Hof van Justitie spreekt zich uit over Arco: garantie strijdig met unierecht

In een eerder bericht werd reeds gemeld dat het Hof van Justitie vandaag heeft beslist dat de Belgische Arco-garantie strijdig is met het Unierecht (met verwijzing naar het persbericht van het Hof van Justitie zelf).

Sinds kort is ook de uitspraak zelf van het Hof online beschikbaar. in dit bericht wordt deze uitspraak gesitueerd vanuit een Belgisch-Europese invalshoek. In essentie stelt het Hof dat:

  1. depositogarantiesystemen in principe bedoeld zijn om spaargelden  te beschermen (en niet om aandelen in bepaalde coöperaties te beschermen);
  2. de Europese Depositogarantierichtlijn België niet verplicht om  aandelen van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector te beschermen, zoals in het voorliggende geval is gebeurd;
  3. het op zich niet onverenigbaar is met deze richtlijn dat een depositogarantiestelsel wordt uitgebreid tot aandelen van coöperatieve vennootschappen, maar het aan het Grondwettelijk Hof is om een dergelijke garantieregeling uiteindelijk goed te keuren;
  4. het standpunt van de Commissie in het besluit over het aanmerken van de Arco-garantie als onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun (alleen al omdat de maatregel door België niet tijdig werd aangemeld) terecht is.

 

0. Situering. 

In november 2011 werd het Belgische depositogarantiesysteem uitgebreid tot aandelen van vennoten van de drie financiële coöperaties van de Arco-groep (Arcopar, Arcofin en Arcoplus). Sinds eind 2011 zijn deze drie financiële coöperaties van de Arco-groep in vereffening. In 2014 heeft de Europese Commissie de Arco waarborg aangemerkt als onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun wegens niet tijdige aanmelding. De Belgische staat werd verplicht de daaraan verbonden voordelen terug te vorderen, en werd verboden om op basis van deze garantie betalingen te verrichten. Tegen deze beslissing werd bij het Gerecht van de Europese Unie een beroep tot nietigverklaring ingesteld (aanhangige zaken België/Commissie, T-664/14 en Arcofin e.a./Commissie, T-711/14).

Op 25 maart 2013 (nr. 22.969) en 5 februari 2015 (nr. 15/2015) deden zowel de Raad van State als het Grondwettelijk Hof uitspraak in de zaak, waarbij een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie werden gesteld. De voornaamste vraag van het Grondwettelijk Hof was of de betrokken garantieregeling in overeenstemming was met het Unierecht, en met name met het gelijkheidsbeginsel (verschil in behandeling tussen Arco-aandeelhouders en andere beleggers in risicokapitaal) en de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels.

Het is in dat kader dat het Hof van Justitie vandaag uitspraak heeft gedaan.

1. Depositogarantiesystemen zijn in principe bedoeld om spaargelden (en niet aandelen) te beschermen. 

Het Hof van Justitie beslist dat aandelen van vennootschappen zoals de betrokken Arco-aandelen in principe niet onder de definitie van ‘deposito’ vallen. Bij dergelijke aandelen blijkt het immers in wezen om een deelneming in het eigen vermogen van een vennootschap te gaan, en deposito’s verschillen daarvan alleen al omdat ze deel uitmaken van het vreemd vermogen van een kredietinstelling (zie daarover reeds K.-J. VANDORMAEL en A. VAN IMPE, “De Arco-waarborg – Over het Arco arrest, overheidswaarborgen en het depositogarantiesysteem”, TRV 2013, 287-300). Het Hof zegt dat de verwerving van aandelen in financiële coöperaties dus eerder te vergelijken is met de aankoop van vennootschapsaandelen – waarvoor de richtlijn niet in een waarborg voorziet – dan met het plaatsen van gelden op een bankrekening (waarvoor depositogarantiesystemen zijn bedoeld).

2. De Europese Depositogarantierichtlijn vereist niet dat aandelen van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector worden beschermd. 

De Depositogarantierichtlijn verplicht de lidstaten er dan ook niet toe om voor aandelen van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, een garantieregeling in te stellen, zoals in het onderliggend geval is gebeurd.

3. Het is op zich niet onverenigbaar met deze richtlijn dat een depositogarantiestelsel wordt uitgebreid tot aandelen van coöperatieve vennootschappen (maar het Grondwettelijk Hof moet hierover oordelen).

Toch oordeelt het Hof dat het “op zich niet onverenigbaar is met de richtlijn dat een depositogarantiestelsel wordt uitgebreid tot aandelen van coöperatieve vennootschappen“.

Een dergelijke uitbreiding mag evenwel de nuttige werking van een depositogarantiesysteem niet ondergraven. Hoe groter de te verzekeren risico’s zijn, hoe meer de depositogarantie immers verwaterd raakt. Het is mogelijk dat de nuttige werking van de door het Unierecht opgelegde depositogarantie immers wordt ondergraven indien een lidstaat zijn nationaal depositogarantiestelsel op grote schaal risico’s zou laten dragen die niet rechtstreeks in verband staan met het doel van dit stelsel. Het staat volgens het Hof dan ook aan het Belgisch Grondwettelijk Hof: “om na te gaan of de goedkeuring van een garantieregeling als die welke hier aan de orde is, de nuttige werking van het depositogarantiestelsel kan ondergraven”. In dat verband moet het Grondwettelijk Hof met name rekening houden met het feit dat in casu door de instelling van een dergelijke regeling voor de aandelen van coöperatieve vennootschappen een groot aantal kleine beleggers onder het Belgische depositogarantiestelsel komt te vallen, en het feit dat de vennootschappen van de Arco-groep maar kort voordat aanspraak werd gemaakt op de garantieregeling in dat stelsel zijn opgenomen (en in het verleden dus ook niet hebben bijgedragen aan de financiering ervan).

Het Belgisch Grondwettelijk Hof zal dus alsnog verplicht worden zich uit te spreken over de uitbreiding van het Belgische depositogarantiestysteem en het verschil tussen vennoten in erkende coöperatieve vennootschappen (die kunnen genieten van de garantieregeling) en andere aandeelhouders in andere vennootschappen (die niet kunnen genieten van een dergelijke garantieregeling).

Naast de hierboven door het Hof van Justitie vermelde overwegingen (draagkracht van het Belgische depositogarantiestelsel en  ad hoc opname van betrokken vennootschappen zonder historische bijdrage), zal ook de dubbele doelstelling van depositogarantiestelsels relevant zijn: enerzijds het schadeloos stellen van beschermde categorieën, en anderzijds de bescherming van het gehele financiële systeem (‘systeemrelevantie’; voor meer daarover, zie K.-J. VANDORMAEL en A. VAN IMPE, “De Arco-waarborg – Over het Arco arrest, overheidswaarborgen en het depositogarantiesysteem”, TRV 2013, 294-296).

4. Commissie kwam terecht tot het standpunt van onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun (alleen al omdat de maatregel door België niet tijdig werd aangemeld).

Daarnaast bevestigt het Hof het standpunt van de Commissie in het besluit over het aanmerken van de Arco-garantie als onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun. Enerzijds mocht de Commissie volgens het Hof “op goede gronden aannemen dat in casu was voldaan aan de voorwaarden dat de mededinging is verstoord en dat het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig is beïnvloed“, anderzijds werd de maatregel in ieder geval niet tijdig aangemeld, zodat er niet voldaan is aan de voorwaarden uit art. 108, lid 3 VWEU.

Karel-Jan Vandormael

Author: Karel-Jan Vandormael

Head of study program paralegal studies University College PXL Hasselt, Voluntary researcher KU Leuven and teaching assistant UHasselt, attorney

One thought on “Hof van Justitie spreekt zich uit over Arco: garantie strijdig met unierecht”

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: