Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 6 oktober 2016 (hier te vinden) biedt de gelegenheid om enkele principes inzake de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord kritisch te belichten. Deze variant van de gerechtelijke reorganisatie wordt in de praktijk veruit het meeste toegepast.
Het reorganisatieplan
Uitgangspunt is de schuldenaar die zich in financiële moeilijkheden bevindt. Om de continuïteit van de onderneming (die te onderscheiden is van de schuldenaar) te vrijwaren, kan de schuldenaar beroep doen op de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. Onder bescherming van een tijdelijke opschorting verschaft dit de schuldenaar de mogelijkheid om zijn historisch opgebouwd passief te regelen. Zo’n collectief akkoord bestaat uit een beschrijvend en bepalend gedeelte. Het beschrijvend gedeelte beschrijft de staat van de onderneming, de moeilijkheden die ze ondervindt en de middelen waarmede zij deze wil verhelpen. Het bepalend gedeelte bevat de maatregelen om de schuldeisers in de opschorting te voldoen.
Economisch gezien komt een gerechtelijke reorganisatie neer op een verkoop van de onderneming aan de schuldeisers in de opschorting. Zij ruilen hun bestaande schuldvorderingen in voor nieuwe (gereduceerde) schuldvorderingen. Juridisch gezien, resulteert het collectief akkoord in een schuldverlichting in hoofde van de schuldenaar. Anders dan bij een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag blijft de band tussen de schuldenaar (ondernemingsdrager) en de onderneming behouden.
Kenmerkend voor een gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord is de tussenkomst van de schuldeisers in de opschorting. Aangezien zij de last dragen van het plan, kunnen zij stemmen over de in het plan voorgestelde maatregelen. Enkel wanneer het plan de in art. 54 WCO bepaalde dubbele meerderheid behaalt, kan het voor homologatie aan de rechtbank van koophandel voorgelegd worden. De homologatie kan slechts geweigerd worden in geval van niet-naleving van de pleegvormen of wegens schending van de openbare orde (art. 55 WCO).
De ware inzet van het reorganisatieplan zijn de maatregelen die aan de diverse (groepen van) schuldeisers opgelegd (kunnen) worden. Hierover kan veel gezegd worden, maar hier beperken we ons tot het onderscheid dat gemaakt wordt tussen gewone en buitengewone schuldeisers in de opschorting. Buitengewone schuldeiser in de opschorting zijn titularis van een buitengewone schuldvordering in de opschorting. Dit zijn “de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht of een hypotheek en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars” (art. 2, d WCO). Gewone schuldeisers in de opschorting zijn geen buitengewone schuldeisers in de opschorting. Of men al dan niet buitengewone schuldeiser in de opschorting is, is van groot belang. Immers, een gewone schuldeiser in de opschorting kan een belangrijke schuldvermindering opgelegd worden (in beginsel “beperkt” tot 85 %, zie, art. 49/1 WCO). Een buitengewone schuldeiser in de opschorting, daarentegen, kan enkel een uitstel van betaling, dus geen schuldvermindering, opgelegd worden (art. 50 WCO). Vandaar het evidente belang van het statuut van buitengewone schuldeiser in de opschorting.
