Een opvallend bericht in De Tijd vandaag: de Kamercommissie voor financiën en begroting heeft een wetsontwerp besproken dat in de kader van de federale begroting onder meer de patrimoniumtaks wil aanpassen. De patrimoniumtaks (eigenlijk is de officiële naam “taks der successierechten”) heft vandaag een belasting van 0,17% op het totale vermogen van VZW’s, IVZW’s en private stichtingen (huidig artikel 147 Wetboek der Successierechten).
Bij de invoering van de patrimoniumtaks in 1921 luidde de idee dat de taks een compensatie vormt voor het feit dat VZW’s en stichtingen niet vaak worden ontbonden en dus zo ontsnappen aan de successierechten die een natuurlijke persoon wél betaalt waardoor de staat minder inkomsten had. Onderliggend speelde ook mee dat vermogen in een “dode hand” niet al te veel aanmoediging moest krijgen.[1] Voor vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid zoals de naamloze vennootschap was de taks niet nodig, want zij hadden een wettelijke maximumduur van 30 jaar.[2]