Behoort een huur- of bezettingsvergoeding na faillissement tot de onroerende boedel of de algemene boedel?

Cass. 9 december 2021 (C.21.0159)

Art. 1576 al. 1 Ger. W. bepaalt : “Huur- en pachtgelden worden vanaf het beslagexploot voor onroerend gehouden om, samen met de prijs van het onroerend goed, volgens de rang van de hypotheken te worden verdeeld.

Geldt dit ook voor gelden die worden ontvangen na faillissement? En voor een vergoeding in het kader van een bezetting ter bede? Het Hof van Cassatie deed er uitspraak over in een arrest van 9 december 2021:

Continue reading “Behoort een huur- of bezettingsvergoeding na faillissement tot de onroerende boedel of de algemene boedel?”

Restitutie na vernietiging: niet automatisch voor alle verbintenissen (Cass. 2 december 2021)

“De executant is gehouden tot de restitutie van al hetgeen krachtens de tenuitvoerlegging werd ontvangen. Dit is ook logisch. Aangezien de rechtsgrond voor hetgeen door de tenuitvoerlegging of onder druk ervan werd betaald, is komen te vervallen, moeten deze betalingen worden teruggedraaid” (E. Dirix, Beslag in APR 2018, nr. 300). Geldt deze logica op dezelfde wijze voor alle soorten verbintenissen? Het cassatiearrest van 2 december 2021 beantwoordt deze vraag negatief.

De eisers in cassatie waren veroordeeld over te gaan tot de berging van een schip en daartoe een overeenkomst af te sluiten met een bergingsfirma onder verbeurte van een dwangsom. Deze veroordeling werd uitgevoerd, tegen een pittig prijskaartje van EUR 14.800.000.

Het arrest houdende veroordeling tot het afsluiten van die overeenkomst werd naderhand vernietigd door het Hof van Cassatie. Uiteraard stellen de eisers in cassatie zich op dat ogenblik niet tevreden met de morele overwinning, maar willen ze het geld terug dat ze – ten onrechte, zo blijkt – hebben betaald aan de bergingsfirma. Met het vernietigingsarrest in de hand laten ze een bevel tot betaling bevelen aan de verweerders in cassatie (en bekomen ze ook effectief de ontvangst van EUR 14.800.000 – in hoofdsom).

De verweerders in cassatie (de Belgische Staat, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap; de positie van deze partijen was niet identiek, maar dat is minder relevant voor deze bespreking) stellen verzet in tegen het bevel tot betaling. Het in cassatie bestreden arrest van het Hof van Beroep te Brussel verklaart het betalingsbevel onrechtmatig en beveelt de terugbetaling van de EUR 14.800.000 (in hoofdsom). Tegen dit arrest wordt cassatieberoep ingesteld (het cassatiemiddel bestond uit twee onderdelen, na de beoordeling van het eerste onderdeel vertoonde het tweede onderdeel geen belang meer).

Eisers in cassatie hebben, voor alle duidelijkheid, niet rechtstreeks betaald aan verweerders in cassatie. Ze hebben wel, na daartoe veroordeeld te zijn op vordering van verweerders in cassatie, een overeenkomst afgesloten met een derde partij (de bergingsfirma) en in uitvoering van deze overeenkomst een zeer substantieel bedrag betaald, waarvan ze nu de terugbetaling vorderen (van verweerders in cassatie, niet van de bergingsfirma). Het Hof van Beroep te Brussel achtte dit niet mogelijk. Ten onrechte redeneren de eisers in cassatie:

Derhalve miskent de appelrechter de restitutieplicht na cassatie zoals die voortvloeit uit de onverschuldigde betaling en de verrijking zonder oorzaak. Immers, wanneer de oorspronkelijke schuldenaar veroordeeld werd om iets te doen, en in het kader van de gedwongen tenuitvoerlegging contracteert deze schuldenaar met een derde om de prestatie te verrichten, dan kan de oorspronkelijke schuldenaar, na cassatie van de rechterlijke beslissing die de titel vormde voor de tenuitvoerlegging, wel degelijk lastens zijn wederpartij aanspraak maken op een vergoeding voor de prestatie die hij door de derde heeft laten leveren op grond van de vernietigde beslissing, ook al heeft de wederpartij zelf nooit een betaling ontvangen van de oorspronkelijke schuldenaar.

Het Hof van Cassatie ziet de zaken anders.

1. Krachtens artikel 1494 Gerechtelijk Wetboek kan geen uitvoerend beslag worden gelegd dan krachtens een uitvoerbare titel en wegens vaststaande en zekere zaken.

2 De vernietiging in cassatie leidt tot de vernietiging van al de uitvoeringshandelingen die op de vernietigde beslissing zijn gesteund zodat er restitutie plaatsvindt van al hetgeen krachtens die beslissing werd betaald. Het cassatiearrest levert aldus een titel op voor de terugvordering van hetgeen krachtens de vernietigde beslissing werd betaald zonder dat het cassatiearrest deze terugbetaling dient te bevelen.

Indien de veroordeling echter geen betrekking heeft op de betaling van een geldsom of op de afgifte van een zaak, maar op een verbintenis iets te doen of iets niet te doen, levert het cassatiearrest geen dergelijke titel op en dient de bodemrechter de omvang van de restitutieplicht te bepalen. Hieraan doet niet af dat voor de uitvoering van de veroordeling een betaling werd gedaan aan een derde.

Het onderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

De vernietiging in cassatie leidt automatisch tot de vernietiging van al de uitvoeringshandelingen die op de vernietigde beslissing zijn gesteund. Restitutie is aan de orde. Volstaat het vernietigingsarrest hiervoor? Niet steeds volgens het Hof van Cassatie. Een onderscheid moet hierbij gemaakt worden tussen:

  • de (vernietiging van een) veroordeling tot betaling van een geldsom of de afgifte van een zaak: het vernietigingsarrest volstaat;
  • de (vernietiging van een) veroordeling om iets te doen of niet te doen: het vernietigingsarrest volstaat niet, zelfs wanneer voor de uitvoering van de veroordeling een betaling werd gedaan aan een derde. In dit geval dient de bodemrechter de omvang van de restitutieplicht te bepalen.

Bij deze uitkomst kan een kritische noot worden geplaatst. Stel dat er geen discussie bestaat over de effectieve betaling én het bedrag door eisers in cassatie aan de bergingsfirma (in casu was daar wel twijfel over, daarover ging het tweede onderdeel van het cassatiemiddel), op basis van een onterechte veroordeling tot het afsluiten van een overeenkomst? Is het dan proceseconomisch dat het vernietingsarrest niet volstaat als uitvoerbare titel om restitutie te bekomen door diegenen die deze onterechte betaling hebben veroorzaakt? Overtuigt het onderscheid tussen de (rechtstreekse) betaling van een geldsom en de betaling van een geldsom (aan een derde partij) op basis van een verbintenis om iets te doen (i.e. een overeenkomst afsluiten)? Het (juridische) onderscheid tussen beide soorten verbintenissen is duidelijk; het eindresultaat is echter weinig logisch.

Wanneer de beslagrechter bodemrechter is

De beslagrechter is een executierechter, geen bodemrechter. Vroeg of laat wordt elke pleiter in het vuur van zijn/haar betoog aan deze evidentie herinnerd. Betwistingen over de materieelrechtelijke positie van de partijen zijn in principe het voorbehouden domein van de bodemrechter. In een belangrijk arrest (C.20.0017.N/3) van 4 september 2020, brengt het Hof van Cassatie echter in herinnering dat de beslagrechter een volwaardig executierechter is, die, precies om zijn rol als executierechter te kunnen vervullen, soms wel als bodemrechter uitspraak doet. Continue reading “Wanneer de beslagrechter bodemrechter is”

Trial and error bij bankbeslagen: weldra verleden tijd?

Een post door gastblogger Rubben Lindemans (Racine)

Het is een bekende frustratie dat een schuldeiser vaak onvoldoende zicht heeft op het roerende vermogen van zijn schuldenaar, aangezien hiervoor – anders dan voor het onroerend vermogen – veelal niet kan worden teruggevallen op een (publiek raadpleegbaar) register. Dit gebrek aan transparantie vertaalt zich in de Belgische rechtspraktijk wellicht het meeste aan de hand van de talloze bankbeslagen die worden gelegd bij de Belgische grootbanken, in de hoop er activa van zijn debiteur aan te treffen. Drie maal touwtje trekken, niet altijd prijs.

De Europese Bankbeslagverordening van 15 mei 2014 kan dan ook enigszins revolutionair worden genoemd in de mate dat hierin een mogelijkheid is voorzien voor een schuldeiser om tezamen met een verzoek tot afgifte van een “Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen” (naar goede gewoonte beter gekend onder een Engelse afkorting, met name “EAPO” wat staat voor “European Account Preservation Order”), een verzoek tot het verkrijgen (bank)rekeninginformatie van zijn debiteur in te dienen. Continue reading “Trial and error bij bankbeslagen: weldra verleden tijd?”

