De Klimaatzaak: ‘business as usual’ of ‘gouvernement des juges’ – een online dispuut

13 februari 2024 |19u | online

Op 30 november 2023 oordeelde het hof van beroep te Brussel in de Belgische Klimaatzaak. Op vordering van de vzw Klimaatzaak verplicht het arrest de Belgische Staat, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaamse Gewest om de uitstoot van broeikasgassen sneller te reduceren (een vermindering van 55% in 2030 tegenover 1990).

De Belgische Klimaatzaak surft ontegensprekelijk mee op een golf van vergelijkbare klimaatzaken doorheen Europa en ver daarbuiten. In al die zaken wordt het klimaatbeleid van landen juridisch getoetst. Mensenrechten en de algemene zorgvuldigheidsnorm zijn terugkerende kapstokken (zie hierover algemeen).

De reacties op het arrest van 30 november 2023 zijn op zijn zachtst gezegd verdeeld. Voor sommigen is het arrest een evidentie, gelet op de klimaatuitdagingen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt. Voor anderen betekent het arrest een rechterlijke machtsgreep, met miskenning van de scheiding der machten en het Europese klimaatbeleid.

Een zaak is zeker: over de Klimaatzaak is het laatste woord nog niet gezegd. Ook procedureel niet, aangezien alvast het Vlaamse Gewest reeds aangekondigd heeft cassatieberoep in te stellen. Verwacht kan dan ook worden dat de Klimaatzaak, en de gevolgen ervan, de komende jaren een punt van discussie zal blijven.

Meer dan voldoende stof voor een fijn debat. In lijn met de jonge disputatio-traditie van Corporate Finance Lab (editie 2022, editie 2023) gaan prof. dr. Jürgen Vanpraet en prof. dr. Hendrik Schoukens op 13 februari 2024 op wetenschappelijke manier in (juridische) dialoog over het arrest. Moderator is Arie Van Hoe.

Het debat is als volgt opgebouwd:

  • 19 u tot 20 u: debat tussen prof. dr. Jürgen Vanpraet en prof. dr. Hendrik Schoukens op basis van centrale juridische vraagstellingen.
  • 20 u tot 20.30 u: mogelijkheid tot reactie door het publiek, bijkomende vraagstelling, interactie tussen het publiek, …

Het debat vindt digitaal plaats, via Teams, en is gratis. Inschrijving zijn afgesloten. Kort voor 13 februari 2024 ontvangt u dan een uitnodiging met link om het debat kan volgen.

Uitnodiging boekvoorstelling ~ ‘Valkuilen in Recht & Economie’

Provinciehuis Leuven, 21 feb 2024

De nieuwe publicatie bij die Keure Valkuilen in Recht en Economie. Een Interdisciplinaire Governance Uitdaging (eds.: Dirk Heremans & Joeri Vananroye) omvat een selectie van korte essays gericht naar de niet-specialist met interesse in de interdisciplinaire inzichten uit de rechtseconomie met de klemtoon op “governance” (in ondernemingen, de politieke wereld en bij de rechtsbedeling).

Op 21 februari 2024 (16u, Leuven, Provinciehuis) is er een voorstelling van dit boek waarvoor u hier kan inschrijven. Het boek kan u hier bestellen.

  • 15.30 – 16.00 u.: Onthaal van de deelnemers
  • 16.00 – 16.30 u.: Inleiding door Dirk Heremans en Joeri Vananroye
  • 16.30 – 17.10 u.: Gesprek: Corporate Governance: Waarheen ? met Koen Geens en Cynthia Van Hulle
  • 17.10 – 18.00 u.: netwerkmoment

Deze bundel omvat een staalkaart omvat van veertig jaar Leuvense bijdragen op het raakvlak van recht en economie, sinds in 1990 de eerste colleges in “Economic Analysis of Law” van start gingen met Dirk Heremans:

Continue reading “Uitnodiging boekvoorstelling ~ ‘Valkuilen in Recht & Economie’”

Een toekomstige afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent riskeert ook bestaande overeenkomsten te impacteren

De trouwe lezer van dit forum heeft mogelijks reeds gehoord dat de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent nakende is (zie hier). De praktische impact hiervan is groot aangezien in het economisch verkeer zo wat elke overeenkomst door een lange reeks uitvoeringsagenten (bestuurders, werknemers, derden, …) wordt uitgevoerd.

