Principearresten van het Hof van Cassatie over misbruik van vennootschapsgoederen zijn legio. Dit misdrijf, met zeer specifieke bestanddelen, vereist veel interpretatiewerk door de feitenrechters en bijgevolg ook veel toezicht door het Hof van Cassatie. In een arrest van 5 april 2023 (AR P.22.1642.F, ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230405.2F.3) kreeg de Franstalige tweede kamer van het Hof opnieuw de kans om zich hierover uit te spreken, naar aanleiding van de veroordeling van een deurwaarder wegens misbruik van vennootschapsgoederen door het hof van beroep te Luik (ECLI:BE:CALIE:2022:ARR.20221116.1). Enerzijds zou de betrokken deurwaarder ten onrechte fondsen hebben onttrokken aan de vennootschap van het gerechtsdeurwaarderkantoor waarvan zij medevennoot was, voor een totaalbedrag van 124.905,16 EUR, waarbij zij deze als precaire voorschotten beschouwde omdat zij op de rekening-courant waren geboekt. Anderzijds zou de beklaagde de vennootschap meermaals hebben laten betalen voor uitgaven die privé-uitgaven waren van de beklaagde (zoals telefoonabonnementen voor haar familie, familiale lidmaatschapsgelden van de golfclub, huishoudelijke apparaten, meubels en decoratieve artikelen die niet bestemd waren voor het deurwaarderskantoor, …), voor een totaalbedrag van 76.911,61 EUR, bedrag dat niet in rekening-courant was geboekt.
Opdat een bestuurder vervolgd en vervolgens veroordeeld zou kunnen worden wegens misbruik van vennootschapsgoederen dienen verschillende constitutieve bestanddelen vervuld te zijn. Een van deze (materiële) bestanddelen bestaat in het feit dat het verweten “gebruik” van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon “op betekenisvolle wijze in het nadeel is van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten”. In het besproken arrest heeft het Hof van Cassatie drie verschillende elementen m.b.t. dit bestanddeel verduidelijkt, minstens bevestigd: