Over naar familie(stichting)

Pistor, Balzac en Downton Abbey

Later deze week krijgt Professor Katharina Pistor een ere-doctoraat van de UAntwerpen “als erkenning voor haar baanbrekend werk op het gebied van recht, vermogensvorming en ongelijkheid”. Haar boek The Code of Capital. How Law Creates Wealth and Inequality zal ongetwijfeld een grote rol hebben gespeeld bij het toekennen van deze eer. U kent haar van de Heremans Lectures aan de KU Leuven in 2016 (waar een preview werd gegeven van de bevindingen van het boek) of de voorstelling van voornoemd boek kort na verschijnen op een panelgesprek van deze blog (zie hier voor de video).

Professor Pistor geeft privaatrecht de behandeling die de economische analyse van het recht traditioneel voorbehouden hield aan regulering. Het is geen ratio scripta, geen natuurlijke uitdrukking van efficiëntie (zoals een jonge Posner senior argumenteerde), maar het resultaat van beleidsmatige, zeg maar politieke, keuzes en aldus beïnvloed door ideologie en belangenbehartiging. Ze legt daarbij de nadruk op de rol van private juridische adviseurs:

Dit problematiseert heel wat juridische regels, die meestal neutraal als louter technisch worden beschreven door de juridische literatuur, als zijnde privileges toegekend door het juridisch systeem:

Eén van de elementen van de ‘code’ is durability. Wij kennen het als vermogensafscheiding, bescherming tegen liquidatie en onbeslagbaarheid. Als het juridisch systeem deze attributen toekent aan bepaalde assets worden ze geïsoleerd van schuldeisers, wat het uiteraard een belangrijke bron maakt van intergenerationele rijkdom (The Code of Capital, p. 14).

Denk aan de onroerende adellijke goederen uit het ancien régime die onder meer wegens de vermenging van private en publiekrechtelijke bevoegdheden niet konden worden uitgewonnen.  Deze feodale figuren werden afgeschaft in Frankrijk in de nacht van 4 augustus 1789, maar Napoleon komt er enkele jaren later weer op terug met de instelling van het majorat. Daarbij wordt een vermogen afgeschermd ten behoeve van de houder van een titel, waar het vermogen enkel aan de oudste mannelijke erfgenaam vererft en ook wordt afgeschermd van schuldeisers. Zie het erg lezenswaardige artikel van J. Van De Voorde, “À la plus grande gloire (juridique) de Napoléon Ier, Empereur des Français, de la part de ses plus fidèles sujets, les Belges : les majorats napoléoniens analysés du point de vue du droit des biens en raison de leur survie continuée en Belgique“, Revista internacional de derecho y ciencias sociales 2017, 29 e.v., dat onder meer duidelijk maakt dat er nog één majoraat in België bestaat, dat van de Hertog van Wellington in de buurt van Waterloo.

Balzac of vele andere meesterwerken van de 19de eeuw (bv. I Viceré (De Onderkoningen) van Federico di Roberto) zijn nauwelijks leesbaar zonder een notie van deze figuren. De ernstige lezer van Corporate Finance Lab kijkt uiteraard niet naar series op Netflix, maar ook de plot van Downton Abbey – een perfide maar heerlijk stukje tory propaganda – draait rond een entailed estate die enkel kan worden geërfd door de oudste mannelijke erfgenaam.

Wij hebben deze antieke figuren gelukkig niet meer. Nee, wij hebben estate planning.

Continue reading “Over naar familie(stichting)”

Cornelis en Feltkamp over buitencontractuele aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen in Boek 6 BW: niet ‘back to the future’ maar ‘forward to the past’?

Een post door gastblogger Jeroen Delvoie (VUB)

In hun bijdrage “SOS voor een democratisch aansprakelijkheidsrecht” in de Juristenkrant van 10 mei 2023 zijn Ludo Cornelis en Régine Feltkamp kritisch voor Boek 6 B.W. dat momenteel in de Kamer wordt behandeld. Ik juich hun initiatief toe (ook al ben ik het niet eens met de analyse), want uiteraard verdient het onderwerp een breed juridisch en maatschappelijk debat. Ook Corporate Finance Lab laat zich ter zake overigens niet onbetuigd (zie bv. hier en hier en hier). Ik kan de lezer enkel aanraden de kritische reeks van Cornelis en Feltkamp over Boek 6 verder te volgen via hun website Law Back on Track.

Maar op een bepaald moment moest ik me bij de lectuur van hun bijdrage toch even in de haren krabben. Ik licht dat graag toe.

Enerzijds wijzen de auteurs op de sterk veranderde samenlevingscontext sinds 1804. Vanaf medio 20e eeuw leidde de democratische omwenteling tot een politieke aardverschuiving, zo luidt hun analyse. Boek 6 B.W. is (net zoals de reeds aangenomen boeken) volgens Cornelis en Feltkamp nog te zeer schatplichtig aan de 19e eeuw en dus aan een “voorbijgestreefd politiek regime”. Voor wie deze auteurs volgt, klinkt dat bekend in de oren.

Continue reading “Cornelis en Feltkamp over buitencontractuele aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen in Boek 6 BW: niet ‘back to the future’ maar ‘forward to the past’?”

Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten

Een volkomen rechtspersoon wordt er niet minder volkomen op louter doordat hij in een groepsstructuur zit. Een groepsvennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is dan ook in de regel niet aansprakelijk voor de schulden van andere groepsvennootschappen. Kredietgevers beperken daarom typisch het insolventierisico door meerdere groepsvennootschappen samen te doen instaan voor de terugbetaling ervan. Dat kan bijvoorbeeld door die vennootschappen zich hoofdelijk te doen verbinden.

Dat was ook het geval in een zaak waarover de Nederlandse Hoge Raad zich recent heeft gebogen. Een Nederlandse B.V. verbindt zich hoofdelijk voor kredieten van haar zustervennootschap. Daarop gaat de B.V. failliet. De curator betaalt het krediet voor een groot stuk terug aan de bank. De rest van het krediet lost de (niet-failliete) zustervennootschap zelf af. De curator van de B.V. neemt vervolgens regres op de zustervennootschap. De boedel heeft immers, zo verdedigt de curator, meer aan de bank betaald dan de B.V. diende bij te dragen in de interne verhouding met haar zustervennootschap.

De vraag is dan: wat is die interne verhouding?

Continue reading “Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten”

Tertium datur: ‘andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid’ in het Ontwerp Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht

Het meest recente nummer van het TPR omvat een lijvig verslag van het rondetafelgesprek over de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht gehouden op 25 februari 2022 te Leuven. De levendige parlando-stijl van het verslag maakt het zeker de moeite waard om er in te grasduinen.

Een thema dat werd besproken is de rechtspersoon in het privaatrecht en het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht in het bijzonder. Het is zonder twijfel een grote verdienste van het ontwerp om ook de rechtspersoon expliciet in het buitencontracuteel aansprakelijkheidsrecht te betrekken. Ik zelf brak een lans om dit niet te beperken tot rechtspersonen (TPR 2022, p. 1162).

Commissielid Prof. Dr. Jeroen Delvoie erkende dat ook bij organisaties zonder rechtspersoonlijkheid aan rechtspersonen gelijkaardige toerekenings- en andere vragen stellen, maar dat dit ook via een interpretatie per analogie kan, zoals nu overigens gebeurt (TPR 2022, p. 1164-1165). Kamerlid Prof. Dr. Koen Geens sprak zijn voorkeur uit voor een expliciete verwijzing naar maatschappen en gelijkaardige organisaties (TPR 2022, p. 1166).

Hieronder licht ik toe waarom dit verkieslijk is en hoe dat – naar mijn mening met een zeer lichte penseelstreek – kan gebeuren.

