Wanneer vandaag plots eerder blijkt plaats te vinden: Cassatie over invulling van de bijzondere bestuursaansprakelijkheid voor RSZ-schulden

Uitspraak met belangrijke gevolgen voor o.a. bestuurders in vennootschapsgroepen

Drie BVBA’s met dezelfde zaakvoerder worden failliet verklaard, elk met openstaande sociale schulden. De faillietverklaring vindt plaats op volgende tijdstippen:

  • De eerste BVBA op 13 oktober 2009
  • De tweede en derde BVBA op 13 september 2012

Volgens art. 265, §2 W.Venn. kan een zaakvoerder van een BVBA hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale schulden indien hij in de loop van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring betrokken was bij minstens twee faillissementen met openstaande schulden ten aanzien van de RSZ.[1]

Kan de curator deze zaakvoerder op grond van dit artikel hoofdelijk aanspreken voor (een deel van) de sociale schulden van het derde faillissement? Het Hof van Cassatie zegt in een recent arrest (Cass. 7 april 2017, C.16.0390.N/1) dat dit mogelijk is.

Daarmee verbreekt het Hof het arrest a quo dat geoordeeld dat het faillissement van de tweede BVBA niet in aanmerking kon worden genomen als een eerder faillissement dat zich heeft voorgedaan in de periode van vijf jaar, voorafgaand aan het faillissement van de derde BVBA. Een letterlijke lezing van art. 265, §2 W.Venn. suggereert ook in die richting.

Het Hof van Cassatie weerlegt die lezing echter: het stelt dat het faillissement van de tweede BVBA dat op dezelfde dag wordt uitgesproken als het derde faillissement eigenlijk moet worden geacht zich te hebben voorgedaan in de periode van vijf jaren voorafgaand aan het laatstgenoemde faillissement. Kortom, vandaag is in de ogen van het Hof klaarblijkelijk een andere dag.

Volgens de Raad van State gaat het om een objectieve aansprakelijkheid.[2] Dit betekent dat de curator de zaakvoerder of de bestuurder die aan de voorwaarden van respectievelijk art. 265, §2 of art. 530, §2 W.Venn. voldoet automatisch aansprakelijk kan stellen voor de niet-betaalde RSZ-schulden in het derde faillissement, ongeacht of hem een concrete fout kan worden verweten.

Wij durven daarom vragen stellen bij deze interpretatie die verregaande gevolgen kan hebben voor personen die verschillende bestuursmandaten cumuleren, hetzij in groepsverband hetzij in bepaalde faillissementsgevoelige sectoren. In zo’n gevallen zal een faillissement van een belangrijke leverancier of afnemer van de vennootschapsgroep immers vaak een domino-effect met zich meebrengen.[3] Het risico bestaat dat die vennootschappen op korte termijn of zelfs op dezelfde dag failliet worden verklaard.  De meervoudige bestuurder weze alvast gewaarschuwd voor dit zwaard van Damocles.

Roel Verheyden

[1] Een analoge regeling geldt voor de (gewezen en feitelijke) bestuurders van een NV: zie art. 530, §2 W.Venn.

[2] Advies van de Raad van State, Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 2517/3, 11.

[3] Zie ook M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Themis vennootschaps-en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2007-2008, (53) 72, nr. 19.

One thought on “Wanneer vandaag plots eerder blijkt plaats te vinden: Cassatie over invulling van de bijzondere bestuursaansprakelijkheid voor RSZ-schulden”

Leave a comment