Bewijswaarde van een factuur tegen de ontvangende onderneming

W. Vandenbussche en M. Van De Looverbosch, “Het nieuwe ondernemingsbewijsrecht”

In het onlangs verschenen boek Leerstukken Ondernemingsrecht bespreken Dr. W. Vandenbussche (Linklaters) en Mr. M. Van de Looverbosch (KU Leuven, DLA) wat er wijzigde in het ondernemingsbewijsrecht met het gewijzigde WER en boek 8 BW. Daarbij komt onder meer de bewijswaarde aan bod van een factuur die door een onderneming in formele zin werd ontvangen:

“Wanneer een leverancier, aannemer of dienstverlener via een factuur wil bewijzen tegen een onderneming, zal de eerste vraag zijn of de factuur al dan niet aanvaard is. […]

Het is voor de verzender niet voldoende dat een geadresseerde de factuur ontvangen heeft om er bewijswaarde aan te ontlenen. De ontvanger moet de factuur ook hebben aanvaard. De aanvaarding van een factuur is de veruitwendiging door de schuldenaar van zijn akkoord met betrekking tot de in de factuur uitgedrukte schuldvordering en de modaliteiten ervan.[1] Soms is er sprake van een uitdrukkelijke aanvaarding. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de ondertekening van de factuur voor akkoord, bij een brief die de goede ontvangst en nazicht vermeldt of bij de mededeling dat de factuur werd nagekeken en zal worden betaald.[2] De aanvaarding van de factuur kan ook impliciet gebeuren. Dit betekent dat de rechter de aanvaarding redelijkerwijze uit de handelwijze van de schuldenaar mag afleiden (zoals door de betaling van het gevorderde bedrag zonder enig voorbehoud, door het gebruik van de factuur voor de btw-aangifte, door de doorverkoop, de verwerking van de gefactureerde goederen of door het aannemen van een kredietnota).[3]

Stilzwijgende aanvaarding

In ondernemingszaken ontstaat de meeste discussie over de stilzwijgende aanvaarding van de factuur. Zoals reeds vermeld (zie nr. 23), rust op ondernemingen de verplichting om een onjuiste factuur te protesteren. Indien dat niet gebeurd is, kan de rechter uit het stilzwijgen van de ontvanger de aanvaarding van de factuur afleiden. Het protest is de ondubbelzinnig uitgedrukte en duidelijk gemotiveerde afwijzing van de volledige aanspraak van de factuur of van een gedeelte ervan.[4] Het protest kan uitdrukkelijk zijn (bv. door de mededeling de factuur te weigeren). Dit kan mondeling of schriftelijk gebeuren, waarbij een aangetekend schrijven de voorkeur verdient.[5] Daarnaast kan het protest ook op impliciete wijze gebeuren (bv. door terugzending van de factuur).[6] Er is geen vastgelegde termijn waarbinnen een partij een factuur dient te protesteren. De rechter stelt deze vast in het licht van de termijn die een schuldenaar redelijkerwijze nodig heeft gelet op de aard van de overeenkomst en de complexiteit van de gegevens van de factuur. Over het algemeen geldt een korte termijn wanneer het bestaan van de overeenkomst zelf wordt betwist. Anders is het wanneer het controleren van de rekeningen en de prestaties meer tijd vergt (zoals bij aannemingsovereenkomsten).[7]

In rechtspraak en rechtsleer zijn toch nog twee ontsnappingsroutes te vinden voor de ontvanger die het bewijs wil leveren dat hij niet stilzwijgend aanvaard heeft.

