De Nederlandse Hoge Raad had op 17 april 2020 in een tussenuitspraak een aantal prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie, dewelke het Europees Hof van Justitie op 28 april 2022 in het bekende arrest Heiploeg heeft beantwoord (zie onze eerder blogpost daarover). Vervolgens werd de procedure bij de Hoge Raad hervat. Op 31 maart 2023 heeft advocaat-generaal Drijber zich in een advies uitgesproken over de gevolgen van het arrest Heiploeg op de procedure voor de Hoge Raad. De AG oordeelt dat, hoewel de pre-pack in Heiploeg zou kunnen voldoen aan de inhoudelijke voorwaarden om onder de uitzondering op de bescherming van werknemers te vallen, de pre-pack vandaag hoe dan ook niet kan vallen onder die uitzondering omdat de Nederlandse pre-pack niet formeel in een wettelijke regeling is verankerd. De AG adviseert dus om het cassatieberoep van FNV in te willigen. De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 17 november 2023. De insolventiefreaks onder ons noteren dit in hun agenda.
Continue reading “AG Hoge Raad in Heiploeg over het belang van een wettelijk kader voor pre-packs”Category: Netherlands
Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten
Een volkomen rechtspersoon wordt er niet minder volkomen op louter doordat hij in een groepsstructuur zit. Een groepsvennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is dan ook in de regel niet aansprakelijk voor de schulden van andere groepsvennootschappen. Kredietgevers beperken daarom typisch het insolventierisico door meerdere groepsvennootschappen samen te doen instaan voor de terugbetaling ervan. Dat kan bijvoorbeeld door die vennootschappen zich hoofdelijk te doen verbinden.
Dat was ook het geval in een zaak waarover de Nederlandse Hoge Raad zich recent heeft gebogen. Een Nederlandse B.V. verbindt zich hoofdelijk voor kredieten van haar zustervennootschap. Daarop gaat de B.V. failliet. De curator betaalt het krediet voor een groot stuk terug aan de bank. De rest van het krediet lost de (niet-failliete) zustervennootschap zelf af. De curator van de B.V. neemt vervolgens regres op de zustervennootschap. De boedel heeft immers, zo verdedigt de curator, meer aan de bank betaald dan de B.V. diende bij te dragen in de interne verhouding met haar zustervennootschap.
De vraag is dan: wat is die interne verhouding?
Continue reading “Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten”Milieuaansprakelijkheid van leidinggevenden
Proefschrift UUtrecht in open access
Bedrijfsmatige milieucriminaliteit is een structureel probleem met ernstige gevolgen. Als zich in bedrijfscontext een milieuovertreding voordoet, wordt meestal alleen de rechtspersoon hiervoor aansprakelijk gesteld. Natuurlijke personen binnen de onderneming blijven dan buiten schot.
De rechtspersoon schrijft echter niet zijn eigen milieubeleid en verricht niet zelf milieubelastende activiteiten: de milieuovertredingen worden feitelijk begaan door mensen binnen het bedrijf. Uiteindelijk is het aan leidinggevende functionarissen om toezicht te houden op de naleving van milieuvoorschriften. Daarom kan het in de rede liggen om naast of in plaats van rechtspersonen ook leidinggevenden persoonlijk aansprakelijk te stellen voor milieuovertredingen.
Het proefschrift van dr. T.R. Bleeker, Milieuaansprakelijkheid van leidinggevenden, (Dissertatie Universiteit Utrecht, Kluwer 2021) [open access] gaat over de strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke mogelijkheden om een leidinggevende te sanctioneren voor een milieuovertreding in bedrijfscontext.
Continue reading “Milieuaansprakelijkheid van leidinggevenden”
Civielrechtelijke bevoegdheden van het Openbaar Ministerie bij stichtingen en de ‘mondkapjesaffaire’
Rechtbank Amsterdam 21 juli 2022, JOR 2022/204 met noot Van Uchelen-Schipper.