Over boek 6 moet nog door de plenaire Kamer worden gestemd. Bij goedkeuring en afkondiging door de Koning, treden de regels – en dus ook de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent – in werking de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. In deze post wil ik er aan herinneren dat een voorzichtige contractant reeds nú deze afschaffing moet anticiperen. De afschaffing van de immuniteit riskeert immers een impact te hebben op overeenkomsten die werden afgesloten vóór boek 6 inwerking zal zijn getreden.

Continue reading “Een toekomstige afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent riskeert ook bestaande overeenkomsten te impacteren”

FSMA kan bankiers binnenkort tuchtsancties opleggen voor onprofessioneel of onbillijk gedrag

Een post door gastblogger Matthias Wauters en Carl Clottens (Eubelius)

De wet van 20 december 2023 houdende diverse financiële bepalingen (de “Programmawet” – BS 15 januari 2024) bevat belangrijke nieuwigheden voor leidinggevenden en bepaalde medewerkers in de banksector.

Vooreerst (i) zullen individuele gedragsregels worden vastgelegd voor wie bankdiensten verricht, (ii) zal de FSMA toezien op de naleving ervan, en (iii) tuchtsancties kunnen opleggen indien inbreuken worden vastgesteld. Iedereen zal bij de FSMA een klacht kunnen indienen wanneer hij van oordeel is dat de gedragsregels niet zijn nageleefd.

Daarnaast worden de “fit & proper“-criteria aangescherpt en kan de Nationale Bank van België (NBB) een beroepsverbod opleggen aan wie niet langer aan de geschiktheidscriteria beantwoordt.

Continue reading “FSMA kan bankiers binnenkort tuchtsancties opleggen voor onprofessioneel of onbillijk gedrag”

Naasting in het burgerlijk proces: the easy way out?

Gastblog door Mr Sven Sobrie

De mogelijkheid tot naasting van betwiste rechten is een rechtsfiguur die in de praktijk niet altijd even gekend is en die dan ook af en toe voor verrassingen zorgt bij procespartijen. Een recent arrest van het Hof van Cassatie nodigt uit om stil te staan bij de bestaansreden van het naastingsrecht en bij de toekomst ervan.

Wat is naasting?

Wanneer een (schuld)eiser in de loop van een gerechtelijke procedure de litigieuze schuldvordering overdraagt aan een derde, kan de verweerder het geding beëindigen door aan de overnemer (de nieuwe eiser) het bedrag te betalen dat deze voor de overname van de schuldvordering heeft betaald, inclusief kosten en interesten. Dat ‘naastingsrecht’ lag vroeger vervat in de artikelen 1699 e.v. OBW en is tegenwoordig te vinden in artikel 5.178 BW.

De naasting betekent op die manier een nulwinst voor de overnemer, die het geïnvesteerde bedrag terugkrijgt zonder er een meerwaarde op gerealiseerd te hebben. Voor de verweerder betekent het een relatief goedkope uitweg uit de procedure. Goedkoop, omdat het overnamebedrag, gelet op de verrekening van het proces- en insolventierisico, normaliter een stuk lager zal liggen dan de nominale waarde van de vordering die de inzet van het geschil vormt. De verweerder kiest m.a.w. eieren voor zijn geld en koopt de procedure af met een ‘korting’, veeleer dan een veroordeling tot betaling van het nominale totaalbedrag te riskeren.[1]

Continue reading “Naasting in het burgerlijk proces: the easy way out?”

Vraagstukken Ondernemingsrecht jaargang 2024

KMO Campus

In deze unieke webinar-reeks stellen academici en experts scherp op 5 actuele vraagstukken uit het ondernemingsrecht die de praktijk bezig houden, en brengen zij een analyse van de praktijkervaringen en adders onder het gras.

In elke sessie zal de spreker met pittige vragen en scherpe standpunten het vuur aan de schenen worden gelegd door een debater. De 5 webinars kunnen in zijn geheel of afzonderlijk gevolgd worden afhankelijk van de voorkennis en/of de gewenste verdieping.