Ten eerste kan hij argumenteren dat zijn stilzwijgen een andere betekenis moet krijgen dan de aanvaarding van de factuur.[8] In het licht van de concrete omstandigheden kan de partij dan niet verondersteld worden te hebben ingestemd. Dat is bijvoorbeeld het geval bij langdurige afwezigheid, ziekte, het ontbreken van de hoedanigheid van onderneming of het bestaan van een afwijkende overeenkomst tussen partijen.[9]

Ten tweede kan de ontvanger bewijzen dat hij de wijze waarop de levering of de diensten werden uitgevoerd reeds geprotesteerd heeft vóór de ontvangst van de factuur.[10] Op die manier is het ook minder evident om een stilzwijgende aanvaarding aan te nemen, hoewel veel natuurlijk afhangt van de precieze context.[11]

Bewijsrechtelijk gevolg van de aanvaarding

Eenmaal de aanvaarding vaststaat, levert de factuur tussen ondernemingen het bewijs op van het bestaan van de overeenkomst en het voorwerp van de overeenkomst zoals die uit de vermeldingen blijkt (prijs, beschrijving van koopwaar of prestaties).[12] Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat de factuur zelf geen verbintenissen creëert. Ze wordt daarentegen wel verondersteld een getrouwe weergave te zijn van de overeenkomst die tussen partijen is tot stand gekomen.[13] Daarnaast impliceert de aanvaarding de goedkeuring van de levering van de goederen of van de prestaties waarop de factuur betrekking heeft. Dat zou dan ook een latere vordering wegens zichtbare gebreken of niet-conforme levering uitsluiten.[14]

Een belangrijk twistpunt is of een onderneming die een factuur uitdrukkelijk, stilzwijgend of impliciet heeft aanvaard, toch nog het tegenbewijs kan leveren dat de vermeldingen op de factuur niet overeenstemmen met de realiteit. Het gaat dan niet om het weerleggen van de aanvaarding van de factuur, maar om het aantonen dat de inhoud op de factuur niet de werkelijkheid weerspiegelt.

Daarover bestaan er twee stromingen in de Belgische rechtspraak en rechtsleer.

Eén strekking gaat ervan uit dat de aanvaarding van de factuur een onweerlegbaar vermoeden creëert. Wanneer de factuur is aanvaard, staat vast dat zij de weergave vormt van de overeenkomst tussen de partijen. Aldus kan een partij de juistheid ervan later niet meer ter betwisting stellen.[15] De voornaamste argumenten voor deze zienswijze zijn de rechtszekerheid en de vereisten van een vlot en efficiënt rechtsverkeer.[16]

Een andere strekking meent dat het vermoeden weerlegbaar is. Het zou kunnen worden tenietgedaan door het bewijs van het tegendeel. Het bewijsrisico rust op de schuldenaar, die het bewijs mag leveren met alle middelen van recht.[17] Hier gaat het om het toelaten van een billijkheidscorrectie wanneer de impliciete of uitdrukkelijke aanvaarding bijvoorbeeld het gevolg is van verkeerde informatie.

Op dit punt hakt artikel 8.11 BW nu de knoop door. Door aan te vatten met de bewoordingen “Behoudens tegenbewijs”, maakt de bepaling duidelijk dat het vermoeden weerlegbaar is. Op zich sluit dat aan bij een heersende tendens in het Belgische recht, dat meer en meer afstand neemt van onweerlegbare vermoedens.[18] De memorie van toelichting geeft wel mee dat het vermoeden slechts kan worden weerlegd wanneer er ernstige bewijselementen voorhanden zijn. Het uitgangspunt blijft dat een aanvaarde factuur de rechtshandeling bewijst.[19]

[1] G.-L. Ballon, Bewijs in handelszaken, Gent, Story Publishers, 2011, 76.

[2] G.-L. Ballon, Bewijs in handelszaken, Gent, Story Publishers, 2011, 77; F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 52.

[3] F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 55, nr. 56; E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 167, nr. 334

[4] F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 60, nr. 61.

[5] Dat gebeurt het best via aangetekend schrijven (E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 176, nr. 345).

[6] Gent 25 juni 2007, RW 2010-11, 322. De afwezigheid van betaling van de factuur maakt evenwel geen protest uit, evenmin als een verzoek tot uitleg. (D. Mougenot, “L’acceptation de la facture en matière commerciale”, JT 2010, 3, nr. 4).

[7] E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 178, nr. 346; F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 61, nr. 61.

[8] G.-L. Ballon, Bewijs in handelszaken, Gent, Story Publishers, 2011, 77; D. Mougenot, “L’acceptation de la facture en matière commerciale”, JT 2010, 2, nr. 4.

