Grondwettelijk Hof spreekt zich uit over Arco (en bevestigt Hof van Justitie): garantie strijdig met art. 10 en 11 Gw.

In eerdere berichten werd reeds uitvoerig ingegaan over de strijdigheid van de Belgische Arco-garantie met het Unierecht.

Eergisteren was het aan het Grondwettelijk Hof om na een lange weg (zie eerder RvS 25 maart 2013, nr. 22.969 en GwH 5 februari 2015, nr. 15/2015) een einduitspraak te vellen over de prejudiciële vraag gesteld door de Raad van State:

“Artikel 36/24 van de [NBB-wet] schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de Koning kan voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van de in art. 36/24, §1, eerste lid, 3° erkende coöperatieve vennootschappen.”

De Raad van State wou van het Grondwettelijk Hof weten of de Arco-waarborg bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat art. 36/24 NBB-wet de Koning de mogelijkheid gaf om een staatswaarborg te verlenen aan natuurlijke personen die vennoot zijn in een erkende coöperatieve vennootschap, terwijl:

  1. deze mogelijkheid niet bestaat voor vennoten of aandeelhouders van andere vennootschappen actief in de financiële sector, inzonderheid kredietinstellingen.
  2. deze mogelijkheid evenmin bestaat voor instellingen belast met de financiering van pensioenen (en de aangeslotenen/rechthebbenden ervan), of ten voordele van de gemeenten die verenigd zijn binnen de gemeentelijke holding.

Het Grondwettelijk Hof beantwoordde deze vragen enkel in abstracto, en grotendeels via verwijzing naar de uitspraken van het Hof van Justitie en de Europese Commissie terzake:

“Zonder dat het nodig is de afloop van de voor het Gerecht hangende rechtspleging af te wachten, dient te worden vastgesteld dat de in het geding zijnde maatregel is genomen met het oog op de bevoordeling van een specifieke categorie van personen, maatregel die in ieder geval als een voornemen tot nieuwe staatssteun in de zin van artikel 108, lid 3, van het VWEU bij de Europese Commissie had moeten worden aangemeld.

Door zulks na te laten heeft de wetgever ten aanzien van die categorie van personen gehandeld zonder redelijke verantwoording en met veronachtzaming van het Europese Unierecht, en derhalve in strijd met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet”

1. Was de wetgever op grond van het Unierecht (meer bepaald art. 2 van richtlijn 94/19/EG, dat ‘eigen vermogen’ van kredietinstellingen principiëel uitsluit van Depositogarantiebescherming) in staat of verplicht om naast bankdeposito’s ook aandelen in erkende cooperatieve vennootschappen te beschermen? 

Om een antwoord op deze vraag te geven citeert het Hof uitvoerig de reeds eerder vermelde beslissing van het Hof van Justitie: (a) een aandeel (‘eigen vermogen’) valt in principe niet onder depositogarantiesystemen; (b) de Europese Depositogarantierichtlijn verplicht België niet om dergelijke aandelen te beschermen; (c) de Belgische wetgever kan in een dergelijke uitbreiding voorzien (‘minimumharmonisatie’), maar deze mag de nuttige werking van het depositogarantiesysteem niet ondergraven.Het Grondwettelijk Hof stelt kort en onomwonden dat het zelfs niet moet nagaan of er al dan niet afbreuk wordt gedaan aan de nuttige werking van het Depositogarantiesysteem, nu de bepaling in ieder geval strijdig is met het unierecht (omdat de Arco-aandelen geen deposito’s zijn en dus ook niet gelijk mochten worden behandeld als klassieke spaarproducten, ook al vertonen zij daarmee een aantal gelijkenissen).

2. Is het besluit van de Commissie waarbij de Arco-waarborg werd beschouwd als onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun (alleen al omdat de maatregel door België niet tijdig werd aangemeld) rechtsgeldig en terecht?

Het Grondwettelijk Hof citeert uitvoerig de beslissing van de Europese Commissie die de waarborg als ongeoorloofde staatssteun heeft gekwalificeerd, en stelt dat het niet nodig is de afloop van de hangende beroepen tegen deze beslissing af te wachten nu “het Hof van Justitie bij zijn onderzoek […] geen feiten of omstanidgeden heeft vastgesteld die afbreuk zouden doen aan de geldigheid van het voormelde besluit van de Europese Commissie“.

Het Grondwettelijk Hof besluit dan ook dat de prejudiciële vraag bevestigend moet worden beantwoord: de Arco-waarborg is strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, en de koning kon op basis van art. 36/24 NBB-wet niet voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg aan vennoten van bepaalde erkende coöperatieve vennootschappen.

Daarmee lijkt de belangrijkste klip in de Arco-saga genomen, en is de weg vrij voor de Raad van State om te beslissen over de geldigheid van de Arco-waarborg zelf.

Vanuit een pedagogisch standpunt is het spijtig dat het Grondwettelijk Hof de schending van het gelijkheidsbeginsel vooral door de ogen van het Unierecht heeft bekeken. Het was zeer interessant geweest om te zien wat het Grondwettelijk Hof dacht over de door de Raad van State voorgestelde vergelijkingspunten (aandeelhouders van andere vennootschappen actief in de financiële sector, zoals kredietinstellingen, pensioensinstellingen of zelfs de gemeentelijke holding).

Het was daarnaast ook heel interessant geweest om te zien wat het Grondwettelijk Hof denkt over de al dan niet systeemrelevantie van erkende coöperatieve vennootschappen (zie daarover K.-J. VANDORMAEL en A. VAN IMPE, “De Arco-waarborg – Over het Arco arrest, overheidswaarborgen en het depositogarantiesysteem”, TRV 2013, 287-300).

We weten immers dat Depositogarantiesystemen een dubbele finaliteit hebben: enerzijds de bescherming van de individuele spaarders (“schadeloosstelling”: zijn de Arco-aandeelhouders vergelijkbaar met spaarders?) maar anderzijds ook de bescherming van het gehele financiële systeem (“systeemrelevantie”). Op de eerste vraag heeft het Grondwettelijk Hof – met verwijzing naar hetgeen de Europese instanties hebben beslist – impliciet maar ondubbelzinnig “neen” geantwoord. Over de tweede vraag bleeft het Grondwettelijk Hof – weldoordacht? – stil.

Aan de Raad van State om nu concreet te beslissen wat het lot is van de waarborgregeling zelf.

De saga is bijna op zijn einde…

Karel-Jan Vandormael

Author: Karel-Jan Vandormael

Head of study program paralegal studies University College PXL Hasselt, Voluntary researcher KU Leuven and teaching assistant UHasselt, attorney

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: