Een recente beslissing van het bureau voor rechtsbijstand van het Hof van Cassatie toont het onderscheid aan tussen de curator die optreedt als procesvertegenwoordiger van de gefailleerde en de boedel van de schuldeisers en de curator die optreedt als materiële procespartij (zie hierover algemeen, het proefschrift van Sven Sobrie).
De curatoren in kwestie wensten cassatieberoep in te stellen tegen een arrest van het hof van beroep te Antwerpen dat hun ereloon had vastgesteld voor het te gelde maken van een onroerend goed waarvan de gefailleerde vennootschap het vruchtgebruik had en haar zaakvoerders de naakte eigendom. Het hof van beroep deed hierover uitspraak in het kader van een betwisting tussen de curatoren en KBC Bank, de enige hypothecair ingeschreven schuldeiser op de naakte eigendom en het vruchtgebruik van dit onroerend goed. De betwisting had betrekking op de bepaling van de waarde van het vruchtgebruik van het onroerend goed, welke waarde de berekeningsgrondslag vormt voor het afzonderlijk ereloon van de curatoren dat alleen ten laste is van de betrokken hypothecaire schuldeisers.
In het kader van deze betwisting dienden de curatoren een verzoek tot rechtsbijstand in. Rechtsbijstand bestaat erin degenen die niet over de nodige bestaansmiddelen beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de (diverse rechten), registratie-, griffie- en uitgifterechten en van de andere kosten welke deze rechtspleging medebrengt (art. 664, eerste zin Ger.W.).
Moet de afwezigheid van bestaansmiddelen nu beoordeeld worden in hoofde van de gefailleerde of van de curatoren? Het bureau voor rechtsbijstand van het Hof van Cassatie beslist terecht dat de in artikel 664 Gerechtelijk Wetboek bepaalde voorwaarde moet vervuld zijn in hoofde van de verzoekers (curatoren) zelf. Niet de gefailleerde en de boedel van de schuldeisers, maar de verzoekers (curatoren) zelf zijn titularis van het recht dat het voorwerp is van het voorgenomen cassatieberoep. Zij treden niet op als procesvertegenwoordiger van de gefailleerde en de boedel van de schuldeisers, maar als de materiële procespartij. Ubi emolumentum ibi onus.