Artikel 35, eerste en tweede lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat indien de betekening niet aan de persoon kan worden gedaan, deze aan de woonplaats of gewone verblijfplaats van de geadresseerde dan wel, voor een rechtspersoon, aan de maatschappelijke of administratieve zetel gebeurt. Hierbij wordt de akte ter hand gesteld aan een bloedverwant, een aanverwant, een dienstbode of een aangestelde van de geadresseerde.
Volgens het Hof van Cassatie in een arrest van 2 mei 2017 is er sprake van een aangestelde in de zin van deze bepalingen:
“vanaf het ogenblik dat er een verhouding bestaat tussen de bestemmeling van het exploot en de persoon die het afschrift ervan in ontvangst neemt, die van die aard is dat men redelijkerwijze kan veronderstellen dat deze het afschrift aan de bestemmeling zal overhandigen.”
“Aangestelde” bij de betekening aan de zetel (art. 35) is daarmee een veel ruimer begrip dan de aangestelde bij een betekening aan de persoon (art. 34). De betekening aan een rechtspersoon wordt, luidens art. 34 Ger.W., geacht aan de persoon te zijn gedaan, wanneer het afschrift van de akte is ter hand gesteld aan het orgaan dat of de aangestelde die krachtens de wet, de statuten of een regelmatige opdracht bevoegd is om de rechtspersoon, zelfs samen met anderen, in rechte te vertegenwoordigen.