Continue reading “Tertium datur: ‘andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid’ in het Ontwerp Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht”

Voorwaardelijke uittredingsrechten spoedig op komst in het Belgisch recht: “all that glitters is not gold”

Voorwaardelijke uittredingsrechten, ook wel appraisal remedies genoemd, komen in de Belgische rechtsleer meer en meer op de voorgrond als een mogelijk instrument van minderheidsbescherming in niet-genoteerde vennootschappen (zie bijvoorbeeld hier). Een voorwaardelijk uittredingsrecht houdt in dat minderheidsaandeelhouders die tegen een wettelijk gespecifieerde essentiële wijziging binnen de vennootschap stemmen (bijvoorbeeld een uitholling van het winstuitkeringsoogmerk of een grensoverschrijdende herstructurering) een uittredingsrecht krijgen. In ruil voor de uittreding krijgen ze een vergoeding voor hun aandelen.

Voorlopig kent het Belgische recht, in tegenstelling tot andere landen zoals Nederland en Duitsland, geen voorwaardelijke uittredingsrechten. Bij de omzetting van de Mobiliteitsrichtlijn zal de Belgische wetgever echter tegen 31 januari 2023 zo een uittredingsrecht effectief moeten invoeren voor minderheidsaandeelhouders die niet instemmen met een beslissing tot grensoverschrijdende herstructurering (grensoverschrijdende fusie, splitsing en omzetting).

Continue reading “Voorwaardelijke uittredingsrechten spoedig op komst in het Belgisch recht: “all that glitters is not gold””

Insolventierisico voor schuldeisers in de vennootschapsgroep

Bestuurders moeten het eigen belang van de vennootschap als richtsnoer nemen. Dat geldt óók als die vennootschap deel uitmaakt van een groep. Het uitgangspunt blijft dat de leden van een vennootschapsgroep, gezien hun eigen rechtspersoonlijkheid, afzonderlijke winstcentra vormen: de groep gaat erop vooruit doordat elk van de delen erop vooruitgaat.[1]

De nadruk van het vennootschapsrecht op de juridische entiteit krijgt wel eens kritiek. Ontkent het immers niet de economische realiteit van het groepsverband, waarbij de groepsvennootschappen samen één grote onderneming vormen?

De doornen van de Rozenblum

Continue reading “Insolventierisico voor schuldeisers in de vennootschapsgroep”

De actio pauliana tegen kapitaalverhoging met uitsluiting van voorkeurrecht

Eerdere posts (zie hier, hier en hier) lichtten toe hoe vennootschapsschuldeisers de actio pauliana (artikel 1167 oud BW; art. 5.243 BW) kunnen inzetten om uitkeringen aan te vechten die op voorzienbare wijze nadeel toebrengen aan hun verhaalsmogelijkheden. Het typevoorbeeld daarvan is het excessieve dividend, maar ook reële kapitaalverminderingen kunnen op soortgelijke wijze het vennootschapsvermogen als onderpand voor de schuldeiser uithollen. In een arrest van 10 juni 2022 buigt het Hof van Cassatie zich over de toepassing van de actio pauliana op de omgekeerde kapitaalbeweging: een kapitaalverhoging.

Continue reading “De actio pauliana tegen kapitaalverhoging met uitsluiting van voorkeurrecht”

Toerekening van buitencontractueel schadeveroorzakend handelen aan rechtspersonen

In rechtsreeks.be, het gedigitaliseerde archief van de bibliotheek van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven op initiatief van bibliothecaris Christophe Malliet (zie eerder hier) bevindt zich nu ook het proefschrift van Jeroen Delvoie over Orgaantheorie in rechtspersonen van privaatrecht (2010).

Toerekening aan rechtspersonen betreft de vraag wanneer schadeverwekkend handelen (met inbegrip van een stilzitten) kan worden toegerekend aan een rechtspersoon. Meestal wordt gesproken over het toerekenen van onrechtmatige daden aan de rechtspersoon, maar het gaat eigenlijk om het toerekenen van schadeveroorzakend handelen (dat op het niveau van rechtspersoon en natuurlijke persoon verschillend kan worden beoordeeld). Bij natuurlijke personen is de toerekeningsvraag een feitelijke kwestie (“wie heeft het gedaan?”). Bij een rechtspersoon dient ook een juridisch link te worden gelegd tussen het schadeverwekkend handelen enerzijds en het onstoffelijk rechtssubject dat de rechtspersoon is anderzijds.

Het voorontwerp van nieuw buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht geeft voor het eerst een expliciete regel hieromtrent met artikel 5.158, dat de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor leden van bestuursorganen schoeit op de leest van de aansprakelijkheid van de aansteller voor zijn aangestelde (hiervoor wordt intern verwezen naar artikel 5.157, dat de aansprakelijkheid van de aansteller voor zijn aangestelde regelt).

Continue reading “Toerekening van buitencontractueel schadeveroorzakend handelen aan rechtspersonen”

Het afgescheiden vermogen van de maatschap en de regels inzake het ouderlijk gezag bij minderjarige maten

De maatschap heeft een eigen vermogen, afgescheiden van de vermogens van de maten. Waar dit onder het W.Venn. door de meeste hedendaagse auteurs werd bepleit, blijkt dit sinds de invoering van het WVV duidelijk uit art. 1:1 en 4:13-4:15 WVV.

Het afgescheiden vermogen betekent dat voor vermogensrechtelijke doeleinden de onverdeelde maatschapsgoederen en de mede-eigendomsrechten in die goederen niet behoren tot het vermogen van de afzonderlijke maten. Het is het aandeel in de maatschap zelf dat in het vermogen van de maat valt.

Meestal wordt dit bekeken vanuit de verhaalsrechtelijke positie van schuldeisers:

  • Schuldeisers van de maatschap kunnen als enigen de maatschapsgoederen uitwinnen, met uitsluiting van de louter persoonlijke schuldeisers van de maten.
  • Daarenboven heeft de maatschapsschuldeiser een voorrang als hij de maatschapsgoederen uitwint: hij dient de persoonlijke schuldeisers niet te laten meedelen ten belope van het aandeel van debiteur/maat.
  • Louter persoonlijke schuldeisers kunnen in principe wel beslag leggen op het aandeel van hun schuldenaar in de ganse maatschap. Wel zal bijna altijd de uitwinning van een aandeel in een maatschap botsen op een andere juridische hinderpaal: de wettelijke en statutaire overdrachtsbeperkingen, die zakelijke werking hebben en die dan ook een executoriale verkoop kunnen frustreren.

Meer in het algemeen kan worden gesteld dat vermogensafscheiding impliceert dat enkel het aandeel in de ganse maatschap in de persoonlijke vermogens van de maten valt; niet de afzonderlijke maatschapsgoederen noch de mede-eigendom van de afzonderlijke goederen. De lotgevallen van het persoonlijk vermogen van een maat, zoals onbekwaamheid, overlijden of beschikkingsonbevoegdheid, treffen dan ook enkel het aandeel in de maatschap, niet de maatschapsgoederen.  Dit wordt elegant tot uitdrukking gebracht door art. 3.68 (nieuw) BW al. 2:

Indien de mede-eigendom betrekking heeft op een juridisch geheel van goederen, hebben de rechten van de mede-eigenaars enkel dat geheel tot voorwerp en niet de afzonderlijke goederen.

Vermogensafscheiding en onbekwaamheid van minderjarigen: de maatschapsactiva

De gevolgen van vermogens­afscheiding gaan verder dan de verhaalspositie van schuldeisers. Vermogensafscheiding impliceert dat enkel het aandeel in de ganse maatschap in de persoonlijke vermogens van de maten valt; niet de afzonderlijke maatschapsgoederen noch de mede-eigendom van de afzonderlijke goederen. De lotgevallen van het persoonlijk vermogen van een maat, zoals onbekwaamheid, overlijden of beschikkingsonbevoegdheid, treffen dan ook enkel het aandeel in de ganse maatschap, niet de maatschapsgoederen of de mede-eigendomsrechten in de afzonderlijke maatschapsgoederen.

