Oproep TRV-RPS-prijs voor masterproeven in het vennootschapsrecht

Schreef u een masterproef in het vennootschapsrecht (in ruime zin) en brachten de examenresultaten goed nieuws? Of was u dit academiejaar promotor of begeleider van een masterproef in het vennootschapsrecht? 

In dat geval wijzen wij u graag op de TRV-RPS-prijs, die in 2026 voor de zestiende keer wordt uitgereikt.

Deze jaarlijkse prijs beloont het beste eindwerk over vennootschapsrecht, financieel recht of vennootschapsbelastingrecht. Het eindwerk dient voor publicatie in aanmerking te komen, en moet dit academiejaar zijn tot stand gekomen in het kader van een (aanvullende) opleiding tot meester in de rechten aan een Belgische universiteit of georganiseerd in samenwerking met een Belgische universiteit.

De prijs bestaat uit €1.500 en de publicatie van een herwerkte versie van het eindwerk in het TRV-RPS.

Kandidaten worden met een korte motivatie voorgedragen door de promotor of kunnen zelf hun masterproef (in Word-versie), behaalde resultaat en een korte motivatiebrief indienen vóór 30 september 2025 aan pieterjan.heynen@kuleuven.be.

Wie hierbij nog vragen of opmerkingen zou hebben, kan steeds contact opnemen met Pieterjan Heynen (pieterjan.heynen@kuleuven.be).

Nieuw recht inzake persoonlijke zekerheden: studiemiddag te Leuven (9 september 2025) en Kortrijk (8 oktober 2025)

Persoonlijke zekerheden na goedkeuring boek 9.1 BW: save the date

Op 1 januari 2026 treedt de nieuwe regeling inzake persoonlijke zekerheden in werking, als onderdeel van het BW (Boek 9, Titel 1). De wet bevat een uitgewerkte regeling inzake borgtocht en autonome garantie, maar ook bijzondere bepalingen inzake consumentenborgtocht. Deze mechanismen worden ook afgebakend tegenover hoofdelijkheid tot zekerheid, sterkmaking tot zekerheid en, de patronaatsverklaring.

Op een studienamiddag van de KU Leuven te Leuven (9 september 2025, met livestream) en Kortrijk (8 oktober 2025 bespreken experts de hervormde wettelijke regels besproken met het oog op de praktijk. Deelnemers aan een van deze studienamiddagen krijgen een verslagboek toegestuurd.

Op het programma:

  • Algemene inleiding ~ Prof. dr. Vincent Sagaert (KU Leuven en KULAK)
  • Borgtocht ~ Prof. dr. em. Matthias Storme (KU Leuven, advocaat)
  • Consumentenborg ~ Mr. Dominique Blommaert (advocaat te Brussel en Gent)
  • Autonome garantie ~ Mr. Charles-Antoine Leunen (advocaat te Brussel, vrijwillige wetenschappelijk medewerker Instituut Handels- en Insolventierecht KU Leuven)
  • Andere zekerheidsmechanismen (bindende patronaatsverklaring, hoofdelijkheid  tot zekerheid en sterkmaking tot zekerheid) ~ Prof. dr. Joeri Vananroye (KU Leuven, advocaat)

Meer informatie en inschrijvingslink in de links voor Leuven (9 september 2025) en Kortrijk.

Financial Mindmap: videos explaining corporate finance

In 2024, the paperback version of “Corporate Finance for Lawyers” was published. In this book, the authors explore the intricate relation between law and corporate finance to allow lawyers to gain a deeper understanding of the field they are working in.

First of all, the book provides an introduction into the basic building blocks of the world of corporate finance and the dominant company valuation methods of EBITDA-multiples and Discounted Cash flow methods. The book further explains standard finance patterns from both a finance and a legal perspective, most notably the increased use of non-interest bearing debt as cheap way of finance, financing by means of secured credit, financing by means of shareholder loans and financing by means of guarantees. The book also discusses the corporate finance dynamics of reorganization procedures and disputes over the allocation of value as part thereof. The authors focus on what goes on in the actual world of corporate finance, discussing the power balance between shareholders, secured lenders and creditors in a world where the assumptions of perfectly functioning markets with fully adjusting creditors do not apply.

The authors use the Financial Mindmap throughout the book. This tool depicts finance by using colour and visualisations in a clear and intuitive manner. By using the Financial Mindmap, readers can quickly gain an intuitive understanding of finance.

The Financial Mindmap is developed as an interactive tool for teaching purposes. In order to bring the Financial Mindmap further to live, the authors have developed video’s explaining corporate finance. In addition to an Introduction to Corporate Finance for Lawyers, the authors discuss Solvency and insolvency as balance sheet concepts (video 1), The use of non-interest bearing debt as a cheap source of finance (video 2), Non-interest bearing debt and company valuation (video 3), and Secured credit for investing and distributions to shareholders (video 4).

Lliuya v RWE. Germany’s historic climate ruling: A pyrrhic loss for claimants?

A post by guest blogger Geert Van Calster (KU Leuven)

I owe the title of this post squarely to Arie Van Hoe. The sentiment which Arie taps into, is that of most of the immediate commentary on Lliuya v RWE at the Hamm regional court, acting as court of appeal. Most of the immediate commentary notes the significant legal points scored by Mr Lliuya, even if his claim was ultimately dismissed. Consequently even in losing, the determination of the claim by the Hamm court may inflict long-lasting injuries on big greenhouse has emitters.

Background to the case is on the Sabin Center’s climate litigation database. In essence, claimant’s home is situated in the Peruvian Andes, right below a glacial lake. The gradual melting of the ice threatens to flood his home as well as that of many others. Claimant requests in essence a contribution by RWE to the costs of putting up a protective flood barrier. RWE is historically and currently an electricity generator, having used and continuing to use mostly fossil fuels in its production process. Hence it is undeniably a contributor to global greenhouse gas emissions, adding to climate change.

Continue reading “Lliuya v RWE. Germany’s historic climate ruling: A pyrrhic loss for claimants?”

Grondwettelijk Hof ziet geen graten in de vervaltermijn voor terugvordering eigendom bij faillissement

Arrest nr. 80/2025 van 15 mei 2025

Eerder kwam hier (zie posts door Van Hoe en Verlaeckt) aan bod hoe het Hof van Cassatie een prejudiciële vraag stelde aan het Grondwettelijk Hof over art. XX.194 WER. Dit artikel verplicht de eigenaar van goederen die in het bezit zijn van de gefailleerde (bv. een onbetaalde verkoper die eigendomsvoorbehoud heeft bedongen) tot snel handelen. Op straffe van verval moet de rechtsvordering tot terugvordering worden ingesteld voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal tot verificatie van de schuldvorderingen.

In een arrest van vandaag 15 mei oordeelt het Grondwettelijk Hof dat Art. XX.194, al. 2 WER geen schending uitmaakt van art. 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol EVRM.

Waar voornoemde posts in hun analyse de vraag centraal stellen of de rechten van de eigenaar na een verkoop door de curator overgaan op de prijs ervan, blijft zaaksvervanging afwezig in de belangenafweging door het Grondwettelijk Hof. Voor het Hof is het voldoende dat de eigenaar, zoals wij allemaal uiteraard, het Belgisch Staatsblad zal lezen en dan voldoende tijd heeft om actie te ondernemen.

Dat verbaast omdat het Hof van Cassatie een jaartje geleden heeft geoordeeld dat voornoemde vervaltermijn ook geldt in de afwezigheid van een contractuele relatie tussen de eigenaar en de gefailleerde.

Keep calm and trust common sense: hernieuwing van een hypothecaire inschrijving blijft nodig na een faillissement volgens het Hof van Cassatie, of toch niet helemaal?

Een post door gastblogger Mr. Cedric Haspeslagh

Om het met de woorden van S. CARPENTER te zeggen: “These are fast times and fast nights. No time for rewrites”. Of iets traditioneler: ius vigilantibus est.

Dat ‘te laat te laat’ is en een schuldeiser daar soms mee moet leven, heeft een hypothecaire schuldeiser ervaren in de zaak die geleid heeft tot een cassatiearrest van 28 april 2025 (AR C.22.0419.F).

De soep hoeft evenwel niet zo heet opgegeten te worden als ze op het eerste gezicht werd opgediend.

Continue reading “Keep calm and trust common sense: hernieuwing van een hypothecaire inschrijving blijft nodig na een faillissement volgens het Hof van Cassatie, of toch niet helemaal?”

Adviezen van CASAVV over (i) de volmacht voor de AV in een eenhoofdige NV of BV en (ii) de vorm van een carensvergadering voor een authentieke wijziging

Op de website van het Adviescomité inzake Vennootschappen en Verenigingen (van het FedNot en BCV) staan twee nieuwe adviezen over de volgende vragen:

  • Is het in de eenhoofdige BV/NV mogelijk om een volmacht te verlenen voor deelneming aan de algemene vergadering? Het Comité concludeert dat een bijzondere volmacht door de aandeelhouder van een eenhoofdige BV/NV voor één of meer welbepaalde vergaderingen of beslissingen is toegestaan. Een algemene, definitieve of onherroepelijke delegatie van de bevoegdheden van de enige aandeelhouder is volgens het Comité niet geoorloofd.
  • Moeten de notulen van een carensvergadering voor een authentieke wijziging ook authentiek vastgesteld worden, of mag deze onderhands? Het Comité is van mening dat indien de algemene vergadering vaststelt dat ze niet in getal is om geldig te beraadslagen, deze ontstentenis moet worden vastgesteld in de notulen van de vergadering en de zitting moet worden opgeheven. Het is echter geen verplichting dat deze notulen authentiek worden opgemaakt.

Wanneer privébedrijven raken aan het algemeen belang: lessen trekken uit de British Steel-saga

Crisis bij British Steel – een blog door gastblogger Noor Mendonck (UGent)

Afgelopen weekend kwam British Steel (de Britse staalgigant) herhaaldelijk in het nieuws, omdat het bedrijf in ernstige moeilijkheden verkeert. De Chinese Jingye Group, die het vijf jaar geleden nog van een faillissement redde via een overname, besloot de hoogovens in Scunthorpe (in het noorden van het VK) te sluiten vanwege de enorme financiële verliezen die ze veroorzaken. Die sluiting zou volgens Businss Secretary Jonathan Reynolds echter extreem duur én gevaarlijk zijn, wat ertoe leidde dat het Britse parlement zich op zaterdag 12 april genoodzaakt zag om uitzonderlijk samen te komen en noodwetgeving goed te keuren. Het is pas de zesde keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat het parlement in het weekend bijeenkomt, een duidelijke indicatie van het belang dat ze aan deze zaak hechten.[1]

Binnen een termijn van één dag werd de Steel Industry (Special Measures) Act 2025 van kracht: een korte, doelgerichte wet, speciaal opgesteld om de situatie in Scunthorpe het hoofd te bieden. De wet voorziet nog niet in een nationalisering van het bedrijf, maar geeft de bevoegde minister wel verregaande bevoegdheden. Zo kan de minister formele en bindende instructies geven over het beheer van het bedrijf. Als die instructies niet worden gevolgd, mag de overheid rechtstreeks zelf ingrijpen om het in stand houden van de hoogovens te verzekeren. Opmerkelijk is dat de wet dit enkel toestaat wanneer het algemeen belang in het gedrag komt. Daarmee geeft de overheid impliciet te kennen dat zij de situatie in Scunthorpe beschouwd als rakend aan het algemeen belang (artikel 2-3 Steel Industry (Special Measures) Act 2025).

Aangezien Jingye in theorie nog steeds het bedrijf leidt, bepaalt de nieuwe wet ook dat iedereen die werknemers tegenhoudt bij het uitvoeren van de instructies van de minister, daarmee een overtreding begaat. Daarnaast voorziet de wet in een compensatieregeling: werknemers die door Jingye worden ontslagen, kunnen toch worden uitbetaald. Jonathan Reynolds heeft bovendien niet uitgesloten dat een nationalisering op termijn een reële optie blijft.

Verklaring van het hevige overheidsingrijpen

Continue reading “Wanneer privébedrijven raken aan het algemeen belang: lessen trekken uit de British Steel-saga”

Artikel 4:14 WVV: De olifant uit de porseleinwinkel in de bouwkamer

Mrs. van Riel en Deckers (Schoups advocaten) over hoofdelijke aansprakelijkheid in de maatschap

Een bepaling uit het WVV zorgt voor ophef in het bouwrecht. De Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen paste in een vonnis van 27 juni 2024[i] voor het eerst artikel 4:14 WVV in een context van tijdelijke maatschappen. Het gebruikte “de activiteiten van de maatschap” daarbij als autonoom toerekeningscriterium voor de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten. Was dit een accident waiting to happen – en blijft het bij één accident – of is er meer aan de hand? En wat zijn de implicaties voor de praktijk?

