Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten

De wereld na Boek 6 BW

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zelfs als de bestuurder een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de derde de bestuurder in de regel niet buitencontractueel aanspreken. De bestuurder kan contractueel eventueel wel bestuursaansprakelijkheid oplopen t.a.v. de rechtspersoon.

Uiteraard zal niet elke wanprestatie door de vennootschap een bestuursfout uitmaken, ook niet als de betrokken wanprestatie materieel aan de betrokken bestuurder kan worden toegerekend. De betrokken bestuurder kan immers de wanprestatie in het contract met de derde hebben gepleegd in het belang van de vennootschap.

Een civilist heeft het er misschien moeite mee dat een onrechtmatige daad niet per se als onrechtmatig in een contractuele verhouding geldt. Voor een commercialist lijkt het echter evident dat een bestuurder zijn taak goed vervult en toch onrechtmatige daden kan plegen. Meer zelfs: een bestuurder die geen onrechtmatige daden pleegt is wellicht zijn job niet goed aan het uitoefenen.

De bescherming van de immuniteit van de uitvoeringsagent zal na de inwerkingtreding van boek 6 BW wegvallen voor de bestuurder. Soms hoort men wel eens dat dit niet leidt tot een uitbreiding van aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten, dat dit enkel leidt tot een uitbreiding van het aantal eisers dat deze aansprakelijkheid kan inroepen. Dat is niet correct.

Continue reading “Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten”

De Smallsteps-zaak: meer dan een jaar later

Samenvattende bijdrage “Het stil faillissement na de Smallsteps-zaak: uit het oog, maar niet uit het hart” in TBH-RDC

Indien we via dit forum een wedstrijd zouden organiseren waarin we het meest spraakmakende insolventierechtelijke arrest van de voorbije twee jaar zouden verkiezen, dan zou het Smallsteps-arrest wellicht bijzonder hoog scoren. Het Smallsteps-arrest had immers tot gevolg dat het Belgische stil faillissement nooit verder is geraakt dan de parlementaire voorbereidingen (de geschrapte art. XX.33-34 WER). In de wandelgangen was dit arrest dan ook met enige regelmaat het geliefkoosde insolventie- én arbeidsrechtelijke onderwerp.

Opmerkelijk is evenwel dat die informele gesprekken de Belgische auteurs niet in beweging hebben gezet, althans niet in dezelfde mate als bij onze Noorderburen, waar volledige tijdschriftafleveringen en conferenties besteed werden/worden aan enkel en alleen (de gevolgen van) dit arrest (zie bv. het pre-packxit symposium te Groningen). In de Belgische doctrine beperken de sporen van dit “fossiel”, behoudens de enkele zeer lezenswaardige bijdragen van Roman Aydogdu (ULg, ULB)[1], zich voornamelijk tot kanttekeningen in bepaalde verslagboeken en een verkeerde nummering in een aantal concordantietabellen. De trouwe lezer van het Corporate Finance Lab werd daarnaast ten tijde van het verschijnen van dit arrest even bestookt met onze berichtgevingen (zie o.a. hier, hier, hier, hier en hier).

Mogelijk valt dit gebrek aan doctrinaire aandacht te verklaren doordat Continue reading “De Smallsteps-zaak: meer dan een jaar later”

Het zwaard van Damocles hangt boven de insolventieprocedures zoals we ze kennen: na de pre-pack (“Estro”), ook de overdracht onder gerechtelijk gezag (“Echo”)?

Arbeidshof stelt prejudiciële vraag over de verenigbaarheid van artikel 61, §3 WCO met Europese richtlijn 2001/23/EG

In een recent arrest (Arbh. 14 augustus 2017, 2016/AH/191, onuitg.) heeft het Arbeidshof Antwerpen, afdeling Hasselt de volgende prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie gesteld:

“Is het keuzerecht voor de overnemer uit artikel 61 §4 (thans artikel 61 §3) van de Belgische Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO-wet), als onderdeel van Hoofdstuk 4 van Titel 4 van deze wet waarbij de ‘gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag’ wordt geregeld, in de mate dat deze ‘gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag’ is aangewend met het oog op het behoud van een geheel of een gedeelte van de vervreemder of van zijn activiteiten, in overeenstemming met de Europese Richtlijn 2001/23/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, in het bijzonder met de artikelen 3 en 5 van deze richtlijn?”

Die vraag kwam er naar aanleiding van een overdracht onder gerechtelijk gezag van NV Echo door NV Prefaco op 22 april 2013. NV Prefaco nam ongeveer twee derden van het totale personeelsbestand van NV Echo over, zijnde 164 werknemers. Een werkneemster die niet werd overgenomen, stelde NV Prefaco in gebreke om haar tewerk te stellen. Continue reading “Het zwaard van Damocles hangt boven de insolventieprocedures zoals we ze kennen: na de pre-pack (“Estro”), ook de overdracht onder gerechtelijk gezag (“Echo”)?”