Voor Belgische stichtingen kan het OM (naast anderen) op grond van art. 2:114 WVV de ontbinding van een stichting vorderen, ondere andere, indien het vermogen voor een ander doel wordt aangewend dan het doel waarvoor zij is opgericht; als het uitkeringsverbod wordt geschonden; of als de stichting in strijd handelt met het WVV of ‘in ernstige mate’ in strijd met de statuten. Zie voor een recente bespreking (voor gelijkaardige bepaling bij VZW’s): M. Verheyden, “Gerechtelijke ontbinding wegens schending van het uitkeringsverbod”, TBH 2022, 628 e.v. Art. 2:114 § 4 laat de rechtbank toe een ontbindingsvraag bij de doeloverschrijdende aanwending van het vermogen te vervangen door een vernietiging van de betrokken verrichtingen. Hoewel de wet dit niet met zoveel woorden stelt, kan worden aangenomen dat het OM (of een andere belanghebbende) ook zelfstandige de vernietiging van een doeloverschrijdende verrichting kan vorderen. Qui peut le plus, peut le moins. Het is niet duidelijk waarom het WVV niet hetzelfde zegt voor andere ontbindingsgronden.
In Nederland gaan de bevoegdheden van het OM verder. Marleen van Uchelen-Schipper, universitair docent/onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), bespreekt dit n.a.v. de zgn. ‘mondkapjesaffaire’.
* * *
Heiploeg: Europees Hof van Justitie geeft groen licht voor een wettelijk vastgelegde pre-pack of stil faillissement
In een eerdere post kondigden we aan dat de Nederlandse Hoge Raad in de context van de pre-pack van de Heiploeg-concern twee prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Het Europees Hof van Justitie heeft deze vragen vandaag beantwoord. Het arrest vormt een nieuw hoogtepunt in de saga Estro – Plessers – Heiploeg.
Continue reading “Heiploeg: Europees Hof van Justitie geeft groen licht voor een wettelijk vastgelegde pre-pack of stil faillissement”De IPR-ontwikkeling van de paulianeuze onrechtmatige daadsvordering na het faillissement van een vennootschap
Hof van Justitie schept in arrest van 10 maart 2022 (C-498/20) duidelijkheid over toepassing art. 7 Brussel I bis-Verordening (rechtsmacht) en art. 4 Rome II-Verordening (toepasselijk recht)
Er was eens… een curator van een failliete vennootschap gevestigd in Nederland die een aansprakelijkheidsvordering instelde tegen de grootmoedervennootschap, met statutaire zetel te Duitsland, wegens schending van de op haar rustende zorgplicht jegens de gezamenlijke schuldeisers van de failliete vennootschap. De rechtbank Midden-Nederland had zich bij tussenvonnis in 2018 bevoegd verklaard op grond van de Europese Insolventieverordening, omdat het centrum van de voornaamste belangen van de failliete vennootschap in Nederland lag.[1]
In 2019 had de Nederlandse rechtbank een verzoek van de Stichting Belangenbehartiging Crediteuren om te mogen tussenkomen in het hoofgeding ingewilligd op grond van artikel 8, tweede lid van de Brussel I bis-Verordening. De stichting betoogt onder meer dat de indirect aandeelhouder ook onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van de failliete vennootschap en vordert namens die schuldeisers schadevergoeding via een collectieve actie (art. 3:305a NBW). De grondslag van de vorderingen van de Stichting is dezelfde als die van de curator. Anders dan in België is de bevoegdheid van de curator over de Peeters/Gatzen-vordering immers niet exclusief. Volgens de curator moet de indirecte aandeelhouder schadevergoeding betalen aan de boedel voor de onbetaalde schulden van de failliete vennootschap. Volgens de stichting moeten de schulden rechtstreeks aan de individuele schuldeisers worden betaald.[2]
Doordat het Hof van Justitie in het arrest van 6 februari 2019 had geoordeeld dat de rechtsmacht over een zgn. Peeters/Gatzen-vordering (het equivalent van onze collectieve paulianeuze onrechtmatige daadsvordering) wordt bepaald aan de hand van de Brussel I bis-Verordening, vroeg de rechtbank zich af (i) of zij nog bevoegd was om kennis te nemen van de vordering van de curator en de vordering tot tussenkomst van de stichting en (ii) of zij dan het Nederlandse recht kon toepassen. De rechtbank stelde talloze prejudiciële vragen, die het Hof van Justitie in het hierna besproken arrest van 10 maart 2022 reduceerde tot een kwartet.
Continue reading “De IPR-ontwikkeling van de paulianeuze onrechtmatige daadsvordering na het faillissement van een vennootschap”Herstructureringsprocedures in België, Nederland en de richtlijn (TvI 2020/40)
De omzetting van de Herstructureringsrichtlijn in België: veel werk, weinig tijd
Eerder dit jaar werd mij door de redactie van het Tijdschrift voor Insolventierecht (TvI) gevraagd een bijdrage voor te bereiden over de vraag hoe de Europese Herstructureringsrichtlijn naar huidige verwachting in België zal worden geïmplementeerd, afgezet tegen de Nederlandse WHOA en de Europese Herstructureringsrichtlijn. Het resultaat daarvan is te vinden in het recentste nummer van het TvI. Hoewel verschenen in een Nederlands tijdschrift, is de bijdrage ook bijzonder relevant voor de Belgische jurist én wetgever. Ik ben dan ook dankbaar dat de uitgever mij de toestemming heeft gegeven om de publishers version via het Corporate Finance Lab te verspreiden (zie infra).
In wat volgt, som ik kort enkele elementen op die in de bijdrage aan bod komen. Wellicht zijn veel van de gehanteerde termen voor de Belgische jurist nog onduidelijk of zelfs onbekend. Het is immers opvallend dat, in vergelijking met de Nederlandse doctrine (waar tijdschriften volledige afleveringen aan de WHOA spenderen), in de Belgische doctrine amper aandacht wordt gespendeerd aan de Herstructureringsrichtlijn. Nochtans zou de omzetting van de richtlijn er in principe al moeten zijn tegen 17 juli 2021 (al is uitstel nog wel mogelijk). Helaas stellen we vast dat de Belgische wetgever daarover nog weinig tot niets heeft bekend gemaakt. De elementen die in de bijdrage aan bod komen, zijn dan ook mijn eigen analyses. Komen aan bod:
Continue reading “Herstructureringsprocedures in België, Nederland en de richtlijn (TvI 2020/40)”
Ondertussen in Nederland: WHOA aangenomen door Tweede Kamer
Op 26 mei 2020 werd het Nederlandse Wetsvoorstel Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De officiële tekst van het gewijzigde wetsvoorstel is nu te vinden op de website van de Eerste Kamer, waar het wetsvoorstel thans aanhangig is.
Een week ervoor (op 19 mei 2020) had de Tweede Kamer ook al gestemd over de amendementen die gezamenlijk door de ChristenUnie, de PvdA en de SP op de WHOA waren ingediend. Vier amendementen werden aangenomen: Continue reading “Ondertussen in Nederland: WHOA aangenomen door Tweede Kamer”
Flattening the insolvency curve: Het voorkomen van onnodige coronafaillissementen door wijziging van het Nederlandse insolventierecht?
Een post door gastbloggers Jessie Pool (Universiteit Leiden) en Anne Mennens (Wijn en Stael Advocaten)
De coronacrisis heeft de economie wereldwijd in een diepe crisis gestort. Ondernemingen zagen van de ene op de andere dag hun inkomsten opdrogen. De Nederlandse overheid heeft – net zoals veel andere regeringen wereldwijd – in een recordtempo een ongekend pakket aan economische en financiële steunmaatregelen opgetuigd. Wat opvalt is dat in Nederland – in tegenstelling tot vele andere jurisdicties – nog geen aanpassing van insolventiewetgeving is gedaan.
De rol van het insolventierecht in de coronacrisis
Bij het beoordelen van de (mogelijke) rol van het insolventierecht in de coronacrisis is het van belang om onderscheid te maken tussen de huidige fase waarin ondernemingen de gevolgen ondervinden van de lockdown, waarin acute oplossingen voor het liquiditeitstekort en consensuele oplossingen centraal staan, en de periode waarin enig uitzicht op normalisering ontstaat, waarin levensvatbare ondernemingen – al dan niet met verdere overheidssteun – de ontstane schuldenlast efficiënt moeten kunnen saneren en niet-levensvatbare ondernemingen efficiënt en snel geliquideerd moeten kunnen worden. Continue reading “Flattening the insolvency curve: Het voorkomen van onnodige coronafaillissementen door wijziging van het Nederlandse insolventierecht?”
