Liquiditeit als een verborgen motor in de geschiedenis van het organisatierecht – de ‘oneigenlijke CV’ als case study

Trop de liberté nuit.

De vennootschap en de vereniging lijken op het eerste zicht twee totaal verschillende werelden,  met een scherpe scheidingslijn ertussen. In realiteit is er een overlap, en die overlap zijn de onrechtstreekse vermogensvoordelen. Stel dat de handelaren van de Leuvense Diestsestraat een  braderij organiseren, niet zozeer omdat ze grote opbrengsten willen uit die braderij, wel om klandizie te lokken met goedkope worsten zodat er indirect winst wordt gemaakt door de handelaren. Dat zijn onrechtstreekse vermogensvoordelen. Deze activiteit kan zowel onder de vorm van een vennootschap als onder de vorm van een verenging gebeuren.

Die onrechtstreekse vermogensvoordelen worden doorgaan geassocieerd met de CV (ook al zijn ze niet beperkt tot deze vorm). Het moment waarop de vrees voor non-profitgebruik van vennootschapsvormen (zie hier) begint af te brokkelen is net rond 1873 als de Belgische wetgever de coöperatieve vennootschap invoert. Vaak zit men niet in een CV omdat die vennootschap winst maakt en die winst wordt uitgekeerd, maar omdat het lid of de vennoot (tekenend dat beide termen door mekaar worden gebruikt) ook een andere hoedanigheid heeft – meestal leverancier, consument of werknemer. De hoop is dat de vennootschap ervoor zorgt dat in die hoedanigheid de vennoten allerlei voordelen kunnen krijgen. Er worden bv. goederen goedkoop verkocht aan de leden, of er wordt gezorgd dat de door de leden geproduceerde landbouwproducten beter worden verkocht.

Continue reading “Liquiditeit als een verborgen motor in de geschiedenis van het organisatierecht – de ‘oneigenlijke CV’ als case study”

Verlies van hoedanigheid en automatische uittreding in CV(BA): Cassatie bevestigt geldigheid

In een arrest van 2 december 2022 (zie hier) sprak het Hof van Cassatie zich expliciet uit over de automatische uittreding van een vennoot in een CVBA wegens verlies van hoedanigheid.

Het Hof oordeelde in het, overigens zeer beknopt, arrest dat de bepalingen omtrent de uittreding en uitsluiting van vennoten in een CVBA onder het W. Venn. niet in de weg staan aan een statutaire clausule die een automatische uittreding wegens verlies van hoedanigheid inschrijft.

Dit arrest is minder vanzelfsprekend dan het op het eerste zicht lijkt. De vraag stond onder het W.Venn. immers erg ter discussie in de rechtsleer. De geldigheid van zo’n statutaire clausule voor de CV werd voor het nieuwe vennootschapsrecht expliciet bevestigd in artikel 6:122 WVV. Het Hof hanteert dezelfde oplossing voor het oude recht.

Niettegenstaande de nieuwe duidelijke wetsbepaling, is de oude discussie voor het vigerend recht nog relevant. Daar bij komt dat zulke clausules nu ook kunnen worden ingeschreven in de statuten van een BV (art. 5:156,§2 WVV).

Continue reading “Verlies van hoedanigheid en automatische uittreding in CV(BA): Cassatie bevestigt geldigheid”

Het lijden van de scheidende vennoot

Het scheidingsaandeel in CV en BV onder het WVV: ook aanvullend recht is bindend

In het editoriaal van het recentste nummer (2019/3, p. 343 e.v.) van het Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht bespreek ik de positie van de persoonlijke schuldeisers van een aandeelhouder als ondergeschoven kind van het vennootschapsrecht.

Het schoolvoorbeeld van een vennootschap is de beursgenoteerde vennootschap met één handelsfonds en ettelijke aandeelhouders. In zo’n voorbeeld is het evident dat de belangen van een persoonlijke schuldeiser van een vennoot weinig gewicht krijgen vergeleken met de voordelen van vermogensafscheiding en bescherming tegen vereffening. Bovendien worden de belangen van die schuldeiser gediend door de mogelijkheid van beslag op aandelen, waarbij er een reële markt bestaat. In de echte wereld wordt de vennootschapsvorm in veel andere contexten gebruikt, waar de positie van de persoonlijke schuldeiser problematischer wordt. Ze zijn de dan de schuldeisers van de holdingmaatschappij bekeken vanuit de dochtervennootschap waar de inkomsten binnenkomen; de schuldeisers van de familie die haar vermogen in een patrimoniumvennootschap heeft gestopt; of de schuldeisers van de ondernemer die haar ganse professionele activiteit via een eenpersoonsvennootschap uitoefent. Hun positie werd terecht bestempeld als de meest miskende uitdaging voor het organisatierecht (H. Hansmann, R. Kraakman en R. Squire, “Law and the rise of the firm”, Harvard Law Review 2006, 1403).

Eén van de in het editoriaal besproken regels is de berekening van het scheidingsaandeel  bij een uittreding uit een CV. Die mogelijkheid kan ook statutair worden voorzien in een BV. Hier verrast de nieuwe regel van aanvullend recht. Continue reading “Het lijden van de scheidende vennoot”

Scheidingsaandeel bij uittreding: vergeet ook de persoonlijke schuldeisers niet

Editoriaal over beslag op aandelen door Joeri Vananroye en Bram Van Baelen (TRV 2017, 391)

In het laatste nummer van het TRV schreven Vananroye en Van Baelen een editoriaal over beslag op aandelen. Dit thema kwam op deze blog ook reeds herhaaldelijk aan bod (hier, hier, hier en hier).  Beslag op aandelen wordt er beschreven als een manier om persoonlijke schuldeisers liquiditeit te verschaffen, zonder liquidatie van de vennootschap.

Naast liquidatie en beslag op aandelen is er nog een derde model om aandeelhouders en hun persoonlijke schuldeisers liquiditeit te verschaffen: Continue reading “Scheidingsaandeel bij uittreding: vergeet ook de persoonlijke schuldeisers niet”