[9] E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 175, nr. 343. Voor een voorbeeld van ziekte, zie Kh. Antwerpen 3 mei 1910, Jur.Anvers 1910, I, 258.

[10] F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 51, nr. 51.

[11] In de discussie over de vermeende totstandkoming van een makelaarsovereenkomst voor de verkoop van een onroerend goed, beweert de makelaar (eiser) dat het stilzwijgen van de vermeende opdrachtgever in navolging van een faxbericht van 19 oktober tot gevolg heeft dat de opdrachtgever (verweerder) de overeenkomst niet langer kan betwisten. De rechtbank beslist als volgt: “Il ne faut pas perdre de vue en effet, que le demandeur avait été informé, dès après le 28 septembre 1988, de la position de la défenderesse qui contestait le contrat allégué, qui ne considérait la vente prétendue que comme une offre d’achat des clients suisses, et qui faisait valoir que l’accord du conseil d’administration était en tout cas requis.” (Kh. Brussel 31 oktober 1990, TBH 1991, 536).

[12] Cf. Kh. Antwerpen 6 januari 1998, RW 1999-2000, 443: “de prijs, de beschrijving van de materialen, de hoeveelheden, de werken, de werkuren, de kwaliteit enz.

[13] E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 158, nr. 318.

[14] F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 51, nr. 51; B. Tilleman, Beginselen van het Belgisch Privaatrecht. X. Overeenkomsten. Deel 2. Bijzondere overeenkomsten. A. Verkoop. Deel 2. Gevolgen van de koop, 239-240, nr. 283. Zie ook Gent 19 januari 1994, RW 1996-97, 465. De aanvaarding belet evenwel niet dat een aansprakelijkheidsvordering wordt ingesteld op grond van een vrijwaring voor verborgen gebreken (Rb. Hasselt 15 april 1999, RW 2002-03, 465).

[15] Rechtspraak: Antwerpen 16 januari 2003, NJW 2003, 706, noot H. De Wulf, TBH 2003, 245; Kh. Kortrijk 20 april 1995, AJT 1994-95, 575. Rechtsleer: E. Dirix en G.-L. Ballon, Factuur in APR, Mechelen, Kluwer, 2012, 161, nr. 325; R. Houben, “De aanvaarding van de factuur en de bewijswaarde van de aanvaarde factuur inzake handelskoop” (noot onder Cass. 7 januari 2005), RW 2005-06, (1098) 1101; J. Van Ryn en J. Heenen, Principes de droit commercial. Tome II, Brussel, Bruylant, 1957, 255, nr. 1259; B. Wendy, “De bewijswaarde van de aanvaarde factuur: het ene vermoeden is het andere niet – Een pleidooi voor duidelijkheid” (noot onder Cass. 24 januari 2008), Limb.Rechtsl. 2009, (100) 103-104.

[16] F. Deschoolmeester, “Factuur in het bewijsrecht” in G.-L. Ballon en I. Samoy (eds.), De factuur en verwante documenten, Brugge, Vanden Broele, 2008, (43) 61, nr. 61.

[17] Gent 8 mei 2002, TBH 2003, 239, noot: “De koper mag hiervan het tegenbewijs leveren. Dit tegenbewijs wordt niet geleverd door de curatoren”; Kh. Hasselt 13 mei 2003, RW 2006-07, 270: “Het komt aan de geadresseerde toe te bewijzen dat bovengenoemd vermoeden niet gerechtvaardigd is en dat de factuur niet verschuldigd is”. Rechtsleer: G.-L. Ballon, “Vermeldingen op de factuur die afwijken van de termen van een overeenkomst” (noot onder Cass. 7 januari 2005), DAOR 2006, (38) 38, nr. 2.

[18] B. Allemeersch, I. Samoy en W. Vandenbussche, “Overzicht van rechtspraak: het burgerlijk bewijsrecht (2000-2013)”, TPR 2015, (597) 860, nr. 324.

[19] MvT bij Wetsontwerp houdende invoeging van Boek 8 “Bewijs” in het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. 2018-19, nr. 3349/001, 24.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: