Een arrest van het Hof van Cassatie van 28 september 2018 (C.18.0044.N) stelt in het licht dat wie handel drijft in naam van een vennootschap die niet (meer) bestaat, uiteraard zelf aansprakelijk is voor de verbintenissen van die vennootschap.
Misschien niet helemaal toevallig ging het om een Centros-bijkantoor, een Engelse Limited met een Belgisch bijkantoor en louter een brievenbus in het Verenigd Koninkrijk. Naar Engels recht was deze vennootschap na ontbinding opgehouden te bestaan. Deze beslissing, ook gepubliceerd in nr. 5 van de lopende jaargang van het RW, luidt als volgt:
” 1. De appelrechters stellen vast en oordelen dat:
– de eerste verweerster [een Engels Limited met bijkantoor in België] vanaf 15 januari 2013 geschrapt is uit het register van bedrijven van het Verenigd Koninkrijk en is ontbonden;
– de vordering van de eerste verweerster niet ontvankelijk is nu zij werd ingesteld door een niet meer bestaande rechtspersoon;
– het feit dat de eerste verweerster ondanks haar ontbinding naar Engels recht nog provinciebelastingen betaalde en in België als bijhuis of vestiging van een buitenlandse vennootschap haar jaarrekeningen 2012, 2013, 2014 en 2015 nog neerlegde, niets afdoet aan het feit dat zij als rechtspersoon niet meer bestaat sinds 15 januari 2013;
– één en ander aantoont dat de “achterman” van de eerste verweerster, namelijk de eiser, in België handel blijft drijven onder “de naam c.q. het mom van een niet meer bestaande vennootschap”.
Zij oordelen aldus dat de eerste verweerster, die op het ogenblik van de dagvaarding in revindicatie niet meer bestond als rechtspersoon, zich vereenzelvigt met de eiser.
2. In het licht van dit oordeel konden zij naar recht oordelen dat “gezien het optreden van [de eerste verweerster] duidelijk wordt georkestreerd door haar (vroegere) achterman”, deze in de onderhavige revindicatievordering als de in het ongelijk gestelde partij in de zin van artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek dient te worden beschouwd en dient te worden verwezen in de gedingkosten van de beide instanties.”
Het arrest van het Hof van Cassatie zet terecht het woord “achterman” tussen aanhalingstekens. In het typische geval van een doorbraak van aansprakelijkheid naar de achterman, is er een reëel bestaande rechtspersoon — waarbij “reëel” uiteraard zeer juridisch moet worden begrepen — waarbij er naar de achterliggende economische realiteit wordt gegrepen.
In het besproken geval is er gewoon geen juridische “voorman”. De aansprakelijkheid van de achterman vereist dan ook geen afwijking van de gewone regels inzake niet-aansprakelijkheid van aandeelhouders of bestuurders. De vennootschapsnaam is in zo’n geval niets anders dan een misleidende handelsnaam, die uiteraard niet belet dat de verbintenissen aan de ondernemer zelf worden toegerekend. Aan welk rechtssubject anders?
Nog dit: in de Belgische procedure was sprake van “ontbinding” van de Limited. Volgens de informatie beschikbaar op de website van het Companies House was er een “dissolution” van de vennootschap. “Dissolution” en “ontbinding” zijn faux amis. “Dissolution” is vergelijkbaar met de sluiting van de vereffening, het ogenblik waarop de vennootschap als rechtssubject verdwijnt. Dit laatste is cruciaal om tot de oplossing van het arrest te komen.
Fun fact: in de referentiedatabank rechtspersonen en het KBO is het betrokken bijkantoor geregistreerd als nog steeds actief.