De rechtsfiguur van het beslag op aandelen vertoont een problematisch karakter. Wie artikel 7 Hyp.W. leest, maakt zich op het eerste gezicht weinig zorgen: eenieder staat met zijn gehele vermogen in voor zijn schulden; daarin vallen ook diens aandelen. Nochtans blijkt beslag op aandelen allerminst een evidentie. Deze post zal drie kernpunten verduidelijken over het beslag op aandelen, met aandacht voor wijzigingen door WVV.
Oude regelgeving beslag op aandelen: uitvoerend beslag
Een bijzondere regel over beslag op aandelen vinden we enkel voor het uitvoerend beslag (art. 1523 Ger.W.), niet voor het bewarend beslag. Art. 1523 Ger.W. stipuleert de wijze waarop de verkoop van “openbare fondsen en deviezen” zal geschieden. Over de terminologie van art. 1523 Ger.W bestaan onduidelijkheden. De term “openbare fondsen en deviezen” zorgt namelijk voor verwarring. De rechtsleer aanvaardt dat deze term overeenkomt met het begrip “effecten”. In essentie dient een effect (lees: aandeel) dus feitelijk overdraagbaar te zijn opdat het onder toepassing van art. 1523 Ger.W. valt. Het is net die overdraagbaarheid die een hinderpaal vormt om de aandelen op naam in een BVBA onder de gelding van artikel 1523 Ger.W. te plaatsen. De meerderheid van de rechtsleer zegt dat de beperkte overdraagbaarheid van aandelen en de wettelijke overdrachtsbeperkingen in een BVBA tot gevolg hebben dat aandelen op naam uitgesloten zijn uit de werkingssfeer van art. 1523 Ger.W. Mijns inziens is deze visie correct. Nochtans bestaat een minderheidsstrekking die stelt dat art. 1523 Ger.W wel aandelen op naam dekt. Het vonnis van de beslagrechter te Luik (Beslagr. Luik 27 juni 1994, T.Not. 1995, (170) 173.) dat artikel 1523 Ger.W. toepasselijk verklaarde op de tegeldemaking van aandelen op naam sterkt deze visie.
Het spreekt voor zich dat indien de lex specialis geen soelaas biedt over de tegeldemaking van aandelen op naam, raadpleging van de gemeenrechtelijke procedure voorhanden ligt. Op basis van deze procedure zijn twee oplossingen mogelijk.
- Een eerste oplossing is de openbare verkoop op basis van art. 1526 en 1527 Ger.W. waarbij de plaats van verkoop verzet kan worden naar de plaats van de maatschappelijk zetel van de vennootschap (artikel 1522 Ger.W.).
- Een, tweede oplossing is de mogelijkheid tot onderhandse verkoop op grond van art. 1526bisW. De beslagleggende schuldeisers kunnen wel het voorstel tot onderhandse verkoop weigeren. De schuldenaar kan echter verzet aantekenen en desgevallend een schadevergoeding bekomen indien de weigering louter geschiedde om de schuldenaar te benadelen.
In beide procedures zullen problemen omtrent de “due dilligence” aan bod komen. Er bestaan geen regels om de vennootschap te verplichten bepaalde informatie mee te delen wat de waardebepaling van de aandelen aanzienlijk bemoeilijkt.
Overdrachtsbeperkingen
Wettelijke overdrachtsbeperkingen
In de BVBA vereist een aandelenoverdracht in de regel de instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierden van het kapitaal bezitten (art. 249 e.v. W.Venn.; voor het WVV: zie verder). Uit art. 249 W.Venn. blijkt duidelijk dat iedere overdracht onderworpen is aan die regel, dus ook de overdracht naar aanleiding van een uitvoerend beslag. Het uitgangspunt in de rechtsleer is dat de voornoemde wettelijke overdrachtsbeperking tegenstelbaar is aan derden. Kenmerkend is dat afwijken van deze overdrachtsbeperking niet is toegestaan omdat het een regel van openbare orde betreft (Gent 15 mei 1991, TBH 1991, 901).
Statutaire overdrachtsbeperkingen
Over de tegenwerpelijkheid van statutaire overdrachtsbeperkingen bestaat geen eensgezindheid. Er zijn twee visies.
Een eerste strekking stelt dat statutaire overdrachtsbeperkingen wel tegenstelbaar zijn aan derden bij een vrijwillige overdracht van aandelen. En dus zouden deze statutaire beperkingen naar analogie ook tegenstelbaar zijn aan de beslagleggende schuldeiser (D. MICHIELS, “Beslag op aandelen in een BVBA”, T.Not. 1995, 173.).
Een tweede strekking zegt dat statutaire overdrachtsbeperkingen enkel gelden tussen de aandeelhouders en de vennootschap. Enkel bij derde-medeplichtigheid aan contractbreuk kan ook de derde-overnemer worden gesanctioneerd (art. 1165 BW).
Ondanks zekere steun voor de tweede strekking in de rechtspraak (Kh. Ieper 23 juni 2003, RW 2005-06, 468; TRV 2006, 64.) blijft de eerste visie de meerderheidsopvatting. Ondergetekende treedt die visie bij. Een kandidaat-overnemer zal in beginsel kennisnemen van de (neergelegde) statuten en dus van de overdrachtsbeperkingen.
Conventionele overdrachtsbeperkingen
De tegenwerpelijkheid van overdrachtsbeperkingen in overeenkomsten tussen aandeelhouders is niet bestreden. Dergelijke overdrachtsbeperking zal slechts relatieve werking hebben tussen de partijen. Het gevolg hiervan is dat een beslagleggende schuldeiser geen rekening dient te houden met de overeenkomst.
Wijzigingen door het WVV
Verwelkoming van de BV: gevolgen voor de procedure
In de nieuwe BV zijn de wettelijke overdrachtsbeperkingen als uitgangspunt afgeschaft (art. 5:63 WVV). Het gevolg hiervan is dat de gehele discussie over het toepassingsgebied van art. 1523 Ger.W aan relevantie verliest. De aandelen in de BV kunnen vrij overdraagbaar worden gemaakt; in dat geval vallen zij zonder twijfel onder de werkingssfeer van art. 1523 Ger.W.
De vraag die dan rijst is of dit wenselijk is. De lex specialis zal dan gelden en dus ook de procedure die daaraan vasthangt. Paradoxaal hierbij is dat deze gemeenrechtelijke regeling in principe voor meer vrijheid zorgt bij de tegeldemaking van aandelen. Anders dan in art. 1523 Ger.W. zal een verkoop van aandelen via een onderhandse akte mogelijk zijn. Langs de andere kant zorgt de opentrekking van de BV voor een soepelere verhandeling van de aandelen. Het argument dat de markt voor de aandelen gering is zal hierdoor getemperd worden. Dit argument dient niet overschat te worden. De problematiek van het aanbieden van aandelen in een gespecialiseerde BV blijft. Het vinden van een gespecialiseerde koper blijft geen evidentie. De moeilijkheid zal alleen maar toenemen aangezien het gebruik van de onderhandse verkoop wordt uitgesloten.
De BV en de overdrachtsbeperkingen
Indien er geen regeling is getroffen in de statuten blijft de instemming van de vennoten (zoals we die kenden uit art. 249 W.Venn.) vereist. In het licht van de discussie in de rechtsleer over de tegenwerpelijkheid van statutaire overdrachtsbeperkingen werkt dat de rechtszekerheid niet in de hand. In de eerste plaats zou bij elke BV onderzocht moeten worden wat er precies gestipuleerd is in de statuten. De BVBA bood in die zin rechtszekerheid.