Inschrijven volledige reeks 

600 EUR + BTW
voordeeltarief ipv 800 EUR + BTW
Early Bird Discount
2de deelnemer gratis
10u permanente vorming
OVB | ITAA | IBR
Meer info

De Topics

Continue reading “Vraagstukken Ondernemingsrecht jaargang 2024”

Milieudefensie v ING

Op bijzonder mediatieke wijze kondigde Milieudefensie (“een vereniging met zo’n 110.000 leden en donateurs”) vrijdag een nieuwe Klimaatzaak en bijhorende fondsenwerving aan. De verweerder is ING, de grootste bank van Nederland. De eisen van Milieudefensie en de motivering ervan liggen vervat in een 41 pagina’s tellende aansprakelijkheidstelling (ING heeft 8 weken tijd gekregen om te reageren). De eerste reactie van ING kan hier geconsulteerd worden.

Mileudefensie acht het klimaatbeleid van ING onrechtmatig en vordert volgende maatregelen:

1. ING diens klimaatbeleid in lijn brengt met de 1,5°C van het Parijsakkoord;
2. ING diens uitstoot vermindert met ten minste 48% CO2 en ten minste 43% CO2e in 2030 ten opzichte van 2019; 
3. ING daarnaast zorgt dat die niet betrokken is bij de negatieve klimaatimpact van grote zakelijke klanten, zoals: 
a. ING eist een goed klimaatplan van alle grote zakelijke klanten;

b. ING stopt met het financieren en ondersteunen van grote zakelijke klanten die binnen een jaar geen goed klimaatplan hebben;
c. ING eist dat fossiele klanten stoppen met fossiele uitbreiding én een goed uitfaseringsplan opstellen;
d. ING stopt nieuwe financiering en ondersteuning van fossiele klanten die doorgaan met fossiele uitbreiding of geen goed uitfaseringsplan hebben;
e. ING stopt alle financiering en ondersteuning van fossiele klanten die na een jaar nog doorgaan met fossiele uitbreiding of geen goed uitfaseringsplan hebben.
4. Daarnaast vraagt Milieudefensie ING om met Milieudefensie in gesprek te gaan over deze maatregelen.”

Het weze duidelijk: de gevorderde maatregelen hebben niet enkel betrekking op de eigen (scope 1) activiteiten van ING (vergroening wagenpark, duurzame gebouwen, verminderen papierverbruik, …). Wat werkelijk wordt beoogd, zijn de diverse financerings-en intermediaire activiteiten die een financiële instelling traditioneel verricht. Volgens Milieudefensie handelt ING hierbij onrechtmatig en dringt een grondige bijsturing van het beleid zich op. De juridische kapstok voor dit alles is ondertussen gekend: de algemene zorgvuldigheidsnorm, zoals ingevuld door de rechtspraak (“never change a winning formula (& team)” lijkt het devies te zijn).

Deze nieuwe klimaatzaak wordt uitdrukkelijk gepresenteerd als een vervolg op Urgenda (overheid als verweerder) en Shell (industriële onderneming als verweerder). De ingebrekestelling bevat dan ook vertrouwde elementen: kennis in hoofde verweerder, stand der wetenschap, waarom het huidige klimaatbeleid onvoldoende is, invulling zorgvuldigheidsnorm, …

Over al deze elementen zullen in de nabije toekomst honderden bladzijden conclusies worden geschreven (alvast advocaten zijn altijd de winnaar in zo’n zaken). Hier wil ik volstaan met het opwerpen van één, m.i. fundamentele, vraag (en enkele deelvragen): quid wetgever?

41 pagina’s lang argumenteert Milieudefensie dat het klimaatbeleid van ING, de grootste bank van Nederland, onrechtmatig is. Nergens wordt echter beweerd dat ING wetgeving schendt. Evenmin wordt aangevoerd dat ING, als systeembank, bepaalde instructies van toezichthouders naast zich neerlegt (terwijl zeker systeembanken nauwgezet in de gaten worden gehouden – Frankfurt ziet u!). Het enige dat finaal voorligt is het oordeel/de visie van Milieudefensie dat ING de algemene zorgvuldigheidsnorm schendt. En dat oordeel wordt nu ter validatie aan de rechter voorgelegd.