Continue reading “Het afgescheiden vermogen van de maatschap en de regels inzake het ouderlijk gezag bij minderjarige maten”

Grenzen aan uitkeringen in het vennootschaps- en insolventierecht

Video van presentatie door Prof. Dr. Robbie Tas

Uitkeringen zijn in zekere zin intrinsiek controversieel: ze laten toe dat aandeelhouders, die nochtans achtergesteld heten te zijn, toch al een vermogensvoordeel ontvangen zonder dat alle schulden van de vennootschap moeten zijn betaald.

Prof. Dr. Robbie Tas (KU Leuven, Intui) besprak op 15 oktober 2020 de grenzen aan uitkeringen in het WVV en hun verhouding met de remedies uit het insolventierecht, zoals de pauliana. U kan zijn presentatie hier (her)bekijken.

Meer info vindt u ook  in het boek van dr. Gillis Lindemans over Schuldeiser en Rechtspersoon.

De actio pauliana als onderschatte remedie voor schuldeisers van rechtspersonen

Video van presentatie door dr. Gillis Lindemans (KU Leuven)

De actio pauliana kwam in het verleden in de context van het vennootschapsrecht vooral ter sprake als beschermingsmechanisme voor persoonlijke schuldeisers van een vennootschap bij een inbreng.

De actio pauliana is echter ook een krachtige remedie waarmee de vennootschapsschuldeisers hun verhaalspositie kunnen veiligstellen. Zo kan de pauliana schuldeisers beschermen tegen excessieve uitkeringen, benadelende fusies en splitsingen, onrechtmatige financiering enz.

De mogelijkheden en limieten van deze remedie werden vorige week besproken door Dr. Gillis Lindemans (KU Leuven, advocaat bij Quinz) op de studiedag over Schuldeisers en Rechtspersonen. U kan zijn presentatie hier (her)bekijken.

Meer info vindt u in zijn boek over hetzelfde thema.

“Laat de aandeelhouders bloeden. Het is nu eenmaal zo” – Tevens een juridische terug-en vooruitblik

In een interview in De Tijd (30 mei 2020), gaat voormalig Eurogroep-voorzitter Jeroen Dijsselbloem in op (de reactie op) de huidige crisis. Wat hij zegt over het verdelen van verliezen, is relevant voor vele discussies die vandaag gevoerd worden, in België en elders.

Dat is ook uw bezwaar tegen Nederlandse steun voor Air France /KLM.

Dijsselbloem: ‘Air France/KLM heeft al schulden uitstaan en lijdt verlies. Met staatssteun verliezen financieren heeft geen zin. Je ziet dat geld niet terug. Een lening is maar houdbaar als je het geld kunt terugverdienen.’

‘Daarom vind ik dat de overheid moet zeggen: ik wil wel geld geven, maar dan wil ik aandelen. Dan duw je het eerste verlies naar de andere aandeelhouders, die hun belang zien verwateren. Uiteindelijk is dat de centrale vraag in iedere crisis: wanneer nemen we onze verliezen? En wie draagt ze?’

Wat is het antwoord op die vraag nu?

Dijsselbloem: ‘Eerst begint het spelletje waarbij iedereen zegt: ik wil de verliezen niet. En als ik ze toch krijg, probeer ik ze uit te stellen. Maar de beste manier om uit de crisis te komen is je verliezen zo snel mogelijk te nemen. En ze zo rechtvaardig mogelijk te verdelen. Laat aandeelhouders bloeden. Het is niet anders.’

De analyse van Dijsselbloem sluit aan bij die van Eric Dirix, die in zijn afscheidsrede opmerkte dat het insolventierecht te “vriendelijk” is voor de aandeelhouders: “Is het ‘fair’ dat de aandeelhouders een tweede leven krijgen op de kap van de schuldeisers? Moet zeker bij grote ondernemingen niet meer gedacht worden aan een overdracht van aandelen?”.

Continue reading ““Laat de aandeelhouders bloeden. Het is nu eenmaal zo” – Tevens een juridische terug-en vooruitblik”

Beslag op aandelen: een doodlopende straat of onderbroken door werkzaamheden?

Een post door gastblogger Mateusz Ryś (student UA)

De rechtsfiguur van het beslag op aandelen vertoont een problematisch karakter. Wie artikel 7 Hyp.W. leest, maakt zich op het eerste gezicht weinig zorgen: eenieder staat met zijn gehele vermogen in voor zijn schulden; daarin vallen ook diens aandelen. Nochtans blijkt beslag op aandelen allerminst een evidentie. Deze post zal drie kernpunten verduidelijken over het beslag op aandelen, met aandacht voor wijzigingen door WVV. Continue reading “Beslag op aandelen: een doodlopende straat of onderbroken door werkzaamheden?”

Zal het insolventierecht de wereld redden?

“Over de schutting” | Oratie gehouden op 1 april 2019 te Leiden ter gelegenheid van de TPR Wisselleerstoel (8)

Eerdere posts schonken aandacht aan enkele technologieën om de scherpe kantjes van afgescheiden vermogen en beperkte aansprakelijkheid af te vijlen: publiciteit, en uitkeringsverplichtingen, uitkeringsbeperkingentoerekeningsregels voor vennootschapsschuldenbestuursaansprakelijkheid.

Deze technologieën staan onder druk. Het internationaalrechtelijk aanknopingspunt voor deze regels wordt immers in belangrijke mate bepaald door het het toepasselijke vennootschapsrecht: de lex societatis. In België gold dat je het toepasselijk vennootschapsrecht niet vrij kan kiezen: je moet het recht kiezen van het economische zwaartepunt van de vennootschap, de werkelijke zetel. Vanuit het idee dat de rechtspersoon in belangrijke mate een figuur met derdenwerking is, vind ik het geen gek idee dat de insiders niet totaal vrij kunnen kiezen. Bij een contract ligt vrije keuze voor de hand; bij figuren met derdenwerking dringt een objectieve aanknopingsfacor zich op. In het goederenrecht is dit de lex rei sitae, de plaats waar een zaak zich werkelijk bevindt, in het vennootschapsrecht is dat de werkelijke zetel. De keuze om vrij het toepasselijk recht te kiezen voor figuren die tegenwerpelijk zijn aan derden wordt in The Code of Capital van Pistor terecht als zeer problematisch beschreven. Continue reading “Zal het insolventierecht de wereld redden?”

The Code of Capital: How the Law Creates Wealth and Inequality 

KU Leuven Campus Brussels | Monday 4 November 2019

9780691178974Professor Katharina Pistor (Columbia Law School) presents on Monday 4 November 2019 in Brussels her book The Code of Capital on how the law shapes the distribution of wealth.

This book develops i.a. the topics which Professor Pistor touched upon in her Heremans Lectures as Global Law Professor at the KU Leuven in 2016.

“This is a fascinating book that demonstrates how the rights of capital have been entrenched in the international legal system. The Code of Capital opens the way for a thoughtful discussion about the treaties on capital flows and privileges that need to be rewritten. A must-read.”

Thomas Piketty

Programme

16.30: Welcome by Professor Dirk Heremans (emeritus KU Leuven)

16.40: Lecture by Professor Katharina Pistor (Columbia Law School)

17.40: Belgian responses by

  • Professor Koen Geens (KU Leuven and Minister of Justice of Belgium)
  • Professor Ludo Cornelis (emeritus VUB)
  • Professor Joeri Vananroye (KU Leuven)

18.10: Q&A

18.30: End

Venue Continue reading “The Code of Capital: How the Law Creates Wealth and Inequality “