Cass. over werking in de tijd van art. XX.227 § 1 WER (‘wrongful trading’)

Cass. 14 februari 2025 (C.23.0150.N/1

Art. XX.227 § 1 WER (over ‘wrongful trading’) werd ingevoerd bij Wet van 15 april 2018 (dat wijzigingen aanbracht aan boek XX WER). De gedragsregel die dit artikel oplegde was niet nieuw. Minstens sinds het Unac-arrest (Cass. 12 feb. 1982) kan het verderzetten van een onderneming onrechtmatig zijn indien er kennelijk geen vooruitzicht is dat het faillissement kan worden vermeden. Het nieuwe artikel kaderde in een meer algemene (maar zeker geen totale) verhuis van aansprakelijkheidsregels van het vennootschapsrecht naar het insolventierecht. Dit om IPR redenen: de insolventiewetgever deed dit in het vooruitzicht dat de vennootschapswetgever vrije keuze van het toepasselijk vennootschapsrecht zou toelaten. Dat maakt vennootschapsrecht minder geschikt als sedes van dwingende bepalingen van derden bescherming.

Daarnaast werd vooral de eisende boedel geholpen op vlak van het bewijs van schade en oorzakelijk verband. Naar model van wat reeds sinds 1978 geldt voor kennelijk grove fout kreeg de rechter de bevoegdheid om het geheel of een deel van het tekort ten laste te leggen van de aansprakelijke (feitelijke) bestuurders.

Wat nu als de onrechtmatige verderzetting begon onder het oude recht (jurisprudentiële regel gebaseerd op art. 1382 BW) en werd verder gezet onder het nieuwe recht? Het Hof van Cassatie deed hierover uitspraak in een arrest van 14 februari 2025 (c.23.0150.n):

Thijs Vancoppernolle pleit in Intertemporeel recht (Intersentia, 2019) voor een distributieve toepassing van oude en nieuwe wet in geval van een voortdurende aansprakelijkheidsverwekkend feit (p. 749). Hij voorziet echter een uitzondering indien de nieuwe wet uit haar aard op alle schade moet worden toegepast (p. 755). Deze oplossing lijkt ons hier van toepassing doordat de nieuwe regeling eerst en vooral een novum biedt op vlak van een schadebegrip dat afwijkt van de gemene regels inzake causaliteit.

Het Hof heeft dan ook gekozen voor een dogmatisch verantwoorde regel met pragmatische gevolgen: het is een regel die makkelijk kan worden toegepast.

Terecht gaat het Hof er in alle stilte aan voorbij dat de Wet van 15 april 2018 zelf een cesuur voorzag, nl. of de betrokken insolventieprocedure voor of na de inwerkingtreding geopend was (art. 272-273). Die regel past procedureregels (die het gros uitmaakten van de betrokken wet) maar bij aansprakelijkheidsregels dient het ogenblik van de fout doorslaggevend te zijn.

Joeri Vananroye

Unknown's avatar

Author: Joeri Vananroye

Professor of insolvency law and economic analysis of law (KU Leuven), attorney (Quinz)

Leave a comment