Het arrest
De feiten die ten grondslag liggen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn eenvoudig samen te vatten. Een schuldenaar sluit met een (verbonden) schuldeiser een overeenkomst af overeenkomstig dewelke deze laatste rechtstreeks gelden verstrekt aan de schuldenaar dan wel de schuldeisers van de schuldenaar terugbetaalt. Om de betaling van zijn schuldvordering zeker te stellen, bedingt de schuldenaar een pand op alle “bestaande en toekomstige” schuldvorderingen die volgen uit de activiteit van de schuldenaar. Korte tijd daarna wordt de schuldenaar reeds toegelaten tot de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. In het reorganisatieplan wordt een onderscheid gemaakt tussen de leveranciers, die een inkorting t.b.v. 85% van hun schuldvordering te verwerken krijgen, enerzijds en de (verbonden) schuldeiser, die zijn volledige schuldvordering behoudt. Het plan wordt goedgekeurd door de schuldeisers, maar de rechtbank van koophandel aarzelt bij de homologatie. Er worden drie prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof, waarvan alleen de eerste belangrijk is:
Schenden de artikelen 2, d), en 50 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en voeren zij een discriminatie in, in voorkomend geval wegens de niet-naleving van het evenredigheidsbeginsel:
in zoverre aan de schuldeiser die in zijn overeenkomst zelf een beding heeft ingevoegd dat een mechanisme instelt dat kan worden gelijkgesteld met een pand en/of een voorrecht, zoals een beding van (bestaande en toekomstige) algemene inpandgeving van de schuldvorderingen van zijn schuldenaar te zijnen gunste of een beding van eigendomsvoorbehoud, in een gerechtelijk reorganisatieplan bij collectief akkoord gestemd met dubbele meerderheid van de schuldeisers zoals bepaald in artikel 54 van de wet van 31 januari 2009, geen enkele schuldvermindering, noch een aanzuiveringsplan van meer dan 24 maanden kan worden opgelegd,
terwijl de grondslag van dat beding per hypothese of in het algemeen niet overeenstemt met enig actief in het vermogen van de onderneming in gerechtelijke reorganisatie, en de andere schuldeisers, die niet eraan hebben gedacht een dergelijk beding in hun overeenkomst in te voegen, een vermindering van hun schuldvordering tot hoogstens 85 pct. kunnen krijgen ?
Het Grondwettelijk Hof besluit tot de afwezigheid van een schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Na de opeenvolgende stappen van de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord uiteengezet te hebben, stelt het Hof vooreerst dat een schuldvordering waarvan de betaling is gewaarborgd door een pand wel degelijk een buitengewone schuldvordering in de opschorting is (B.11.3). Met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding vervolgt het Hof met te stellen dat de bescherming van de buitengewone schuldeisers in de opschorting beantwoordt aan de zorg om de rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting niet aan te tasten teneinde de kostprijs van het krediet niet indirect ongunstig te beïnvloeden (B. 13). Het pand, zo stelt het Hof, is een overeenkomst die elke schuldeiser vrij kan voorstellen aan zijn schuldenaar teneinde de betaling van de schuld van die laatstgenoemde te waarborgen (B.15.2). Vragen staat vrij.
Het Hof laat evenwel een (belangrijke) opening. Indien het verschil in behandeling tussen gewone en buitengewone schuldeisers in de opschorting bij de totstandkoming en de stemming van het plan van gerechtelijke reorganisatie concreet zou leiden tot een verschil in behandeling tussen gewone schuldeisers in de opschorting en buitengewone schuldeisers in de opschorting dat niet redelijk verantwoord is, kan de rechtbank van koophandel de homologatie van dat plan weigeren wegens schending van de openbare orde (B. 15.4).
De uitholling van het reorganisatieplan
Het doel van een gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord is, het weze herhaald, om het historisch passief van de schuldenaar te regelen. Voor gewone schuldeisers in de opschorting kan dit gepaard gaan met ingrijpende inspanningen (die fiscaal wel gecompenseerd worden). Buitengewone schudeisers, daarentegen, behouden een reële kans op terugbetaling van hun integrale schuldvordering. De schuldenaar is immers ontlast van een belangrijk deel van zijn passief. Indien evenwel iedere schuldeiser het statuut van buitengewone schuldeiser in de opschorting verwerft, blijft er weinig passief te regelen. Uitgaande van de realistische hypothese dat het onroerend vermogen van de schuldenaar gehypothekeerd is, vergt het weinig verbeelding om de overige bestanddelen van het vermogen van de schuldenaar te vatten. Een pandclausule op alle en toekomstige schuldvorderingen van de schuldenaar lijkt te volstaan. Wanneer er dan ook nog geen band hoeft te bestaan tussen de omvang van de gewaarborgde schuldvordering en het effectieve onderpand (if any), is de uitholling van het reorganisatieplan een feit. Buitengewoon wordt zo het nieuwe gewoon.
Buitengewoon wordt zo het nieuwe gewoon.