesloten, ook al werd de arbeidsovereenkomst gesloten vóór het faillissement

Door de oorzaak van het door de gefailleerde ontvangen loon te koppelen aan (het tijdstip van) de door hem verrichte arbeid, wordt besloten dat dit loon buiten de faillissementsboedel valt. Dat de arbeidsovereenkomst, de contractuele bron van het toekomstige loon, aan het faillissement voorafgaat, is hierbij irrelevant voor het Hof. Deze (welwillende) visie strookt met het door de wetgever nagestreefde tweede-kansen-beleid. Dit gezegd zijnde: een beter geadviseerde gefailleerde had zich veel ongemak kunnen besparen door de arbeidsovereenkomst eerst na het faillissementsvonnis te ondertekenen.