Continue reading “Artikel 4:14 WVV: De olifant uit de porseleinwinkel in de bouwkamer”

Liability for competition law infringements within groups: beware of misbehaving family members

A post by guest blogger Charlotte Reyns (Quinz, KU Leuven)

Since the introduction of the EU Private Damages Directive 2014/104, the amount of private damages actions following competition law infringements have grown exponentially. Indeed, enforcement by private parties is viewed as a complementary limb to the enforcement of competition law by the European Commission and the national competition authorities. One aspect that deserves special attention in that regard is the “single economic unit” doctrine which allows several or all companies belonging to a group of companies to be held liable for an infringement of competition law they did not themselves commit. Recent rulings such as Athenian Brewery (C-393/23) in the context of private international law and ILVA (C-383/23) with regard to liability for infringements of the GDPR furthermore showcase the far-reaching implications of the single economic unit doctrine.

This post delves deeper into the possible liability of the different members of a group of companies when only one of them has been found to infringe EU competition law. Who can be liable, and how to manage this risk?

Continue reading “Liability for competition law infringements within groups: beware of misbehaving family members”

Nieuwe Europese vennootschapsrichtlijn 2025/25: meer dan digitalisering

Een post door gastbloggers Alain François en Mauro Gisgand (Eubelius)

Op 30 januari 2025 trad de Richtlijn 2025/25 rond het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht in werking.  Deze Richtlijn brengt niet alleen vernieuwende maatregelen rond digitalisering, maar introduceert ook ingrijpende veranderingen voor de in België veelgebruikte Vennootschap Onder Firma (“VOF”) en Commanditaire Vennootschap (“CommV”).

De Belgische wetgever heeft de tijd tot 31 juli 2027 om deze richtlijn om te zetten in nationaal recht, en tot 1 augustus 2028 om ze in de praktijk toe te passen. Voor een beperkt aantal artikelen geldt een langere omzettingstermijn tot 1 augustus 2029.

We belichten enkele van de belangrijkste nieuwigheden. 

Continue reading “Nieuwe Europese vennootschapsrichtlijn 2025/25: meer dan digitalisering”

Reflectie over de grondwettigheid van de regels omtrent het recht op terugvordering van eigendom voorzien in boek XX WER.

Een post door gastblogger Vincent Verlaeckt

1. Zoals gekend, voorziet artikel XX 194 WER in een procedure dewelke een eigenaar moet volgen om zijn goederen in het bezit van de gefailleerde terug te vorderen.  Op straffe van verval moet de rechtsvordering tot terugvordering worden ingesteld voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen. Deze regel wordt ervaren als een pijnlijke hakbijl. De revindicatietermijn is kort – soms maar 35 dagen – en het gevolg van laattijdigheid volgens sommigen fataal.

2. Op deze blog (hier) werd reeds kundige duiding verschaft bij het cassatie-arrest van 20 september 2024. Middels voormeld arrest heeft het Hof van Cassatie volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof gesteld:

‘Schendt artikel XX.194, tweede lid, WER artikel 16 Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM, in zoverre de eigenaar van goederen die in het bezit van de gefailleerde zijn, vervallen is van zijn recht op terugvordering van deze goederen wanneer hij dat recht uitoefent na de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen?’

Er wordt met andere woorden de vraag gesteld of de regeling zoals die op vandaag is neergelegd in artikel XX.194 WER wel bestaanbaar is met het grondwettelijk verankerd recht op (het ongestoord genot en gebruik van) eigendom.

Continue reading “Reflectie over de grondwettigheid van de regels omtrent het recht op terugvordering van eigendom voorzien in boek XX WER.”

Wanneer fiscalisten méér zien in rechtspersoonlijkheid dan vennootschapsjuristen

Een post door gastblogger professor Sofie Cools (KU Leuven)

1. De vennootschapsjurist die observeert hoe andere juridische disciplines vennootschapsrechtelijke concepten hanteren, doet soms merkwaardige vaststellingen. Een treffend voorbeeld daarvan is de manier waarop het fiscaal recht omgaat met het begrip rechtspersoonlijkheid, met nochtans verstrekkende gevolgen.

2. Rechtspersoonlijkheid is een notoir onduidelijk begrip in het vennootschapsrecht. Oorspronkelijk gaf het concept rechtspersoonlijkheid vooral aanleiding tot theoretische discussies, waarbij de rechtspersoon als een fictie dan wel als een realiteit werd beschouwd. Vandaag rijzen er vooral vragen over de concrete, praktische betekenis van het begrip rechtspersoonlijkheid en over de relativering ervan (bijv. in de vorm van enterprise liability en in zekere zin ook in de Corporate Sustainability Due Diligence Directive).

