Civielrechtelijke bevoegdheden van het Openbaar Ministerie bij stichtingen en de ‘mondkapjesaffaire’

Rechtbank Amsterdam 21 juli 2022, JOR 2022/204 met noot Van Uchelen-Schipper.

Voor Belgische stichtingen kan het OM (naast anderen) op grond van art. 2:114 WVV de ontbinding van een stichting vorderen, ondere andere, indien het vermogen voor een ander doel wordt aangewend dan het doel waarvoor zij is opgericht; als het uitkeringsverbod wordt geschonden; of als de stichting in strijd handelt met het WVV of ‘in ernstige mate’ in strijd met de statuten. Zie voor een recente bespreking (voor gelijkaardige bepaling bij VZW’s): M. Verheyden, “Gerechtelijke ontbinding wegens schending van het uitkeringsverbod”, TBH 2022, 628 e.v. Art. 2:114 § 4 laat de rechtbank toe een ontbindingsvraag bij de doeloverschrijdende aanwending van het vermogen te vervangen door een vernietiging van de betrokken verrichtingen. Hoewel de wet dit niet met zoveel woorden stelt, kan worden aangenomen dat het OM (of een andere belanghebbende) ook zelfstandige de vernietiging van een doeloverschrijdende verrichting kan vorderen. Qui peut le plus, peut le moins. Het is niet duidelijk waarom het WVV niet hetzelfde zegt voor andere ontbindingsgronden.

In Nederland gaan de bevoegdheden van het OM verder. Marleen van Uchelen-Schipper, universitair docent/onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), bespreekt dit n.a.v. de zgn. ‘mondkapjesaffaire’.

* * *

Continue readingCivielrechtelijke bevoegdheden van het Openbaar Ministerie bij stichtingen en de ‘mondkapjesaffaire’

%d bloggers like this: