De TFR-prijs 2017 werd toegekend aan Christophe De Backere voor zijn bijdrage “Pleidooi voor een zuivere toepassing van artikel 49 WIB 1992 in de vennootschapsbelasting” (TFR 2016, afl. 500, 368-388). De TFR-prijs werd in 1982 in het leven geroepen om het beste artikel uit een jaargang van het Tijdschrift voor Fiscaal Recht te bekronen, geschreven door een jonge auteur. De doctorandus treedt op die manier in de voetsporen van de Leuvense professoren Axel Haelterman en Niels Bammens.
Over het bekroonde artikel
De vraag naar de fiscale aftrekbaarheid van kosten die worden gemaakt door een vennootschap is een evergreen die geregeld leidt tot geschillen tussen een vennootschap en de belastingadministratie.
Veel van die geschillen komen in essentie neer op de vraag of de verrichting die tot die kosten aanleiding heeft gegeven, wel strookt met de “maatschappelijke activiteit” van de vennootschap. Het Hof van Cassatie leek sinds 2001 namelijk steevast een oorzakelijk verband te vereisen tussen een verrichting en de maatschappelijke activiteit, opdat de kosten overeenkomstig artikel 49 WIB 1992 aftrekbaar zouden zijn als een beroepskost (de “causaliteitsvereiste”). Het was echter niet duidelijk wat het Hof net bedoelde met de maatschappelijke activiteit van een vennootschap, namelijk haar statutaire of feitelijke activiteit. Afhankelijk van het antwoord op die vraag, werd de aftrekbaarheid van kosten uit doeloverschrijdende of ongebruikelijke verrichtingen verworpen, bij gebrek aan een oorzakelijk verband met die statutaire of feitelijke activiteit.
Het Hof van Cassatie heeft in dit verband net vóór de gerechtelijke vakantie van 2015 een schokgolf veroorzaakt doorheen het fiscale landschap, door enkele spraakmakende arresten te vellen waarmee het in twee bewegingen lijkt te hebben gebroken met die vereiste. Na eerst expliciet te hebben gesteld dat de “maatschappelijke activiteit” niet formeel wordt begrensd door het statutair doel van de vennootschap, heeft het Hof arresten geveld waarin het zelfs niet langer lijkt te eisen dat de verrichting kadert binnen de maatschappelijke activiteit, die dan allicht moet worden begrepen als haar feitelijke activiteit. Wat volgens het Hof wel relevant is (of beter: blijft), is of de verrichting is geschied om belastbare inkomsten te generen of te behouden (de zgn. “intentionaliteitsvereiste”), al lijkt het ook die vereiste soepel(er) in te vullen.
Die cassatierechtspraak fungeerde als een welgekomen aanleiding voor een beginselmatig onderzoek naar de voorwaarden m.b.t. de aftrekbaarheid van kosten als ‘beroepskosten’ in hoofde van vennootschappen, omdat die volgens de auteur een significante stap (terug)zette naar een vanuit gemeenrechtelijk én fiscaal oogpunt zuiver(der)e toepassing van dit artikel in de vennootschapsbelasting.
Op grond van dat onderzoek, besluit de auteur dat:
- De causaliteitsvoorwaarde in hoofde van vennootschappen automatisch vervuld is, waardoor die ommekeer in de rechtspraak van het Hof van Cassatie niet alleen moet worden toegejuicht, maar vooral long overdue is; en
- De intentionaliteitsvoorwaarde kan worden beschouwd als een fiscale vertaling van het winstoogmerk, in zijn functie als gedragsnorm/toetssteen. Hoewel het belang van het winstoogmerk in het vennootschapsrecht dus tandend lijkt, lijkt de rol ervan (of althans van de fiscale vertaling) ironisch genoeg nog lang niet uitgespeeld in fiscalibus.
De volledige argumentatie (m.i.v. verhelderende voorbeelden) is hier te consulteren.
Over de gelauwerde
Christophe De Backere studeerde rechten aan de KU Leuven (2007-2012, magna cum laude), Tilburg University (Research Master in Law, 2010-2012) en Duke University School of Law (exchange scholarship, Fall Term 2011).
Na zijn studies startte hij als advocaat aan de Brusselse balie, waar hij zich voornamelijk bezighield met vennootschapsrecht / M&A. Hij was daarnaast als praktijkassistent verbonden aan het Instituut voor Fiscaal Recht. Zijn voorliefde voor beide rechtstakken vertaalde zich in oktober 2013 in een voltijdse aanstelling aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid, waar hij deel uitmaakt van zowel het Instituut voor Fiscaal Recht als het Jan Ronse Instituut voor Vennootschaps- en Financieel Recht.
Hij bereidt momenteel een proefschrift voor over “De fiscale gevolgen van de miskenning van gemeenrechtelijke bepalingen in een vennootschapscontext”, onder de vleugels van prof. dr. Luc De Broe en prof. dr. Marieke Wyckaert. Zijn (doctoraats)onderzoek bevindt zich aldus op het kruispunt tussen het fiscaal recht en het vennootschapsrecht.
One thought on “TFR-prijs 2017 toegekend aan Christophe De Backere: fiscale aftrekbaarheid van kosten door een vennootschap”