Voorts zal afhankelijk van de gevolgde visie een statutaire beperking op de goedkeuringsvereiste al dan niet tegenwerpelijk zijn aan de beslagleggende schuldeiser. Opteert men om de stelling te volgen dat statutaire overdrachtsbeperkingen niet tegenstelbaar zijn dan zal de ingevoerde versoepeling dode letter blijven. De wetgever is tegenmoet gekomen aan deze problematiek door expliciet in het WVV op te nemen dat statutaire overdrachtsbeperkingen tegenstelbaar zijn aan derden (art. 5:68 en 7:78, §2 WVV). Hoewel deze regeling de nodige rechtszekerheid verschaft, bemoeilijkt zij het beslag op aandelen. Toch lijkt dit de correcte juridische redenering. Nochtans zou een mogelijkheid tot versoepeling van deze regel een mogelijke aanvulling kunnen zijn. In die context kan ook richting Nederland gekeken worden.
Rechtsvergelijkende analyse: de situatie in Nederland
De wijziging naar een meer open vennootschapsvorm in Nederland vond in 2012 plaats. De regeling over het executoriaal beslag op aandelen dateert daarentegen al van 1972. De kwalificatie van deze procedure gebeurt in het Nederlands recht op basis van een sui generis beslag, geregeld in de artikelen 474g en 474h Rv.
Vormen van executoriaal beslag
Anders dan in België zal de rechter het uitvoerend beslag in beginsel begeleiden. Dit brengt met zich mee dat er een bepaalde mate van flexibiliteit aanwezig is in de procedure. De rechter kan namelijk het uitvoerend beslag moduleren.
Net zoals in de gemeenrechtelijke procedure in België bestaan er twee manieren om de executie van aandelen te bekomen, enerzijds de openbare verkoop en anderzijds de onderhandse verkoop. Zoals reeds hierboven aangestipt zal de rechter de keuze hebben tussen deze twee vormen. Ook in Nederland bestaat er geen enkele wettelijke verplichting voor een vennootschap om bepaalde informatie mee te delen. Nochtans vangt de rechtspraak deze hiaat in beperkte mate op (Gerechtshof Arnhem 8 mei 2012, LJN: BW5216.).
Tegenwerpelijkheid van overdrachtsbeperkingen
De Nederlandse wetgever volgt met artikel 474g lid 4 Rv de meerderheidsvisie die ook in België courant was en sinds kort ook wettelijk is verankerd. Hierin wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat wettelijke en statutaire overdrachtsbeperkingen tegenstelbaar zijn aan derden. Onmiddellijk voorziet dit artikel daar echter een uitzondering op: deze beperkingen zullen niet tegenstelbaar zijn als ze de “executoriale verkoop onmogelijk zou(den) maken”.
Het zal de rechter zijn die beslist wat een executoriale verkoop onmogelijk maakt. De Nederlandse wetgever achtte het nodig om deze strenge toets te versoepelen. Op grond van het recenter ingevoerde artikel 2:195 lid 7 BW zal niet langer de onmogelijkheidstoets van toepassing zijn, maar de redelijkheidstoets. Deze laatste is een heel stuk ruimer (Rechtbank van Noord-Holland 2 maart 2017, HA RK 16-155.). De rechter kan bij deze toets een statutaire of wettelijke overdrachtsclausule naast zich neerleggen.
Deze duidelijkere regeling over de tegenwerpelijkheid van overdrachtsbeperkingen is mijns inziens een stap in de juiste richting. De overstap van de onmogelijkheidstoets naar de redelijkheidstoets ging in Nederland gepaard met de invoering van de flex-BV in 2012. Recentelijk stapten we in België op een gelijkaardige manier over van de BVBA naar de BV. Dit was het perfecte tijdstip voor de wetgever om zich over deze materie te buigen.
Conclusie
Om van beslag op aandelen een duidelijke en werkbare techniek te maken is wetgevend ingrijpen vereist. De flexibilisering van de BV is in die zin een stap in de gewenste richting, al blijkt deze stap vrij klein te zijn. Het is spijtig dat de wetgever niet heeft geopteerd om ook het beslag op aandelen te hervormen. Voorlopig zullen we genoegen moeten nemen met een procedure die verouderd en terminologisch wankel is.
Deze post kwam tot stand aan de Universiteit Antwerpen, in het kader van het opleidingsonderdeel “Grondige studie insolventierecht met inbegrip van zekerheden” (Prof. Dr. Stijn De Dier).
Mateusz Ryś
student UA