In de BBC podcast 50 things that made the modern economy spreekt Tim Hartford deze week over de geschiedenis van dubbel boekhouden.
Rechtsvormende rol van boekhoudregels
Het belang van boekhoudtechniek overstijgt het boekhoudrecht Het is niet ongewoon dat een boekhoudkundige techniek het materieel recht de weg wijst.
Boekhoudkundige begrippen worden door juristen gebruikt, krijgen een juridische inhoud en “bestemmen” op die manier het recht (J.M. Nelissen Grade, De rekening courant, Kluwer, 1976, 28). Zo zouden de technieken van de Romeinse bankier (argentarius), die de verrichtingen met zijn cliënten te boek stelde, bepalend zijn geweest voor het ontstaan van de autonome rekening (A. Chavanne, Essai sur la notion de compte en droit civil, 16-19, nr. 14-16). Ook de anglo-amerikaanse figuur van het “trust fund”, d.i. de regel dat het trustvermogen bestaat uit de goederen die in de plaats komen van de oorspronkelijke goederen, wordt in verband gebracht met de boekhoudtechniek waar verkopen en nieuwe aankopen slechts wijzigingen in de rekeningen te weeg brengen die de gehele balans onveranderd laten (B. Rudden, “Things as thing and things as wealth”, 14 Oxford Journal of Legal Studies 1994, 87.). Het voorwerp van de trust – een portefeuille met een bepaalde waarde – blijft ongewijzigd; slechts de concrete goederen die dragers zijn van deze waarde veranderen.
Boekhoudregels brengen het “netto” karakter van een afscheiden vermogen tot uiting
Boekhoudtechniek is van eminent belang geweest voor de ontwikkeling van afgescheiden vermogens. Cruciaal voor haar rechtstimulerende rol is dat de boekhoudkundige techniek goederen vertaalt in cijfers, waardoor ze makkelijk als waarde worden beschouwd i.p.v. als zaak.
De boekhouding gaat hier verder op de ontwikkeling die door het ontstaan van het geld is ingezet. Omne illud pro pecunia habetur cuius pretium potest pecunia mensurari. Elk goed waarvan de prijs in geld kan worden uitgedrukt, kan zoals een som geld beschouwd worden, zouden volgens meer belezen auteurs zowel Aristoteles, Augustinus als Thomas van Aquino hebben gezegd (R. Savatier, Le droit comptable au service de l’homme, 165, nr. 98).
Een zaak staat los van de schulden die samenhangen met die zaak. Een waarde is daarentegen enkel betekenisvol als het de uitdrukking is van een netto-resultaat (M.E. Storme, “Van trust gespeend? Trusts en fiduciaire figuren in het Belgisch privaatrecht”, TPR 1998, 712, voetnoot 8).
Indien het recht op een schaap beschouwd wordt als het schaap zelf, dan kan dit recht makkelijk worden ingevuld los van de schulden (voeding, verzorging, stalling, schade veroorzaakt door het schaap, …) die een nauwe band vertonen met het schaap. Indien daarentegen het recht op het schaap vooral bekeken als een waarde waarop een cijfer wordt geplakt, een bron van toekomstige inkomsten, dan is dit cijfer enkel betekenisvol indien ook de schulden met betrekking op het schaap worden verdisconteerd (net present value). Een waarde is daarom vooral een netto-waarde: de waarde van de activa met aftrek van de passiva die verband houden met deze activa. Vandaar is de stap klein naar een afgescheiden vermogen. Kenmerkend voor een afgescheiden vermogen is immers het netto-karakter van het recht van een drager van het afgescheiden vermogen. Hij heeft geen onmiddellijke rechten op de goederen van het vermogen zoals een eigenaar, maar slechts een aanspraak na aftrek van de schulden die het afgescheiden vermogen bezwaren.
Wellicht nog belangrijker is dat duidelijke boekhoudregels het moeilijker maken of vermogensafscheiding te misbruiken (ten nadele van bv. schuldeisers of beneficiarissen zonder beheersrechten).
Rekening (met schuldvergelijking) als rudimentaire vermogensafscheiding
De meeste rudimentaire vorm van vermogensafscheiding is wellicht de rekening. Schulden dan wel schuldvorderingen die elke van de partijen heeft in de onderliggende vermogensrechtelijk verhouding verdwijnen door de werking van de schuldvergelijking. Er blijft voor elke partij enkel nog één schuld of één schuldvordering over naargelang de uitkomst van de schuldvergelijking. De rekening leidt hierdoor tot een “eilandje” in het vermogen van de betrokken personen, waarbij activa en passiva op mekaar betrokken zijn en slechts het saldo van de verrichting als actief- of passiefbestanddeel in de persoonlijke vermogens van de betrokkenen valt (A. Chavanne, Essai sur la notion de compte en droit civil, Parijs, LGDJ, 1947, 5.) De rekening kan dus als een vorm van vermogensafscheiding worden beschouwd: de rekeninghouder met een positief saldo is bevoorrecht op de actieve posten van de andere rekeninghouder. Anders gesteld: de schuldeisers van de rekeninghouder met een negatief saldo dienen op deze actieve posten de andere rekeninghouder te laten voorgaan.
Rechtspersoon: boekhoudtechnisch de ‘schuldenaar’ van de aandeelhouders
De meest ontwikkelde vorm van vermogensafscheiding is wellicht de vennootschap met rechtspersoonlijkheid. Ook het moderne begrip van de rechtspersoonlijkheid houdt verband met boekhoudkundige technieken, meer bepaald de techniek van de dubbele boekhouding, vanaf 1300 in Italië ontwikkeld (J. Favier, In naam van God en des gewins (vertaling van De l’or et des épices), Amsterdam, Contact, 1990, 301 e.v.)
De onderneming wordt beschouwd als de schuldenaar van haar netto-actief ( R. Savatier, Le droit comptable au service de l’homme, Parijs, Dalloz, 1969, 107, nr. 72). De Engelse hoogleraar Rudden stelt het zo:
“When a person’s estate or business has its own books in which he appears among other creditors or debtors, the fund takes on a life of its own, above and beyond mere human beings. It becomes a perpetual succession of things regarded as units of account and ever-changing. For the accountant a business is a self-owning entity. English lawyers could not (and still cannot) bring themselves to follow this, but create the artificial persona of the corporation or company which ‘owns’ the enterprise.” (B. Rudden, The New River. A legal history, Oxford, Clarendon Press, 1985, 235)
Hierbij kan ook verwezen worden naar art. 529 BW, dat “aandelen of belangen in maatschappijen van geldhandel, koophandel of nijverheid” roerend verklaart, ook als de vennootschap onroerende goederen in eigendom heeft. Dogmatisch is dit één van de gevolgen van de rechtspersoonlijkheid van de vennootschap. Historisch ligt de causaliteit misschien omgekeerd (zie K. Geens, “200 jaar vennootschapsrecht in perspectief”, TPR 2007, 77). Het recht van de aandeelhouder op de activa van de vennootschap wordt in de moderne vennootschap begrepen als een schuldvordering op de vennootschap (M. Planiol en G. Ripert, Traité élémentaire de droit civil, Parijs, LGDJ, I, 1925, 724, nr. 2258). Op de balans staan de aandeelhouders aan de passief-zijde. Aangezien de claim op de (waarde van de) activa van de vennootschap een, uiteraard roerende, schuldvordering op de vennootschap is, is de stap klein om de vennootschap te beschouwen als een apart rechtssubject dat schuldenaar is van de aandeelhouders en eigenaar van het vennootschapsvermogen.
Deze blogpost is gebaseerd op J. Vananroye, Onverdeelde boedel en rechtspersoon, Antwerpen, Biblo, 2014, 1-8.