Op het eerste gezicht lijkt het onderscheid tussen vennootschappen met rechtspersoonlijkheid en deze zonder rechtspersoonlijkheid duidelijk. Art. 1:5 WVV stipuleert expliciet dat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft en dat de VOF, de CommV, de BV, de CV, de NV, de SE, de SCE en het EESV dat wél hebben. Anders dan de maatschap vormen deze laatste vennootschappen dus een apart rechtssubject, dat drager kan zijn van rechten en plichten en m.a.w. rechtsbekwaam is.

Praktisch bekeken blijken er echter nog weinig verschillen te bestaan tussen een maatschap en een VOF. Weliswaar is de maatschap zelf geen rechtssubject dat een afgescheiden vermogen kan hebben, toch is er in de maatschap een afgescheiden vermogen, waarvan de maten gezamenlijk eigenaar zijn (art. 4:13 WVV). Weliswaar kan de maatschap bij gebrek aan rechtssubjectiviteit geen materiële procespartij zijn in rechtsgedingen en zijn de maten dat, toch volstaat de vermelding van de benaming, de zetel en het KBO-nummer van de maatschap om te doen blijken van de identiteit van de maten (art. 703, § 2, eerste lid Ger.W.).

Continue reading “Wanneer fiscalisten méér zien in rechtspersoonlijkheid dan vennootschapsjuristen”

AmAI: knelpunten in het insolventierecht – heeft AI antwoorden? (studieavond UA – gratis)

Naar goede gewoonte organiseren de masterstudenten van de grondige studie insolventierecht aan de Universiteit Antwerpen een studieavond onder begeleiding van prof. Melissa Vanmeenen.

Tijdens deze zeventiende editie geven studenten toelichting bij een aantal actuele knelpunten in het insolventierecht. De sprekers staan tevens stil bij de vraag of AI mogelijkheden biedt om deze knelpunten aan te pakken.

De studieavond gaat door op dinsdag 17 december 2024 om 19u, in lokaal C.103, Stadscampus UAntwerpen. (let op: nieuwe locatie: ingang via gebouw E, aan Agora, Grote Kauwenberg 2, doorlopen langs sporthal tot aan gebouw C – 1e verdieping – C.103).

Iedereen is welkom, gratis registreren kan via deze link.

Vanaf 10 januari 2025 is de opname van deze studieavond gratis te bekijken via Nexus Library.

Meer info: mail naar melissa.vanmeenen@uantwerpen.be

Na enige periode van stilte over hypothecaire volmachten bij faillissement: Hof van beroep Brussel 11 juni 2024

Een post door gastblogger mr. Vincent Verlaeckt

1. In faillissementsmiddens is enige reuring ontstaan in gevolge een arrest van het Hof van Brussel van 11 juni 2024 met betrekking tot de problematiek van het omzetten van  hypothecaire volmachten bij insolventie. Op sommige websites wordt dit arrest omschreven als een “ommekeer in het faillissementsrecht”.  Zulk nieuws (en arrest) verspreidt zich snel en thans worden curatoren geconfronteerd met kredietinstellingen die het voormelde arrest graag aanwenden.

Een korte bespreking van het arrest is nuttig gezien het niet te onderschatten belang ervan voor de dagdagelijkse insolventiepraktijk.

2. De feiten zijn eenvoudig:

Vennootschap X wordt failliet verklaard op 14.01.2021. Bij notariële akte van 22.01.2021 wordt een eerder verleend hypothecair mandaat omgezet in een hypotheek tot zekerheid van 266.000,00 €. De omgezette hypotheek wordt  ingeschreven op  27.1.2021. De wettelijke hypotheek genomen ten name van de failliete boedel door de curatoren wordt (pas) ingeschreven op 20.05.2021. Bij de opmaak van de rangregeling door de notaris ontstaat discussie of er rekening moet gehouden worden met de op 27.01.2021 ingeschreven (omgezette) hypotheek ter zekerheid van 266.000,00 € in hoofdsom en of deze hypotheek primeert op de wettelijke hypotheek van de curatoren voor de massa van schuldeisers.

3. Het Hof oordeelt dat in de rangregeling wel degelijk rekening moet gehouden worden met de na het faillissement omgezette hypothecaire volmacht en de na het faillissement ingeschreven hypotheek. “De hypotheek in tweede rang van 22 januari 2021 [is] tegenstelbaar aan de boedel” luidt het eindoordeel. 

Continue reading “Na enige periode van stilte over hypothecaire volmachten bij faillissement: Hof van beroep Brussel 11 juni 2024”