Liquiditeit als een verborgen motor in de geschiedenis van het organisatierecht – de ‘oneigenlijke CV’ als case study

Trop de liberté nuit.

De vennootschap en de vereniging lijken op het eerste zicht twee totaal verschillende werelden,  met een scherpe scheidingslijn ertussen. In realiteit is er een overlap, en die overlap zijn de onrechtstreekse vermogensvoordelen. Stel dat de handelaren van de Leuvense Diestsestraat een  braderij organiseren, niet zozeer omdat ze grote opbrengsten willen uit die braderij, wel om klandizie te lokken met goedkope worsten zodat er indirect winst wordt gemaakt door de handelaren. Dat zijn onrechtstreekse vermogensvoordelen. Deze activiteit kan zowel onder de vorm van een vennootschap als onder de vorm van een verenging gebeuren.

Die onrechtstreekse vermogensvoordelen worden doorgaan geassocieerd met de CV (ook al zijn ze niet beperkt tot deze vorm). Het moment waarop de vrees voor non-profitgebruik van vennootschapsvormen (zie hier) begint af te brokkelen is net rond 1873 als de Belgische wetgever de coöperatieve vennootschap invoert. Vaak zit men niet in een CV omdat die vennootschap winst maakt en die winst wordt uitgekeerd, maar omdat het lid of de vennoot (tekenend dat beide termen door mekaar worden gebruikt) ook een andere hoedanigheid heeft – meestal leverancier, consument of werknemer. De hoop is dat de vennootschap ervoor zorgt dat in die hoedanigheid de vennoten allerlei voordelen kunnen krijgen. Er worden bv. goederen goedkoop verkocht aan de leden, of er wordt gezorgd dat de door de leden geproduceerde landbouwproducten beter worden verkocht.

Continue reading “Liquiditeit als een verborgen motor in de geschiedenis van het organisatierecht – de ‘oneigenlijke CV’ als case study”

Cassatie over de aansprakelijkheid van de overdrager van niet volstorte aandelen in een BVBA: Roma locuta (bis)

Cass. 2 september 2022

De aantrekkelijkheid van een vennootschap met zgn. beperkte aansprakelijkheid, is dat de aandelen erin in beginsel nooit een negatieve waarde kunnen krijgen. Dat maakt aandelen een uitzonderlijk goed. Zelfs als de vennootschap failliet is en de schulden de activa overtreffen, zal de waarde van een aandeel nooit minder zijn dan nihil. Dat is anders voor de meeste assets (denk aan handelfondsen, honden of gronden) die een negatieve waarde kunnen hebben.

Dit voordeel brengt gevaren met zich, met name dat aandeelhouders worden uitgenodigd om een roekeloos beleid voor te staan. Eén (en wellicht het belangrijkste) antwoord hierop van het recht is dat die aandeelhouders betrekkelijk weinig te zeggen hebben. De meeste beslissingen liggen bij de bestuurders, die door de regels inzake bestuursaansprakelijkheid worden afgeremd om all the way ten koste van derden de belangen van die aandeelhouders na te streven.

Een ander antwoord hierop zijn de regels inzake het kapitaal, vandaag nog van toepassing in de NV, kunnen worden gezien als een vorm van objectieve aandeelhoudersaansprakelijkheid: ten belope van zijn inbreng voelt de aandeelhouder rechtstreeks een negatieve impact in zijn persoonlijk vermogen. Dat is het meest duidelijk door het deel dat nog niet werd volstort. Dat kan, doorgaans door de curator, nog bij de aandeelhouder worden opgevraagd.

Een nog uitstaande volstortingsplichting maakt dan ook dat een aandeel wel een negatieve waarde kan (en bij faillissement: zal) hebben.

Verplichtingen kunnen uiteraard niet zomaar worden overgedragen met bevrijding van de oorspronkelijk schuldenaar. Het risico bestaat immers dat de verplichting wordt overgedragen aan een niet of minder solvabel rechtssubject. Wat gebeurt er dan met de volstortingsverplichting van de oorspronkelijke aandeelhouder na overdracht van de aandeelhouder.

Continue reading “Cassatie over de aansprakelijkheid van de overdrager van niet volstorte aandelen in een BVBA: Roma locuta (bis)”