Het FUN ‘flitsfaillissement’: enkele praktijkervaringen van een beoogd curator

Een post door gastblogger meester Jens Vrebos

Op 16 februari 2024 verklaarde de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Brugge de NV FUN Belgium en 6 van haar dochtervennootschappen failliet. Daags nadien wist de pers al dat Toychamp, Dreamland en Yysk 11 van de 26 door de gefailleerde vennootschappen uitgebate speelgoedwinkels hadden overgenomen.

De buitenstaander  zou denken dat de aangestelde curatoren over amper één nacht ijs zijn gegaan met deze overdracht, maar in realiteit waren de curatoren bij beschikking van diezelfde rechtbank van 21 december 2023 al aangesteld als beoogd curatoren in toepassing van de artikelen XX.97/1 tot XX.97/6 WER.

De aanstelling van de beoogd curatoren gold voor dertig dagen, derhalve aflopend op 20 januari 2024 en werd tot tweemaal toe verlengd om uiteindelijk te eindigen per 15 februari 2024. Op 15 februari deden de vennootschappen van de FUN-groep aangifte van faillissement.

Continue reading “Het FUN ‘flitsfaillissement’: enkele praktijkervaringen van een beoogd curator”

Een curator beslist nog steeds zelf of hij een hangend geding verderzet (Cass. 25 januari 2024)

Een post door gastblogger mr. Vincent Verlaeckt

1. Elke curator kent het fenomeen. Na faillietverklaring – althans volgens de verklaring van gefailleerde zelf – worden klantvorderingen die al vijf jaren als volstrekt oninbaar worden beschouwd plots “zeker inbaar” (sic), worden nutteloze betwistingen of te elfder uren ingediende fiscale bezwaren “zeker gegrond verklaard” (sic) en moet de curator een “nooit-te-verliezen”(sic) procedure voeren tegen x of y omdat zij – en niet de (bestuurder van de) gefailleerde – de echte oorzaak zouden zijn van het faillissement[1].

De curator wordt door de (bestuurder van de) gefailleerde in bepaalde gevallen onder druk gezet om hangende procedures verder te zetten of op te starten, nutteloze betwistingen en onzinnige beweringen vol te houden. Aan het adres van de curator volgt dan een variatie op de klassieke boodschap  “Als u dit en dat niet doet, dan bent u curator – en niet ik als (bestuurder van) gefailleerde  – verantwoordelijk voor de omvang van het nettopassief”.

De gefailleerde die soms niets meer te verliezen heeft en in zijn risicoanalyse het belang van de schuldeisers en van de economische openbare orde wel eens verwart met het eigen belang, kan van oordeel zijn dat de betrokken curator alle mogelijke procedures en betwistingen moet voeren – desnoods tegen beter weten in – om het nettopassief zo laag mogelijk te houden. Terwijl de curator van oordeel kan zijn dat de omvang van het netto-passief zoals zich dat aandient, correct is en dat het voeren van die of gene procedure zinloos of niet opportuun is of tegen de economische openbare orde zou indruisen  Dit spanningsveld tussen beide standpunten – dat al dan niet kunstmatig op de spits wordt gedreven dienstdoende als bliksemafleider – wordt “spannender” in die faillissementen waarin de curator aansprakelijkheidsprocedures opstart tegen de bestuurder van de gefailleerde tot vergoeding van het nettopassief, of waarin de bestuurder borgsteller is voor schulden van de gefailleerde, of waarin verzet wordt ingesteld tegen de kwijtschelding voor de restschulden (i.e. nettopassief) in hoofde van de natuurlijk persoon ondernemer.

2. Het cassatie-arrest van 25 januari 2024 (C.23.0067) heeft betrekking op de hierboven uiteengezette problematiek op juridisch vlak.

Continue reading “Een curator beslist nog steeds zelf of hij een hangend geding verderzet (Cass. 25 januari 2024)”

Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1): Wijziging fiscale behandeling van schuldherschikkingen via reorganisatieakkoorden

Zijn de belangen van de schatkist en het herstel van de financiële gezondheid van de schuldenaar met elkaar te verzoenen?

Zoals inmiddels genoegzaam bekend werd met de Wet van 7 juni 2023 de Europese Herstructureringsrichtlijn omgezet in België. Deze wet voorziet in talrijke wijzigingen van het reorganisatie- en insolventierecht (zie voor een uitgebreid overzicht: F. DE LEO, TRV-RPS 2023, nr. 6, 391). Opvallend is echter dat deze Wet van 7 juni 2023 enkel wijzigingen heeft aangebracht aan het Wetboek van Economisch Recht (“WER”) en aan het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”), maar niet aan het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (“WIB92”). Het WIB92 voorziet nochtans in een afzonderlijk fiscaal regime voor schuldherschikkingen die via een reorganisatieakkoord tussen de schuldenaar en zijn schuldeiser(s) werden overeengekomen. De wetgever heeft de recente Wet houdende diverse fiscale bepalingen (1) van 28 december 2023 (“Wet van 28 december 2023”) aangegrepen om dit fiscaal regime af te stemmen op het nieuwe reorganisatierecht (art. 48-49 Wet van 28 december 2023). Daarnaast heeft hij eveneens grondige wijzigingen aangebracht aan het bestaande regime. Deze wijzigingen zijn (gedeeltelijk) met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 september 2023 (i.e. de inwerkingtreding van de Wet van 7 juni 2023) (art. 59, lid 5-7 Wet van 28 december 2023).

Continue reading “Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1): Wijziging fiscale behandeling van schuldherschikkingen via reorganisatieakkoorden”

De impact van de sluiting van het faillissement op de actiemogelijkheden van schuldeisers

Stand van zaken de lege lata en voorstel de lege ferenda

Wie het insolventierecht tot zijn of haar praktijkdomein mag rekenen, zal vroeg of laat geconfronteerd worden met het scenario waarin een schuldeiser van een failliete vennootchap een aansprakelijkheids-vordering instelt tegen een derde nadat het faillissement is afgesloten (of dat de rechtbank daarover dan pas uitspraak doet).

Er is rechtspraak die stelt dat een vordering die betrekking heeft op collectieve schade een individueel karakter krijgt indien ze wordt ingesteld na de sluiting van het faillissement.[1]

Ook in de doctrine is de heersende strekking dat de schuldeisers hun recht om vergoeding te vorderen van de schadeveroorzaker op dat ogenblik “weer” kunnen uitoefenen. De motieven om het herstel van collectieve schade exclusief toe te vertrouwen aan een curator zouden niet meer aanwezig zijn na de sluiting van het faillissement van de vennootshap, o.a. omdat de schade van de schuldeiser op dat ogenblik vaststaat.[2] Volgens anderen zou er juist geen gevaar bestaan voor “een procedurele stormloop” op het vermogen van de schadeveroorzaker na de sluiting, omdat de schuldeisers geneigd zijn te vertrouwen op het opportuniteitsoordeel van de curator.[3]

Niets is (heden ten dage) minder waar.

Continue reading “De impact van de sluiting van het faillissement op de actiemogelijkheden van schuldeisers”

De gedeeltelijke kwijtschelding in het vernieuwde faillissementsrecht

Collectieve en individuele schade: relevant bij kwijtschelding?

Traditioneel wordt verondersteld dat burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor fouten in het beheer van het vermogen niets toevoegt bij een natuurlijke persoon. De natuurlijke persoon is immers sowieso onbeperkt aansprakelijk (art. 3.35 BW; oud art. 7 Hyp.W.). Bij een schuldenaar-natuurlijke persoon heeft het weinig zin om onrechtmatigheden die hebben bijgedragen tot de insolventie recht te zetten door middel van een aansprakelijkheidsvordering. Dat is als een hond die in zijn eigen staart wil bijten: de remedie wordt door de onrechtmatigheid zelf nutteloos gemaakt en verergert er zelfs de gevolgen van.

Met het systeem van de verschoonbaarheid/kwijtschelding, nog verstevigd door de uitbreiding van de goederen die van de boedel worden uitgesloten, gaat die veronderstelling evenwel niet langer op.

