Functionaliteit als tweesnijdend zwaard in de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord

Volgens het Hof van Cassatie moet de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers functioneel zijn, d.w.z. afgestemd zijn op het behoud van de onderneming als economische entiteit, en niet disproportioneel zijn, wat door de rechter marginaal kan worden getoetst (Cass. 13 maart 2014, RW 2014-15, 226, m.n. A. Van Hoe; T.B.H., 2014, 696, m.n. R. Fransis). Dat een reorganisatieplan kan ingrijpen op de rechten van in de minderheid gestelde schuldeisers wordt finaal verantwoord door de met het reorganisatieplan nagestreefde doelstelling, m.n. de continuïteit van de onderneming. Andere motieven hebben geen plaats in dit kader, en begrenzen de bevoegdheid van de schuldenaar.

Maar wat met de schuldeisers? Is hun stemrecht gebonden aan vergelijkbare grenzen of kan dit stemrecht volledig naar eigen inzichten worden ingevuld? Een recent vonnis van de Ondernemingsrechtbank Henegouwen (afdeling Charleroi) is een primeur in dit verband (30 maart 2023, Q/21/00072).

Aan de orde was een reorganisatieplan dat voorzag in een volledige terugbetaling van de schuldeisers (m.u.v. interesten), over een periode van 5 jaar. Een eerder uitzonderlijk reorganisatieplan dus.

Een meerderheid van de schuldeisers stemde echter tegen het plan. Waarom? Omdat zij, zo stelt het vonnis, betere commerciële voorwaarden beoogden te bekomen in het kader van een onderliggende vastgoedrelatie met de schuldenaar. De negatieve stem over het reorganisatieplan werd gebruikt als hefboom in een commerciële discussie.

Continue reading “Functionaliteit als tweesnijdend zwaard in de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord”

Cassatie over sterfhuisconstructies (28 maart 2023)

Voor een aandeelhouder en/of bestuurder van een op het faillissement afstevenende vennootschap kan het interessant zijn tijdig het schip te verlaten. Omdat ook een zinkend schip een kapitein behoeft, moet dan een al dan niet bereidwillige vervanger worden gezocht. Deze nieuwe kapitein stelt zich bewust of onbewust bloot aan burger-en strafrechtelijke risico’s waar een voorzichtig en redelijk persoon redelijkerwijze voor zou passen.

Het cassatiearrest van 28 maart 2023 kan in die context gesitueerd worden. Aangezien alleen het arrest werd gepubliceerd, is het niet mogelijk een volledig zicht te hebben op de onderliggende feiten, de motieven van het bestreden arrest en de cassatiemiddelen. Dit gezegd zijnde, bevat het arrest duidelijke taal, die best in het achterhoofd wordt gehouden wanneer de ijsberg opdoemt.

Uit het cassatiearrest kan worden afgeleid dat B aandelen heeft overgenomen van A en werd benoemd als bestuurder, terwijl A ontslag nam als bestuurder. Het bestreden arrest verklaarde A en B schuldig aan valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken omwille van waarheidsvermomming m.b.t. het ontslag van A en de benoeming van B en m.b.t. de overdrachten van de aandelen van deze vennootschappen.

B werd (bijkomend) schuldig bevonden aan een aantal misdrijven die, zo werd geargumenteerd, een reële bestuursfunctie veronderstellen. Kan dit of was het bestreden arrest op dat vlak behept met een inherente tegenstrijdigheid? De vragen en de antwoorden worden hierna één voor één overlopen.

Continue reading “Cassatie over sterfhuisconstructies (28 maart 2023)”

KB tot verlenging van artikelen 2, 4 tot 12 van de wet van 21 maart 2021 tot wijziging van boek XX WER en het WIB 1992

In afwachting van de nieuwe maatregelen (n.a.v. de omzetting van de Herstructureringsrichtlijn) werd vandaag het Koninklijk Besluit gepubliceerd tot verlenging van artikelen 2, 4 tot 12 van de wet van 21 maart 2021 tot wijziging van boek XX WER en het WIB 1992, dit om lacunes te voorkomen. De maatregelen worden verlengd tot 30 september 2023, wat meteen de laatste verlenging zou moeten zijn.

The Proposal for a Corporate Sustainability Due Diligence Directive – bijzonder (gratis) nummer Ondernemingsrecht

Het voorstel voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 bevindt zich op de Europese onderhandelingstafel(s) en maakt het voorwerp uit van hevige politieke debatten.

Voor ondernemingen (en bestuurders) is dit voorstel geen business as usual. De geïnteresseerde lezer wordt verwezen naar het gratis themanummer van het Nederlandse tijdschrift Ondernemingsrecht, gewijd aan de diverse onderdelen van het voorstel.

Wetsontwerp betreffende het Centraal register van bestuursverboden

Opdat bestuursverboden effectief kunnen zijn, is publiciteit vereist. Een oud zeer in België is dat deze publiciteit eerder archaïsch georganiseerd is. Onder impuls van de Europese wetgever zal hier binnenkort verandering in komen (wat aansluit op de nakende hervorming van het insolventierecht). Recent werd het wetsontwerp betreffende het Centraal register van bestuursverboden gepubliceerd.

Continue reading “Wetsontwerp betreffende het Centraal register van bestuursverboden”

Voorstellen tot verdere digitalisering van het vennootschapsrecht

De Europese Commissie lanceert sneller wetgevende voorstellen dan Lucky Luke met scherp kan schieten. Vandaag werd een voorstel gelanceerd dat moet leiden tot “more transparency and less red tape for companies to improve business environment in the EU“.

De voorgestelde maatregelen worden als volgt samengevat:

  • Application of the “once-only principle” so that companies do not need to re-submit information when setting up a branch or a company in another Member State. The relevant information can be exchanged through the Business Registers Interconnection System (BRIS);
  • An EU Company Certificate, containing a basic set of information about companies, which will be available free of charge in all EU languages;
  • A multilingual standard model for a digital EU power of attorney which will authorise a person to represent the company in another Member State;
  • Removing formalities such as the need for an apostille or certified translations for company documents.

In dit verband kan nog nuttig worden verwezen naar volgende verslagen:

Red alert – wetsontwerp houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit

Met enige vertraging werd zonet het wetsontwerp houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit gepubliceerd. Met dit wetsontwerp wordt de Herstructureringsrichtlijn omgezet naar Belgisch recht.

Lange tijd achtte de Europese wetgever een harmonisatie van het materiële insolventierecht onwenselijk omwille van de grote verschillen tussen lidstaten (het insolventierecht werd ooit omschreven als een “îlot de résistance à l’internationalisation”). Een harmonisatie van het internationaal privaatrecht leek het hoogst haalbare en wenselijke. Eerst met het bancaire insolventierecht werd deze filosofie verlaten, in de nasleep van één van de vorige financiële crisissen. Met de Herstructureringsrichtlijn wordt een bijkomende stap gezet en nog lijkt de harmoniseringshonger van de Europese Commissie niet gestild (zie ook hier). Dat dit allemaal een zeer positieve en onmisbare bijdrage levert aan de werking van de interne markt en de Europese economie is ondertussen een premisse geworden die niet meer in vraag wordt gesteld.

Continue reading “Red alert – wetsontwerp houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit”

Misbruik van vertrouwen en rekening-courant (Cassatie 21 maart 2023)

Cassatievoorzieningen in strafzaken durven nogal eens gekenmerkt te worden door een grote mate van inventiviteit. Meestal draait die inventiviteit op niets uit. Zo ook in het arrest van 21 maart 2023.

De eiser in cassatie was schuldig bevonden aan het misdrijf misbruik van vertrouwen (art. 491 Sw.). Deze schuldigverklaring was het gevolg van het opnemen van bedragen in een rekening-courant van zijn vroegere vennootschap.

Volgens de eiser in cassatie was er geen vuiltje aan de hand. Immers, “er is (…) geen precair bezit van het opgenomen geld aangezien bedragen opgenomen in een rekening-courant in eigendom overgaan naar de rekeninghouder.“. Anders gesteld: ik heb de gelden volledig afhandig gemaakt van de vennootschap, en niet slechts half, dus val mij vooral niet lastig. Het Hof van Cassatie ziet de zaken – terecht – anders.

Gelden van een vennootschap zijn ter bede toevertrouwd aan haar bestuurders, die deze gelden enkel mogen beheren en besteden in het belang van de vennootschap. Het wanbedrijf misbruik van vertrouwen vereist als materieel constitutief bestanddeel een verduistering of een verspilling. Een verduistering zoals hier bedoeld is een wederrechtelijke toe-eigening van hetgeen ter bede is toevertrouwd. Die verduistering kan aldus bestaan in het feit dat de bestuurder van een vennootschap zich persoonlijk gelden van die vennootschap toe-eigent. Dat deze gelden ingevolge die toe-eigening in eigendom overgaan op die bestuurder, impliceert bijgevolg niet dat het materieel constitutief bestanddeel van het misbruik van vertrouwen niet is vervuld, maar integendeel dat het precies wel is vervuld.

Voor het overige bleek uit de motivering van het bestreden arrest dat “de eiser naar het oordeel van de appelrechters reeds op het moment van de toe-eigening van de gelden van de vennootschap wist dat hij deze gelden niet zou kunnen terugbetalen of daarover geen zekerheid had.“.