The Pre-pack Saga Continues: Nederlandse Hoge Raad geeft Europees Hof van Justitie een “tweede kans”
Na Smallsteps (en Plessers), nu Heiploeg
De Nederlandse Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag in de context van de pre-pack waarin de Heiploeg concern verkeerde twee prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Deze vragen spruiten voort uit de onvrede in de Nederlandse insolventierechtelijke doctrine over het arrest Smallsteps: de redenering van het Hof van Justitie is bekritiseerbaar en de gevolgen van de uitspraak zijn onwenselijk (zie in dat verband bv. een recente empirische studie over het gunstig effect van pre-packs op het behoud van werkgelegenheid). In het voorgemeld arrest Smallsteps heeft het Hof van Justitie (grof gesteld) geoordeeld dat de pre-pack praktijk niet valt onder de categorische uitzondering in artikel 5(1) van de Europese richtlijn 2001/23/EC. Een pre-pack mag dan wel een faillissementsprocedure of soortgelijke procedure zijn (eerste toepassingsvoorwaarde), maar het hoofddoel van een pre-pack is niet de liquidatie van het vermogen van de vervreemder (tweede toepassingsvoorwaarde) én de pre-pack praktijk staat niet onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie (derde toepassingsvoorwaarde). Dat wil zeggen dat bij een pre-pack de werknemers in principe mee moeten overgaan met de overgedragen onderneming (art. 3 van die richtlijn), zij het dat die bepaling geen beletsel vormt voor ontslagen die zijn ingegeven door additionele redenen van economische, technische of organisatorische aard (art. 4 van die richtlijn, de zgn. ETO-redenen). Dit arrest was ook de reden dat het Belgisch stil faillissement nooit het levenslicht heeft gezien.
Met deze twee nieuwe prejudiciële vragen geeft de Nederlandse Hoge Raad aan het Europees Hof van Justitie de kans om haar standpunt in Smallsteps te herzien of te verduidelijken. Het antwoord op die vragen heeft mogelijk ook implicaties voor het Belgisch stil faillissement en/of de gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder het gerechtelijk gezag (dat sinds het Europese arrest Plessers met veel onzekerheid is omgeven).
De prejudiciële vragen luiden als volgt: Continue reading “The Pre-pack Saga Continues: Nederlandse Hoge Raad geeft Europees Hof van Justitie een “tweede kans””
Recht op cash-exit onder de WHOA: doorgedreven bescherming van de sterkste schuldeisers
Post door Frederik de Leo (KU Leuven en UHasselt), Wiepke Bartstra (UvA) en Aart Jonkers (UvA)
Het Nederlandse wetsvoorstel voor de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) maakt een dwangakkoord buiten faillissement mogelijk en voorziet daarbij in een stemming in klassen. Als een klasse tegen het reorganisatieplan stemt, dan kan de rechter alsnog overgaan tot homologatie van dat plan via een categorie-overschrijdende cram down. Artikel 384, lid 4, onderdeel b geeft daarbij aan de tegenstemmende klasse van schuldeisers het recht om uitbetaling in cash geld/contanten te eisen ten bedrage van wat zij naar verwachting in faillissement zou ontvangen. Dit lijkt op het eerst gezicht onschuldig, maar betreft in werkelijkheid een doorgedreven bescherming voor schuldeisers met zekerheidsrechten. Die bescherming is onnodig, in strijd met de grondbeginselen van de WHOA en kan een hold-out positie met nuisance value creëren voor de economisch reeds machtige schuldeisers, ten nadele van de zwakkeren die mogelijk wel bescherming verdienen. Bovendien is deze regel, voor zover ons bekend, uniek in internationaal perspectief en is ze in onze ogen een gevaarlijk experiment. Continue reading “Recht op cash-exit onder de WHOA: doorgedreven bescherming van de sterkste schuldeisers”
Ondertussen in Nederland – hervorming van het insolventierecht
Met de invoering van boek XX WER heeft de Belgische wetgever het insolventierecht recent op punt gesteld. Verwacht wordt dat de coronacrisis op korte termijn tot bepaalde bijsturingen zal leiden. De basis is er echter, met het faillissement (gericht op liquidatie) enerzijds en de gerechtelijke reorganisatie (gericht op continuïteit) anderzijds. In die zin is België voorbereid op de nakende crisis. De situatie is anders in Nederland. Daar woedt het debat over de hervorming van het insolventierecht reeds geruime tijd, met een voor Belgische juristen verrassende academische intensiteit. Dit debat is vorige week in een stroomversnelling geraakt (zie de berichtgeving hierover in het FD). Continue reading “Ondertussen in Nederland – hervorming van het insolventierecht”
Actio pauliana bij splitsing (en fusie): het kan! Europees Hof van Justitie zorgt voor rust in België en onrust in Nederland
Ciao Ciao Favini
“De pauliana bij fusie en splitsing: onzekerheid troef”, kopte het Corporate Finance Lab op 31 oktober 2017. In die blogpost werd de lezer de vraag voorgelegd of een schuldeiser die geconfronteerd wordt met een fusie of splitsing met een beweerd frauduleus oogmerk zich kan beroepen op de pauliana om de fusie/splitsing niet-tegenwerpelijk te laten verklaren.