Deze figuren maken immers dat de natuurlijke persoon niet langer instaat met alle huidige en toekomstige goederen. Kwijtschelding en uitsluiting van goederen zorgen voor een beschot in zijn vermogen. Dit beschot maakt ‘aansprakelijkheid’ als sanctie tegelijk nodig en nuttig. Weigering van kwijtschelding doorbreekt dit beschot, net zoals bestuursaansprakelijkheid het beschot tussen eigen vermogen en vennootschapsvermogen doorbreekt. De gehele of gedeeltelijke weigering van kwijtschelding is daarmee voor een natuurlijke persoon wat bestuursaansprakelijkheid is voor een vennootschapsbestuurder. 

Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Zie over de vernieuwde procedure F. De Leo, TRV-RPS 2023, p. 446-447.

Het vernieuwe faillissementsrecht voegt daar sinds 1 september 2023 aan toe als weigeringsgrond: indien de gefailleerde wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand op vragen van de rechter-commissaris van de curator onjuiste inlichtingen heeft verstrekt (art. XX.173 § 3 WER). Dat is nuttig. Dit verhindert dat in de voorwaarde van “bijgedragen tot het faillissement” a contrario wordt gelezen dat de (laakbare) houding van de gefailleerde tijdens de faillissementsafwikkeling de toekenning van de kwijtschelding niet zou kunnen verhinderen (zie daarover onder het oude recht hier).

Een nieuwigheid van het voorlaatste faillissementsrecht (2018) was de mogelijkheid van gedeeltelijke kwijtschelding bij verzet van een derde-belanghebbende. Dit gaf de rechtbank de mogelijkheid om in grijstinten te schilderen i.p.v. het oude zwart/wit- regime van de verschoonbaarheid. Daarbij rees de vraag hoe een gedeeltelijke kwijtschelding onder de schuldeisers moest worden omgeslagen: enkel voor de zich verzettende schuldeiser, voor alle schuldeisers, hoe rekening te houden met de rangorde? Het advies aan rechtbanken was dan ook om de gevolgen van een gedeeltelijke kwijtschelding nauwerkeurig te omschrijven (D. Pasteger, “De l’excusabilité à l’effacement”, TBH 2018, 271, nr. 19). Hier brengt het nieuwe recht een nieuwigheid waarvan we niet overtuigd zijn dat het een verbetering is.

Continue reading “De gedeeltelijke kwijtschelding in het vernieuwde faillissementsrecht”

Het KB met checklist voor het opstellen van een reorganisatieplan voor kleine en middelgrote ondernemingen

Een post door gastblogger mr. Louis Verstraeten

Nadat op 1 september 2023 het Belgische insolventierecht grondig werd geüpdatet en uitgebreid, is een Koninklijk Besluit verschenen: Tot vaststelling van een checklist voor reorganisatieplan van kleine en middelgrote ondernemingen (Belgisch Staatsblad, 4 Oktober 2023).

De checklist bevat een duidelijke disclaimer. Gelukkig maar, want dat was nodig.

Het nieuwe Boek XX van het Wetboek Economisch Recht bepaalt in artikel XX.70/1 wat de inhoud van het reorganisatieplan moet zijn en voegt in §4 toe: “De Koning stelt in het register een uitgebreide checklist voor reorganisatieplannen beschikbaar die praktische richtsnoeren bevat over de manier waarop het reporganisatieplan moet worden opgesteld”.

De disclaimer die bovenaan Bijlage A bij het KB werd gepubliceerd is tweeledig:

  • De lijst is louter bestemd om de ondernemingen te helpen bij de redactie van een plan en heeft alleen een indicatieve maar geen normatieve waarde. De checklist is dus geen wetgeving.
  • Bijstand bij de redactie door een raadgever die gepaste raad kan geven is niet overbodig.

Dit laatste wordt bewaarheid bij het lezen van de checklist. De ondernemer die zonder raadgever aan het avontuur van een reorganisatieplan begint, is gewaarschuwd.

Continue reading “Het KB met checklist voor het opstellen van een reorganisatieplan voor kleine en middelgrote ondernemingen”

Collectieve en individuele schade: living apart together

Roel Verheyden over co-existentie tussen collectieve en individuele schade van een faillissementsschuldeiser

De individuele schade die een schuldeiser van een failliet verklaarde vennootschap lijdt n.a.v. een fout van een derde wordt naar Belgisch recht veelal negatief omschreven als “schade met een andere oorzaak dan de netto-waardevermindering van de boedel”. Alleen al uit die begripsomschrijving kan men afleiden dat individuele schade vaak gepaard gaat met collectieve schade (een “co-existentie”), hoewel ze hun autonomie behouden. Grosso modo zijn er twee types van co-existentie te onderscheiden.

Enerzijds zijn er gevallen waarin de rechter een peildatum (het fatale omslagpunt zeg maar) bepaalt, die de schade van een schuldeiser voorafgaand aan de peildatum etiketteert als collectieve schade en de schade na die peildatum als individuele schade (dit is de klassieke co-existentie bij wrongful trading sensu lato).

Anderzijds zijn er gevallen waarin een peildatum helemaal niet aan de orde is (bv. omdat het faillissement een gevolg is van een kennelijke grove bestuursfout die niet rechtstreeks tot het faillissement heeft geleid) en een schuldeiser andere schade heeft geleden dan de netto-waardevermindering van de boedel veroorzaakt door die kennelijk grove fout (hierna de “oneigenlijke” co-existentie genoemd).

Co-existentie bij wrongful trading sensu lato

Continue reading “Collectieve en individuele schade: living apart together”

The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms

Policymakers strive to create legislation that promotes entrepreneurship, as it influences individuals’ propensity to start new ventures. While research extensively covers the effects of tax and interest policies on entrepreneurship, the impact of insolvency laws remains underexplored in law and economics scholarship. In our paper entitled “The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms”, we examine the changes in the use of debt for growth firms, using the recent reform of Belgian insolvency and company law in the 2017-2019 period as an exogenous policy shock (e.g. easier access to debt remission for natural persons, the new rule for demarcation of the assets of the bankrupt estate from art. XX.110, §3 and the ‘cheaper’ form of limited liability due to the introduction of the BV without a legal [minimum] capital).

What research tells us, and doesn’t tell us 

Continue reading “The flip side of the coin: how entrepreneurship‑oriented insolvency laws can complicate access to debt financing for growth firms”

KB van 24 september 2023 tot vaststelling van een checklist voor reorganisatieplannen van kleine en middelgrote ondernemingen

Deze ochtend werd het Koninklijk besluit van 24 september 2023 tot vaststelling van een checklist voor reorganisatieplannen van kleine en middelgrote ondernemingen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit KB is er gekomen ter uitvoering van artikel XX.70/1, §4 WER en bevat een gedetailleerde checklist met praktische richtsnoeren over de manier waarop een onderneming die kiest voor het kmo-stelsel een reorganisatieplan moet opstellen. Deze checklist is beschikbaar in het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels. Het KB vermeldt duidelijk dat de lijst “louter bestemd [is] om de ondernemingen te helpen bij de redactie van een plan en […] alleen een indicatieve maar geen normatieve waarde [heeft]”.

Hoewel het KB enkel betrekking heeft op reorganisatieplannen die in het kmo-stelsel worden voorgelegd aan de ondernemingsrechtbank, kan die checklist ook tot inspiratie dienen voor de grote ondernemingen (nu de informatievereisten in het stelsel voor de grote ondernemingen op veel punten gelijkluidend zijn aan de informatievereisten in het kmo-stelsel, vgl. art. XX.70/1 en XX.83/4). We merken daarbij op dat de Koning voor de reorganisatieplannen van grote ondernemingen enkel een mogelijkheid en geen verplichting heeft om een checklist beschikbaar te stellen (art. XX.83/4, §4 WER). 

Continue reading “KB van 24 september 2023 tot vaststelling van een checklist voor reorganisatieplannen van kleine en middelgrote ondernemingen”

Invloed van schuldeisers in insolventieprocedures

Een post door gastblogger dr. Erik de Kloe (Erasmus Universiteit Rotterdam)

Zeggenschap van schuldeisers in insolventieprocedures is een belangrijk thema. In de Legislative Guide on Insolvecy Law van UNCITRAL staat dat schuldeisers mogelijk vertrouwen verliezen in insolventieprocedures als zij niet worden betrokken bij belangrijke beslissingen.[1] Het belang van schuldeisersparticiaptie volgt ook uit de Principles for Effective Insolvency and Creditor/Debtor Regimes van de World Bank: ‘The role, rights and governance of creditors in proceedings should be clearly defined. Creditor interests should be safeguarded by appropriate means that enable creditors to effectively monitor and participate in insolvency proceedings to ensure fairness and integrity (…).’[2] Het proefschrift met de titel ‘Invloed van schuldeisers in insolventieprocedures’ diept dit thema op systematische wijze uit voor het Nederlandse recht.

Continue reading “Invloed van schuldeisers in insolventieprocedures”

De positie van de kapitaalhouder bij herstructurering en de afstemming van de bepalingen van boek XX WER over de herstructureringen op het WVV

Toelichtende nota BCV

De wisselwerking tussen het nieuwe herstructureringskader in Boek XX WER en het vennootschapsrecht leidt tot vragen in de praktijk. Daarom heeft een aantal specialisten in het vennootschaps- en/of insolventierecht het idee opgevat om in de schoot van het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht een toelichtende nota op te stellen die de praktijk richting kan geven bij de eerste toepassingen van de nieuwe herstructureringswetgeving.

Daarbij worden de volgende thema’s behandeld:

  • Over de term en het begrip ‘kapitaalhouder’
  • Over de rechten van de algemene vergadering bij reorganisatie
  • De kapitaalhouders in het herstructureringsplan en de stemming

Continue reading “De positie van de kapitaalhouder bij herstructurering en de afstemming van de bepalingen van boek XX WER over de herstructureringen op het WVV”

Weg van de faillissementsprocedure: gerechtelijke ontbinding van lege dozen in faillissementstoestand

Een post door gastblogger Gauthier Vandenbossche (UGent)

‘Bezint eer ge ontbindt

Enkele eerste overwegingen omtrent de nieuwe gerechtelijke ontbindingsgrond ingevoerd door de wet van 7 juni 2023

Met de wet tot omzetting van de Insolventierichtlijn[1] wenst de wetgever de gerechtelijke ontbinding van lege dozen die aan de faillissementsvoorwaarden voldoen te bevorderen, veeleer dan deze entiteiten aan de regels van een complexe faillissementsprocedure – met de aanstelling van een curator – te onderwerpen. De vaststelling van de staking van betaling en het geschokt krediet brengt daardoor nieuwe gerechtelijke gevolgen met zich mee: het faillissement is geen must meer. De concrete uitwerking van deze ontbindingsprocedure leidt echter tot een aantal vraagstukken, onder meer wat de verzoekers, toepassingsvoorwaarden en gevolgen van de nieuwe ontbindingsgrond betreft.

In deze blogpost wordt een eerste analyse van de gerechtelijke ontbinding in faillissementstoestand gemaakt. Na een korte schets van de huidige en toekomstige verhouding tussen het faillissement en de ontbinding, wordt ingegaan op de ratio legis van de nieuwe bepalingen. Nadien worden enkele opvallendheden in het nieuwe wettelijke kader kritisch besproken.

Continue reading “Weg van de faillissementsprocedure: gerechtelijke ontbinding van lege dozen in faillissementstoestand”

Nieuw Insolventierecht: interuniversitaire studiemiddag op 23 november 2023 te Brussel en online

De Belgische wetgever maakte van de langverwachte omzetting van de Europese Herstructureringsrichtlijn gebruik om het insolventierecht andermaal te hervormen. Hoewel de klemtoon van de hervormingen, die op 1 september in werking treden, duidelijk ligt bij de reorganisatieprocedures, vallen ook, belangrijke wijzigingen op te tekenen op het vlak van de preventieve mechanismen en het faillissement.

UGent, KU Leuven, VUB en UAntwerpen organiseren op 23 november e.k. te Brussel (KU Leuven, campus Brussel, dicht bij Centraal Station) een studiemiddag over deze hervorming.

Tijdens deze hybride, interuniversitaire studiedag bieden de sprekers u een volledig overzicht van de wijzigingen. De bijdragen worden gebundeld in een verslagboek dat meteen een volledig overzicht biedt van het vernieuwde Boek XX WER.

Op het programma staat:

  • Grondslagen van de hervorming – Prof. dr. em. Eric Dirix (KU Leuven), afdelingsvoorzitter Hof van Cassatie 
  • Preventieve mechanismen, ondernemingsbemiddeling en minnelijke herstructureringstools – Prof. dr. Melissa Vanmeenen, UAntwerpen
  • Nieuwe bepalingen inzake gerechtelijke reorganisatie in het algemeen – Prof. dr. Diederik Bruloot, UGent, advocaat
  • De nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie voor grote ondernemingen – Prof. dr. Frederik De Leo, gastprofessor UHasselt en KU Leuven, advocaat 
  • De vernieuwde procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag – Mr. Matthias Ghesquière, advocaat, gastprofessor VUB
  • Wijzigingen inzake faillissement – Prof. dr. Joeri Vananroye, KU Leuven, advocaat
  • Vooruitblik: Europees voorstel tot verdere harmonisatie van het insolventierecht – Prof. dr. Matthias Storme, KU Leuven, advocaat

Meer info en inschrijven hier.

The new Belgian restructuring plan for large enterprises: debt-to-equity swap

A post by guest blogger Eric Blomme (Simmons & Simmons)

The long anticipated law of 7 June 2023 implementing the European Directive on restructuring and insolvency brings about a major reform of Belgian insolvency law. Among various other innovations, it introduces a new judicial reorganisation through collective agreement for large enterprises.

The new law will apply to all procedures opened as from 1 September 2023.

In this second of two blog posts (see first here), we will examine to which extent creditors can seek to impose a debt-to-equity swap on shareholders within the new judicial reorganisation for large enterprises.

Continue reading “The new Belgian restructuring plan for large enterprises: debt-to-equity swap”

De bestuursaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout: een bijzondere protagonist in het verhaal van collectieve en individuele schade

Analyse naar aanleiding van een nakende 45ste verjaardag

Deze blogpost is gebaseerd op het boek Collectieve en individuele schade, recent gepubliceerd bij Intersentia en dat hier besteld kan worden.

Anticrisiswetgever biedt curator meer slagkracht voor herstel van collectieve schade

Halfweg de jaren 1970 begon de kritiek op de uitbreiding van het faillissement van een volkomen rechtspersoon naar de achterman die haar had mismeesterd, aan te zwellen. Deze passe partout-sanctie, waarvan curatoren gretig gebruik maakten, moest een uitzonderlijke sanctie worden die een antwoord bood op situaties die zich (althans toen) al bij al zelden voordeden.

De wetgever gaf via de Anticrisiswet van 4 augustus 1978 gehoor aan die verzuchting via de vordering tot aanzuivering van het boedeltekort bij een kennelijk grove bestuursfout die heeft bijgedragen tot het faillissment van een vennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid, onder nostalgici beter bekend als artikel 63ter Venn.W.

Deze bestuursaansprakelijkheid was bijzonder, in die zin dat er als het ware een aansprakelijkheid werd gecreëerd tegenover de gezamenlijke schuldeisers (de failliete boedel), terwijl de bestuursaansprakelijkheid voordien nogal binair werd gepercipieerd: aansprakelijkheid jegens de (failliete) vennootschap of jegens een (groep van) individuele schuldeiser(s).

Continue reading “De bestuursaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout: een bijzondere protagonist in het verhaal van collectieve en individuele schade”