Feuilleton van de quasi-immuniteit: seizoensfinale

Gisteren werd het wetsvoorstel over boek 6 BW (buitencontractuele aansprakelijkheid) aangenomen in tweede lezing door de commissie justitie. Het wetsvoorstel gaat nu naar de plenaire vergadering van de Kamer.

Een belangrijk amendement (3213/010) dat op het laatste nippertje nog werd ingediend en (onder voorbehoud van publicatie van de definitieve tekst aangenomen door de commissie) goedgekeurd, gaat over de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. Net als in een feuilleton over het bewogen liefdesleven van het hoofdpersonage, stapt de wetgever af van de affaire met de ingewikkelde rechtstreekse vordering die voorlag (zie hierover meer in een eerdere blogpost) en keert hij terug naar zijn eerste geliefde, de vordering op buitencontractuele basis.

Het nieuwe amendement aan het voorgestelde art. 6:3 BW luidt als volgt:

Het goedgekeurde voorstel schrapt de rechtstreekse vordering uit art. 5.110 BW en het ingewikkelde samenspel met een buitencontractuele vordering die we terugvonden in de goedgekeurde tekst in eerste lezing (3213/008). In plaats daarvan krijgt de schuldeiser uit het hoofdcontract opnieuw een buitencontractuele vordering tegen de uitvoeringsagent. De wijzigingen aan art. 5.110 BW worden daarentegen geschrapt.

De wetgever opteert er eveneens voor om de afschaffing van de quasi-immuniteit en al haar omkaderende regels in één wetsartikel te concentreren. Niet alleen de verwijzing naar art. 5.110 verdwijnt, maar ook art. 5.89, §2 is niet langer relevant. In plaats daarvan wordt het lot van de verweermiddelen uit beide contractuele relaties geregeld in het voorgestelde art. 6.3 BW zelf.

Opvallend is dat de wetgever wel een tegemoetkoming doet aan eerdere kritieken over het lot van excepties uit de hulprelatie. De uitvoeringsagent kan onder het goedgekeurde voorstel zowel de excepties uit het contract tussen de hoofdschuldeiser en zijn opdrachtgever als die uit zijn eigen contract met de opdrachtgever inroepen wanneer hij op buitencontractuele basis wordt aangesproken. Dit laatste stond niet in het initiële wetsvoorstel. Deze excepties kunnen niet ingeroepen worden wanneer er sprake is van fysieke en psychische schade of van een fout begaan met het opzet om schade te veroorzaken.

De wetgever komt met deze wijziging tegemoet aan één van de eerdere bedenkingen die op deze blog werd geformuleerd. Voor andere bedenkingen bij de afschaffing van de quasi-immuniteit, zie hier, hier en hier.

Olivier Roodhooft