En dat brengt ons tot de essentie van de zaak. Voldoen aan de eisen van Milieudefensie (een organisatie die een goede 100.000 mensen “vertegenwoordigt”) zal de financieringspraktijk van ING danig impacteren. De gevolgen daarvan zullen zich zich onmiddellijk laten voelen in de Nederlandse – en Belgische – economie en maatschappij. En de wetgever: die staat erbij en kijkt ernaar? Dit noopt tot een aantal deelvragen:

  • Getuigt het van zorgvuldig optreden van een (in dit geval Nederlandse) wetgever om niet in een dergelijke procedure tussen te komen, om het algemeen belang, zoals dit democratisch gelegitimeerd is (en niet door pakweg 100.000 mensen), in het debat te brengen?
  • Wat vindt de (in dit geval) Nederlandse overheid van het klimaatbeleid van ING (op vandaag kan men enkel vermoeden dat de overheid geen probleem heeft met dit klimaatbeleid) en is dat niet relevanter dan wat een organisatie zoals Milieudefensie daarvan vindt?
  • Wacht (in dit geval) de Nederlandse overheid de komende jaren braaf en rustig aan de zijkant, om vervolgens met voldongen feiten geconfronteerd te worden?

Uiteraard kan en zal het antwoord op deze vragen verschillen, daar is niets mis mee. In elk geval verdienen ze gesteld te worden.

De werknemer: een onderbelicht slachtoffer van de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent

De duizendste blogpost op Corporate Finance Lab

Het ziet er dus naar uit dat er een politieke meerderheid (misschien zelfs consensus) bestaat omtrent de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zie de post van Roodhooft van gisteren. In kort komt de tekst goedgekeurd in de Commissie Justitie hier op neer:

  • De immuniteit van de uitvoeringsagent wordt afgeschaft: de hoofdschuldeiser kan dus de uitvoeringsagent van zijn hoofdschuldenaar aanspreken indien die een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van de hoofdovereenkomst;
  • De uitvoeringsagent kan de excepties inroepen uit de verhouding tussen hoofdschuldeiser en hoofdschuldenaar (zoals in het initiële wetsvoorstel);
  • De uitvoeringsagent kan ook de excepties inroepen uit zijn verhouding met de hoofdschuldenaar (anders dan in het initiële voorstel);
  • Er is geen sprake meer van een rechtstreeks vordering (wat ergens onderweg een amendement was van de indieners van het initiële voorstel).

Deze post – overigens de duizendste post op Corporate Finance Lab – wil wijzen op een tot nu onderbelicht slachtoffer van de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent: werknemers.

Continue reading “De werknemer: een onderbelicht slachtoffer van de afschaffing van de immuniteit van de uitvoeringsagent”

Feuilleton van de quasi-immuniteit: seizoensfinale

Gisteren werd het wetsvoorstel over boek 6 BW (buitencontractuele aansprakelijkheid) aangenomen in tweede lezing door de commissie justitie. Het wetsvoorstel gaat nu naar de plenaire vergadering van de Kamer.

Een belangrijk amendement (3213/010) dat op het laatste nippertje nog werd ingediend en (onder voorbehoud van publicatie van de definitieve tekst aangenomen door de commissie) goedgekeurd, gaat over de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. Net als in een feuilleton over het bewogen liefdesleven van het hoofdpersonage, stapt de wetgever af van de affaire met de ingewikkelde rechtstreekse vordering die voorlag (zie hierover meer in een eerdere blogpost) en keert hij terug naar zijn eerste geliefde, de vordering op buitencontractuele basis.

Continue reading “Feuilleton van de quasi-immuniteit: seizoensfinale”

Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1): Wijziging fiscale behandeling van schuldherschikkingen via reorganisatieakkoorden

Zijn de belangen van de schatkist en het herstel van de financiële gezondheid van de schuldenaar met elkaar te verzoenen?

Zoals inmiddels genoegzaam bekend werd met de Wet van 7 juni 2023 de Europese Herstructureringsrichtlijn omgezet in België. Deze wet voorziet in talrijke wijzigingen van het reorganisatie- en insolventierecht (zie voor een uitgebreid overzicht: F. DE LEO, TRV-RPS 2023, nr. 6, 391). Opvallend is echter dat deze Wet van 7 juni 2023 enkel wijzigingen heeft aangebracht aan het Wetboek van Economisch Recht (“WER”) en aan het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”), maar niet aan het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (“WIB92”). Het WIB92 voorziet nochtans in een afzonderlijk fiscaal regime voor schuldherschikkingen die via een reorganisatieakkoord tussen de schuldenaar en zijn schuldeiser(s) werden overeengekomen. De wetgever heeft de recente Wet houdende diverse fiscale bepalingen (1) van 28 december 2023 (“Wet van 28 december 2023”) aangegrepen om dit fiscaal regime af te stemmen op het nieuwe reorganisatierecht (art. 48-49 Wet van 28 december 2023). Daarnaast heeft hij eveneens grondige wijzigingen aangebracht aan het bestaande regime. Deze wijzigingen zijn (gedeeltelijk) met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 september 2023 (i.e. de inwerkingtreding van de Wet van 7 juni 2023) (art. 59, lid 5-7 Wet van 28 december 2023).

Continue reading “Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1): Wijziging fiscale behandeling van schuldherschikkingen via reorganisatieakkoorden”

Het vermogen van de redelijke persoon kent zijn grenzen

Een post door gastblogger Lukas Van Roy (Instituut voor Verbintenissrecht, KU Leuven)

“De voorgestelde bepaling is een signaal dat van een redelijk persoon niet verwacht wordt dat hij (voor hem) buitensporig hoge kosten maakt.”

Lukas Van Roy

De afgelopen maanden waren intens voor de leden van de commissie voor de hervorming van het aansprakelijkheidsrecht. Na een eerste hoorzitting in de commissie justitie waar de commissieleden het wetsvoorstel van Boek 6 toelichtten en enkele experts er hun licht op lieten schijnen, volgden twee commissies en is er een derde op komst om enkele moeilijke knopen door te hakken (zie de parlementaire documenten hier). Zo sneuvelde inmiddels de verplichte familiale verzekering en heeft het debat rond de immuniteit van de uitvoeringsagent voor een nieuwe immuniteitsregeling gezorgd waarvan de effecten voelbaar zijn tot in Boek 5. Een discussiepunt dat minder onder de aandacht kwam, is de wijziging van artikel 6.6 (vroeger 6.7), §2, tweede lid, 2° BW. In deze blogpost leest u waarom die bepaling toch belangrijker is dan men op het eerste zicht zou denken.

Algemene zorgvuldigheidsnorm

Voor wie nog niet helemaal vertrouwd is met het voorstel van Boek 6: artikel 6.6 definieert de fout. Eerst herhaalt men dat een fout ofwel een schending van een wettelijke gedragsregel is, ofwel de schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm. Het eerste lid van de tweede paragraaf definieert de algemene zorgvuldigheidsnorm. Ook hier is er niets nieuws onder de zon. Het gaat om een codificatie van de voorzichtige en redelijke persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. Wel vernieuwend is het tweede lid van die paragraaf. Daarin reikt de wetgever de rechter enkele instrumenten aan die hij kan gebruiken om de algemene zorgvuldigheidsnorm in te vullen. Onder andere de voorzienbare gevolgen van het gedrag en de stand van de techniek en de wetenschappelijke kennis komen er aan bod. Deze bijdrage spitst zich toe op het tweede element waarmee de rechter rekening kan houden, in het oorspronkelijke wetsvoorstel ging het om “de kosten en inspanningen nodig om de schade te vermijden”.

Kritiek: de redelijke persoon mag geen homo economicus zijn

Vanuit de oppositie volgde daarop een dubbele kritiek. Ten eerste zou de indicatieve lijst van artikel 6.6, §2 tweede lid overbodig zijn omdat ze niet op alle gevallen toepasbaar is en voor zinloze discussies kan zorgen. Daarom diende ze een amendement in  ter afschaffing van het lid. Ten tweede, mocht het lid toch behouden blijven, wijst de oppositie het criterium onder 2° af. Het zou een merkwaardig signaal geven. In haar amendement haalt ze het voorbeeld aan van een ziekenhuis dat geen aansprakelijkheid riskeert wanneer het vanwege financiële moeilijkheden een patiënt in levensgevaar niet behandelt.

Ook in de rechtsleer is er kritiek op de bepaling. Zo verscheen er vorige week nog een opiniestuk van enkele academici in De Standaard (10 januari 2024) waarin kritiek klonk op het criterium van inspanningen en maatregelen bij de beoordeling van de fout.

Continue reading “Het vermogen van de redelijke persoon kent zijn grenzen”