Beslag op aandelen waarop overdrachtsbeperkingen rusten: een complex ‘verhaal’

Een post door gastblogger Arne Vanhees

In eerdere posts op deze blog werd reeds gewezen op de nadelige gevolgen die overdrachtsbeperkingen op aandelen kunnen hebben voor de persoonlijke schuldeisers-beslagleggers van aandeelhouders. Verder werd er gewezen op de wenselijkheid van een wettelijk ingrijpen. Het ‘verhaal’ van en voor de persoonlijke schuldeiser is momenteel namelijk te complex.

Het doel van een dergelijk wettelijk ingrijpen zou niet moeten zijn om de negatieve externaliteiten voor persoonlijke schuldeisers volledig weg te werken. Het is gepaster om te streven naar een evenwichtsoefening tussen de nadelen die overdrachtsbeperkingen opleveren voor de persoonlijke schuldeisers en de voordelen die ze opleveren voor de vennootschappen die er gebruik van maken. “The appropriate goal of corporate law, is immers, to advance the aggregate social welfare of all who are affected by a firm’s activities, including the firm’s shareholders, employees, suppliers, and customers, as well as third parties (…)”. [1]:

De wetgever zou best duidelijkheid scheppen op het vlak van de (rechtsgrond voor) tegenwerpelijkheid van statutaire overdrachtsbeperkingen aan persoonlijke schuldeisers-beslagleggers. Op dit punt heerst er namelijk grote onduidelijkheid in de rechtsleer. Er vallen drie strekkingen te onderscheiden: Continue reading “Beslag op aandelen waarop overdrachtsbeperkingen rusten: een complex ‘verhaal’”

Beslag op aandelen in het Belgisch recht

In een eerdere post werd uitgelegd dat een adequate beslagprocedure op aandelen in een vennootschap een belangrijke rol speelt bij de bescherming van de persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders. Twee zakenrechtelijke kenmerken van het organisatierecht, capital lock-in en entity shielding verminderen de globale liquiditeit van het persoonlijke vermogen van een aandeelhouder. De daling van liquiditeit kan negatieve gevolgen hebben op de positie van de persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders. Rechtseconomisch gezien beperkt een effectieve beslagprocedure de kans dat (malafide) aandeelhouders de positie van hun persoonlijke schuldeisers benadelen.

Dit blogbericht werpt een eerste blik op de organisatie van de beslagprocedure in het Belgisch recht. Het aanzicht toont een weinig fraai beeld: Continue reading “Beslag op aandelen in het Belgisch recht”

Intellectuele-eigendomsrechten als verhaalsobject

Proefschrift (Universiteit Utrecht) over verhaal van vorderingen door uitwinning van ie-rechten

Online is in open access een recent proefschrift beschikbaar over de uitwinning van intellectuele eigendomsrechten (“ie-rechten”).  Continue reading “Intellectuele-eigendomsrechten als verhaalsobject”

De gevolgen van collectieve insolventieprocedures voor de executierechten van individuele schuldeisers

Nieuw boek van Mr Stan Brijs en Mr Rubben Lindemans bij Knops Publishing

Ons denken over de verhouding tussen de schuldeiser en de insolvabiliteit van debiteuren is de afgelopen jaren totaal veranderd, schrijft Professor Dirix in zijn inleidende beschouwing in Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III (“Het insolventierecht anno 2014”, Antwerpen, Intersentia, 2014, 3). Eén van de stuwende krachten die deze nieuwe denkwijze voedt, is de verschuiving binnen het insolventierecht van een individuele dimensie naar een collectieve dimensie. Continue reading “De gevolgen van collectieve insolventieprocedures voor de executierechten van individuele schuldeisers”

De promotor van een vennootschap in oprichting: een trustachtige figuur?

Cassatie: beslag door persoonlijke schuldeiser van de promotor vervalt bij overname van het beslagen goed door de opgerichte vennootschap

Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die nog niet is opgericht, kan toch vertegenwoordigd worden door een promotor. De verbintenissen én de rechten volgend uit deze rechtshandelingen zijn passiva en activa van de promotor tot en indien de vennootschap overneemt. Indien binnen de wettelijke termijnen de vennootschap rechtspersoonlijkheid verwerft en die verbintenis overneemt wordt, in de woorden van art. 60 W.Venn., “de verbintenis geacht van het begin af door de vennootschap te zijn aangegaan”.

Art. 60 W.Venn. spreekt enkel over de passiefzijde (“de verbintenissen”). De overname met retroactief effect (“van het begin af”) geldt echter ook voor de actiefzijde van de handelingen die door de promotor q.q. werden gesteld, bv. een goed namens de vennootschap in oprichting gekocht.

Wat nu als ná de aankoop maar vóór de overname een persoonlijke schuldeiser van de promotor beslag legt op dit goed? Continue reading “De promotor van een vennootschap in oprichting: een trustachtige figuur?”

%d bloggers like this: