In de film Minority Report (2002, regie Steven Spielberg) voorspellen drie genetisch gemodificeerde mediums, “precogs” genaamd, misdaden vooraleer ze worden gepleegd. De toekomstige-schuldigen worden preventief gearresteerd en geneutraliseerd. Iedereen tevreden. Uiteraard loopt het al snel verkeerd, zoniet zou Tom Cruise niet 145 minuten het beste van zichzelf kunnen geven.

De aan Minority Report onderliggende gedachte is prikkelend: voorkomen is beter dan genezen. Deze gedachte is op diverse plaatsen aanwezig in het wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek (hierna “WBA“), dat thans het voorwerp uitmaakt van parlementaire bespreking. Een aantal Minority Report-elementen worden hierna op een rijtje gezet.
I. Preventie van schade
Artikel 6.30 WBA bevat twee Minority Report-elementen. Het eerste element heeft betrekking op het voorkomen van schade (§ 1); het tweede element ziet op de verergering van schade (§ 2). Beide worden gevat onder de algemene noemer “preventie van de schade”.
Voorkomen van schade
§ 1. De kosten van dringende en redelijke maatregelen genomen door de benadeelde om dreigende schade of de verergering van schade te voorkomen, vallen ten laste van de aansprakelijke of van degene die aansprakelijk zou zijn indien de schade zich zou hebben voorgedaan.
Deze bepaling legt de kosten van de maatregelen waardoor schade werd voorkomen ten laste van “degene die aansprakelijk zou zijn indien de schade zich zou hebben voorgedaan” (toelichting WBA, p. 142). De hypothetisch (potentieel?) aansprakelijke partij moet de last dragen van kosten die werden gemaakt om dreigende (doch niet gerealiseerde) schade te vermijden. Aan deze vergoedingsplicht worden enkele vereisten gesteld, die door de rechter moeten worden getoetst:
- De schade moet dreigend zijn (“Schade is dreigend wanneer vaststaat dat zij zich op korte termijn zal voordoen indien de nodige maatregelen niet worden genomen. Kosten voor maatregelen om hypothetische schade te vermijden, vallen niet ten laste van de aansprakelijke”, toelichting WBA, p. 142);
- De maatregelen moeten dringend en redelijk zijn (“Zijn de kosten buitensporig of buiten verhouding tot het beoogde doel, dan worden zij niet vergoed”, toelichting WBA, p. 142).
De rechter zal de grensposten van deze bepaling moeten handhaven.
Verergering van schade
§ 2. De rechter kan de aansprakelijke een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om de verergering van de schade te voorkomen die zou kunnen ontstaan door de herhaling of verderzetting van de fout.
Ook de regel inzake verergering van schade bevat een Minority Report-element. Hier werd reeds schade geleden (vandaar, verergering van schade), doch wordt toekomstige schade geviseerd die zou kunnen ontstaan door de herhaling of verderzetting van de fout. Ook hier wordt dus gekeken naar een onzekere toekomst. Blijkens de toelichting is dit herstel te onderscheiden van een verbod of herstel dat “enkel schade wil voorkomen” (toelichting WBA, p. 143), dat hierna wordt besproken.
II. Bevel of verbod
Artikel 6.42 WBA bevindt zich volledig op Minority Report-terrein. Luidens de Toelichting gaat het om “preventieve maatregelen ter verzekering van de naleving van een wettelijke regel die een welbepaald belang voorschrijft” (toelichting WBA, p. 163).
“Bij vaststaande of ernstig dreigende schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft, kan de rechter, op vordering van een partij die aantoont hierdoor een aantasting van een van zijn zaken of van zijn lichamelijke integriteit te zullen lijden, een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om deze wettelijke bepaling te doen naleven.”
Van fout, schade en causaal verband, minstens zoals deze voorwaarden traditioneel worden begrepen in het aansprakelijkheidsrecht, is geen sprake in de hier geviseerde situatie (en zal, precies als gevolg van het opgelegde bevel of verbod, nooit sprake zijn). Het gedrag van een rechtsonderhorige (natuurlijke persoon of rechtspersoon) wordt “gecorrigeerd” vooraleer een fout heeft plaatsgevonden en schade werd geleden.
Aan deze vordering worden “strikte voorwaarden” (toelichting WBA, p. 162) gesteld.
Ten eerste moet er sprake zijn van een “wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft”. In een vorige versie van het WBA (toen nog een wetsontwerp) was dit vereiste ruimer geformuleerd (Art. 5.188: “Onverminderd het recht op herstel van de schade, kan de rechter aan iemand die op foutieve wijze anderen schade dreigt te berokkenen een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om de foutieve gedraging of de verderzetting of herhaling ervan te voorkomen.”). Ook de hypothetische schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm kwam in het vizier. Dit wordt nu uitdrukkelijk – en gelukkig – uitgesloten (toelichting WBA, p. 162: “Het volstaat niet dat het gevaar bestaat dat de betrokkene zich niet zorgvuldig gaat gedragen.”).
De herformulering beperkt het toepassingsgebied thans tot de “wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft”. De achterliggende idee is waarschijnlijk dat het op een bepaald ogenblik wel voldoende duidelijk is voor de rechter dat een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft, geschonden zal worden. Maar zal dit steeds zo makkelijk zijn? Er zijn vandaag veel wettelijke regels die een bepaald (richt)gedrag voorschrijven, doch voor interpretatie vatbaar blijven. Daartoe gevat, zal de rechter preventief moeten oordelen – zonder dat er van schade sprake is – of een wettelijke regel dreigt geschonden te worden.
Ten tweede moet de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft vaststaand of ernstig dreigend zijn. Wanneer de schending vaststaand is, is er sprake van een fout. Wanneer de schade ernstig dreigend is, is er (nog) geen sprake van een fout. De rechter is aan zet en zal moeten beoordelen wanneer een situatie voldoende ernstig dreigend is.
Ten derde kan het bevel of het verbod slechts worden gevorderd door een partij die aantoont hierdoor een aantasting van een van zijn zaken of van zijn lichamelijke integriteit te zullen lijden. Dit lijkt bv. een vordering door een VZW die het behoud van een natuurdomein als statutair doel nastreeft, uit te sluiten.
III. Besluit
Het aansprakelijkheidsrecht heeft lange tijd in hoofdzaak naar het verleden gekeken. Eerst nadat fout, schade en oorzakelijk verband werden vastgesteld, trad de schadevergoedingsplicht in werking. Het wetsvoorstel buitencontractuele aansprakelijkheid behoudt – uiteraard – deze blik op het verleden, maar richt de blik tevens op de onzekere toekomst (nog los van het feit dat ook het verleden in het aansprakelijkheidsrecht vaak hoogst onzeker is).
Zowel op het vlak van preventie van schade als inzake het bevel of verbod zullen allerlei voorstellingen worden gemaakt door procespartijen over een per definitie onzekere toekomst (die nooit realiteit zal worden als de gevorderde maatregel wordt toegekend). De rechter – als moderne Pythia – zal tot een oordeel over de onzekere toekomst moeten komen (en dit zonder, dat veronderstellen we toch, de steun van geestverruimende middelen).
Het leidende mantra “voorkomen is beter dan genezen” klinkt eenvoudig en aanlokkelijk. De toepassing ervan op het terrein (die onvermijdelijk zal neerkomen op een discussie over een hypothetische aansprakelijkheid) zal dat waarschijnlijk veel minder zijn.