Eigenlijk zijn dergelijke voorzieningen een verspilling van de toch wel kostbare tijd van het Hof van Cassatie. Positief beschouwd, brengt dit arrest in herinnering – voor wie dergelijke herinnering nodig heeft – dat gelden van een vennootschap geen gelden van bestuurders (noch van aandeelhouders) zijn. En dat al te artificiële juridische “spitsvondigheden” tegen de realiteit botsen die te allen tijde maatgevend moet zijn in het recht.

Continue reading “Misbruik van vertrouwen en rekening-courant (Cassatie 21 maart 2023)”

Insolventie-en mededingingsrecht: zeker niet in isolatie

In een vroegere post bracht prof. dr. Stijn De Dier het nevelachtige grensgebied tussen het insolventierecht en het mededingingsrecht onder de aandacht (zie uitgebreider, S. De Dier, W. De Meester en M. Vanmeenen, “Insolventierecht en mededingingsrecht : living apart, belonging together?” in J. Blockx en G. Straetmans (eds.), Eerlijke en vrije mededinging: wijsheid is maat, Antwerpen, Intersentia, 2021, 113-136). Dit grensgebied is behoorlijk dichtbevolkt maar nog slechts beperkt in kaart gebracht. De actualiteit helpt een handje.

In het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag kon Proximus de hand leggen op de activiteiten van Edpnet, “een onafhankelijke operator (…) die zowel in België als in Nederland actief is, en ook al jaren groothandelsklant van Proximus is.”.

In het debat voor de Ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde werd vrij uitgebreid stilgestaan bij de mededingingsrechtelijke gevolgen van een overname door Proximus. De rechtbank oordeelde hierbij terecht dat de overname niet aanmeldingsplichtig was bij de BMA. Andere mededingingsrechtelijke bezwaren werden niet weerhouden en de gevorderde machtiging tot overdracht werd verleend.

De kous is hiermee echter niet af. Met verwijzing naar het zeer recente arrest Towercast (16 maart 2023) van het Europees Hof van Justitie, heeft de Belgische Mededingingsautoriteit een onderzoek geopend naar een mogelijk misbruik van machtspositie door Proximus.

In dit arrest oordeelde het Hof van Justitie dat art. 21, lid 1, van verordening (EG) nr. 139/2004 (de “EG-concentratieverordening”) aldus moet worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een concentratie van ondernemingen die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van deze verordening, die onder de in het nationale recht vastgestelde drempels voor een verplichte ex-antecontrole blijft en die geen aanleiding heeft gegeven tot verwijzing naar de Europese Commissie overeenkomstig artikel 22 van die verordening, na analyse door een nationale mededingingsautoriteit in het licht van de mededingingsstructuur op een markt met een nationale dimensie wordt aangemerkt als een krachtens artikel 102 VWEU verboden misbruik van een machtspositie.

Het valt af te wachten hoe de BMA zal oordelen maar nu reeds staat vast dat een concentratie niet langer “free to go” is wanneer de aanmeldingsdrempels niet worden gehaald. De deur wordt hiermee opengezet voor ontevreden concurrenten/leveranciers/afnemers om een overname – ook na machtiging door de insolventierechtbank – alsnog aan te vechten bij de BMA.

En zo wordt het grensbied tussen het insolventierecht en het mededingingsrecht nog wat relevanter voor de praktijk.

Continue reading “Insolventie-en mededingingsrecht: zeker niet in isolatie”

Over (evidente?) prioriteiten

Met enige vertraging werd zonet het wetsontwerp houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit gepubliceerd. Zo zou deze post kunnen beginnen, maar het is blijkbaar nog even afwachten.

Dan maar iets anders. De voorbije dagen is veel commotie ontstaan omtrent de onfortuinlijke behandeling die houders van AT1 obligaties (zogenaamde CoCo’s) uitgegeven door Credit Suisse te beurt is gevallen. Deze commotie houdt dan voornamelijk verband met het feit dat aandeelhouders van Credit Suisse een minieme restwaarde behouden, terwijl de AT1 obligaties volledig van tafel worden geveegd.

Continue reading “Over (evidente?) prioriteiten”

Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023

Terwijl het verzamelde Belgische insolventielandschap (de volle 10 M/V/X) angstvallig de website van De Kamer opvolgt in afwachting van de publicatie van het wetsontwerp tot implementatie van de Herstructureringsrichtlijn, gaat het gewone leven verder, los van flashy onderwerpen zoals categorieën van schuldeiseisers, cram-downs en bestuurder-ondernemers.

In een arrest van het Hof van Cassatie van 9 februari 2023 stond het eerder doordeweekse art. XX.79. § 1 WER centraal.

Indien de rechtbank oordeelt dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde schendt, mag zij bij een met redenen omklede beslissing en vooraleer recht te doen, aan de schuldenaar toestaan een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers voor te leggen volgens de pleegvormen van artikel XX.77.

Continue reading “Tweede kans reorganisatieplan en procesrecht – Cass. 9 februari 2023”

EU Listing Act – voorstel tot herziening van de Prospectusverordening, MAR en de Noteringsrichtlijn

Een post door gastbloggers Joris De Wolf, Bert Antonissen en Thijs Keuleers (Eubelius)

De Europese Commissie presenteerde op 7 december 2022 haar Listing Act Package, een geheel van maatregelen om kapitaalmarkten aantrekkelijker te maken voor Europese ondernemingen, en in het bijzonder voor KMO’s.

De Listing Act beoogt om – via beperkte technische aanpassingen – de kosten verbonden aan een beursnotering te beperken en de rechtszekerheid voor emittenten te verhogen, zonder daarbij afbreuk te doen aan beleggersbescherming en marktintegriteit.

De Listing Act omvat de volgende voorstellen:

De voornaamste wijzigingen aan de Prospectusverordening, de Verordening Marktmisbruik en de Listing Directive worden toegelicht in deze presentatie.

Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid”

Na het verbintenissenrecht wordt het formele startschot gegeven van de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Het wetsvoorstel (ingediend door de heer Koen Geens en mevrouw Katja Gabriëls) is hier consulteerbaar.

Oprichting leerstoel Business Compliance

VBO FEBGhent UniversityUniversity of Liège richten een leerstoel op inzake business compliance.

In diverse domeinen worden ondernemingen geconfronteerd met allerlei innovatieve vormen van compliance. Aan het naleven van die nieuwe regels zijn voordelen verbonden. Het niet-naleven van complianceregels kan dan weer aanleiding geven tot sancties. Ondanks de spectaculaire groei van compliance, blijft het antwoord op belangrijke vragen (Wie bepaalt complianceregels? Hoe worden ze opgevolgd? Hoe worden ze afgedwongen?) nog onduidelijk. De verhouding tussen die nieuwe vormen van ‘regels’ en traditionele regels (wetgeving), evenals de verhouding tussen ondernemingen en overheid doen ook vragen rijzen.

De leerstoel zal het concept ‘business compliance’ conceptualiseren om tot een beter begrip van het fenomeen te komen. Leerstoelhouders zijn Hans De Wulf en Roman Aydogdu.

Op 15 maart aanstaande wordt de leerstoel boven het doopvont gehouden in aanwezigheid van de rectoren Rik Van de Walle en Anne-Sophie Nyssen. Bijkomende academische input wordt geboden door Marie-Anne Frison-Roche (𝒎𝒂𝒇𝒓)Hein Lannoy formuleert enkele bedenkingen vanuit de praktijk.

Met deze leerstoel wil het VBO FEB het fenomeen compliance op wetenschappelijk verantwoorde manier op de kaart zetten.

Inschrijven voor dit lanceringsevent is gratis (en kan hier) en een must voor eenieder die, op diverse wijze, met compliance in aanraking komt.

EU-US Comparative Perspectives on Sustainable Finance Law – 3 maart 2023 (Leuven/Yale) 

Sustainable (Finance) Law is een belangrijk onderwerp. Het Jan Ronse Instituut voor Vennootschaps- en Financieel Recht organiseert hierover een conferentie samen met de Yale Law & Business Society. De uitnodiging voor deze gratis conferentie, die vanop afstand te volgen is, wordt hieronder hernomen.

We are pleased to invite you to our conference on Comparative Perspectives on Sustainable Finance Law, jointly organized by the Yale Law & Business Society and the Jan Ronse Institute, on 3. March 2023.

Regulators on both sides of the Atlantic are reshaping the financial rulebook to support the transition towards a more sustainable economy. The conference offers a pioneering forum to compare sustainable finance regulations in force in the EU with the regulatory initiatives that are now proposed in the U.S. Identifying similarities or insurmountable differences between the EU and US approaches towards sustainable finance will shed light on which, if any, common transatlantic transformations of the financial system are to be expected.

The conference opens with a keynote speech by Professor Veerle Colaert, discussing the conflicts arising between sustainable finance and traditional objectives of financial regulation. The speech is followed by four legal expert panels, addressing the relationship between sustainability and investor protection, financial stability, monetary policy and corporate governance.  Jan Ronse institute members Arnaud Van Caenegem, Joeri De Smet, Pieterjan Heynen, Tom Vos and Marleen Och will present on the various panels.

The conference takes place on 3 March 2023 at Yale Law School.

Interested participants can view the programme and register for free via the following link: https://yaleconnect.yale.edu/YLBS/rsvp_boot?id=1958192.

A Zoom link for online participation will be sent to all registered participants.

We look forward to entering the discussion with you on this important topic.