Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie is de berusting in een beslissing betreffende een wetsbepaling van openbare orde nietig. Nog volgens het Hof van Cassatie is art. 2, eerste lid Faill.W. (thans: art. XX.99, eerste lid WER), luidens hetwelk de koopman (de schuldenaar) die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en van wie het krediet geschokt is, zich in staat van faillissement bevindt, van openbare orde.
In een arrest van 17 september 2020 (C.19.0656.F/2) koppelt het Hof van Cassatie hieraan de logische gevolgtrekking dat de gefaillieerde niet rechtsgeldig kan berusten in het (zijn) faillissementsvonnis.
De juridische logica van dit arrest is evident (1+1=2). De praktische toepassing ervan, wanneer de gefailleerde slechts zeer laattijdig beslist het faillissement aan te vechten, waarschijnlijk iets minder (in casu dateerde het faillissementsvonnis van 8 april 2013 en het verzet van 5 januari 2017).