In het Belgisch recht bestaat hierover weinig twijfel: de pauliana kan worden gebruikt om een splitsing aan te vechten. Voor een recent toepassingsgeval, zie hier.
In het Nederlands recht bestaat meer onenigheid, maar is de meerderheidsvisie (inclusief die van de Hoge Raad) dat de splitsing niet kan worden aangevochten met de pauliana.
Het Europees Hof van Justitie heeft gisteren, in de context van een Italiaanse splitsing, het Belgisch standpunt gevolgd en daarmee voor beweging (onrust) gezorgd in het Nederlands insolventielandschap. Continue reading “Actio pauliana bij splitsing (en fusie): het kan! Europees Hof van Justitie zorgt voor rust in België en onrust in Nederland”
De Hoge Raad over bestuursaansprakelijkheid bij selectieve betalingen bij ondernemingen in moeilijkheden
Een post door gastblogger Prof. Dr. Steef Bartman (Professor of Corporate Group Liability, Universiteit Maastricht)
Bestuurders van ondernemingen in moeilijkheden staan vaak voor lastige betalingsdilemma’s. Betaling van de huur voor bedrijfsruimte maakt dat de maandelijkse aflossing van het bankkrediet erbij inschiet. Bij een omgekeerde behandeling dreigt de verhuurder zijn persoonlijke borgstelling in te roepen. Krijgt de leverancier niet betaald, dan stokt de productie en wordt een reorganisatie lastig uitvoerbaar. De grens tussen goed ondernemerschap en onbehoorlijk bestuur is in de praktijk vliesdun. Biedt het recht de bestuurder een helder richtsnoer? Continue reading “De Hoge Raad over bestuursaansprakelijkheid bij selectieve betalingen bij ondernemingen in moeilijkheden”
De pre-pack en behoud van werkgelegenheid: een Nederlandse empirische analyse. Leest de Belgische wetgever mee?
Een post door gastblogger Gert-Jan Boon (Universiteit Leiden)
De pre-pack heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen. Aan de ene kant wordt de prepack geprezen voor de – ten opzichte van een faillissement – flexibiliteit, de grote mate waarin de schuldenaar controle behoudt op het proces, maar ook meer waardebehoud voor alle belanghebbenden. Aan de andere kant wordt de pre-pack verguisd doordat de belangen van diverse belanghebbenden met de voeten zouden worden getreden. Daarmee is de belangstelling toegenomen voor de vraag of de pre-pack daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft. Ondanks de vele, met name, rechtswetenschappelijke publicaties, blijft het antwoord op deze vraag difuus.
Strategic bankruptcy
In de strategische management literatuur wordt het aanvragen van een specifieke insolventieprocedure gezien als ‘strategic bankruptcy’. Daarmee wordt gedoeld op de wijze waarop een insolventieprocedure wordt aangewend om strategische wijzigingen aan te kunnen brengen in bestaande relaties die de schuldernaar onderhoudt met klanten, leveranciers of andere belanghebbenden. Daarmee kunnen structurele verbeteringen worden bereikt ten behoeve van de continuïteit van de onderneming.
Strategic bankruptcy wordt vaak gezien als een ultimum remedium, wanneer de andere opties – in het bijzonder via informele herstructurering – zijn verkeken. Vanuit de literatuur over downward-spirals volgt dat een ongecontroleerde verslechtering van de prestaties van een onderneming de neerwaartse spiraal versterkt. Daarmee komt de levensvatbaarheid verder onder druk te staan en raken (financiële) middelen uitgeput. Een insolventieprocedure kan de weg openen naar een nieuw perspectief voor de onderneming. Dat raakt aan de kern van strategic bankruptcy. Ondernemingen in financieel zwaar weer kunnen door een herstructurering de noodzakelijke aanpassingen doen om levensvatbaar te blijven of weer te worden. Daarom wordt verwacht dat juist een strategic bankruptcy bijdraagt aan waardebehoud en – niet onbelangrijk – dat het ook leidt tot behoud van werkgelegenheid en andere belangrijke (intellectuele) bronnen.
Vanuit de theorie achter strategic bankruptcy hebben de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit samen een empirisch onderzoek gedaan naar de Nederlandse pre-pack en faillissement. Aan de hand van twee reorganisatiescenario’s is geanalyseerd in welke mate de pre-pack of de doorstart in faillissement (going-concern sale) meer effectief is in het behoud van werkgelegenheid na faillissement. Continue reading “De pre-pack en behoud van werkgelegenheid: een Nederlandse empirische analyse. Leest de Belgische wetgever mee?”