De ondernemingsrechtbank Gent (afd. Gent) heeft zich op 15 september 2020 uitgesproken over de vraag of een schuldeiser met een bijzonder voorrecht (in casu het voorrecht van de onbetaalde verhuurder) in een reorganisatieprocedure door collectief akkoord kan kwalificeren als een buitengewone schuldeiser in de opschorting (zoals bericht door TIBR).
De twijfel daarover is ontstaan sinds de inwerkingtreding van Boek XX WER. In vergelijking met het voormalige artikel 2, d) van de wet op de continuïteit van de ondernemingen (WCO) is de formulering van de definitie van buitengewone schuldvorderingen in de opschorting gewijzigd. Artikel I.22, 14° WER definieert buitengewone schuldvorderingen in de opschorting als “de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn op het ogenblik van de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, door een zakelijke zekerheid, en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars; de schuldvordering is slechts buitengewoon ten belope van het bedrag waarvoor, op de dag van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, een inschrijving of registratie is genomen, of wanneer geen inschrijving of registratie is genomen, ten belope van de realisatiewaarde in going concern van het goed of indien het onderpand betrekking heeft op specifieke verpande schuldvorderingen, de boekhoudkundige waarde; de hiervoor omschreven beperking is slechts van toepassing met het oog op de uitwerking en stemming van het reorganisatieplan, zoals bedoeld in de artikelen XX.72 tot XX.83.” (eigen benadrukking). De definitie van buitengewone schuldvorderingen in de opschorting onder het voormalige artikel 2, d) WCO luidde als volgt: “de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht of een hypotheek en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars” (eigen benadrukking). De vraag rijst of het begrip zakelijke zekerheden in het WER óók de bijzondere voorrechten omvat. Continue reading “Kan een bijzonder bevoorrechte schuldvordering kwalificeren als een buitengewone schuldvordering in de opschorting?”