Naarmate de wereld en de wijze waarop die zich ontwikkelt steeds complexer wordt, is het voor een creatief jurist belangrijk om open te staan voor kruisbestuiving uit andere rechtstakken en dialoog met andere disciplines . De samenleving laat zich immers niet haarfijn indelen in juridische vakjes, zoals ex ante vastgelegde wetten, wederzijds onderhandelde dan wel eenzijdig opgelegde afspraken en regels, of (bij voorkeur schriftelijke) overeenkomsten. Al zeker niet in “de wereld van het werk”. En dat heeft zo ook zijn weerslag heeft op het “traditionele” Belgische arbeidsrecht. Verrassend daarbij is dat die benadering van het arbeidsrecht daarbij gebruik maakt van concepten die ook resoneren in het vennootschapsrecht, zoals onvolledige overeenkomsten en dynamische duurcontracten.
Globalisering, automatisering en digitalisering, technologische en demografische ontwikkelingen, etc. Het zijn maar enkele van de tendensen en uitdagingen die het arbeidsrecht vanop het macroniveau van de arbeidsmarkt aan haar grondslagen doet diggelen. Bovendien wordt het arbeidsrecht ook op het microniveau van de arbeidsrelatie zelf voor tal van vragen gesteld. De arbeidsrelatie herbergt een complexere realiteit dan de realiteit die in a priori vastgestelde rechtsnormen en contractbepalingen te vatten is. Ze verbergt het wederzijdse verwachtingspatroon van werknemer en werkgever dat niet in de formele arbeidsovereenkomst zelf tot uiting komt. Ze is meer dan een puur formeel verband tussen een werknemer en werkgever en wordt door vele impliciete verwachtingen, psychologische aannames en personal deals gekneed. Door zijn traditionele voorkeur voor strakke standaardregels en gedetailleerde afspraken staat het Belgische individuele arbeidsrecht echter onvoldoende stil bij die verborgen dimensies. Het is meer gericht op rechtszekere oplossingen ter bescherming van de werknemer dan op oplossingen die de verborgen patronen van de arbeidsrelatie erkennen.
Die vaststelling nodigt de creatieve arbeidsrechter dan ook uit om zich in een concreet geschil tussen een werknemer en een werkgever eventueel ook te laten inspireren door niet-juridische theorieën. Het proefschrift Open normen en het arbeidsrecht doet die denkoefening met gebruik van inzichten uit drie niet-juridische theorieën.
De eerste niet-juridische theorie is de rechtseconomische theorie van de onvolledige overeenkomst. Die theorie brengt inzicht in de intrinsiek onvolledige aard van dynamische duurovereenkomsten, zoals de arbeidsovereenkomst. Ze maakt duidelijk dat er achter dergelijke formele overeenkomst een complexe realiteit schuilt, wat bij de partijen vaak de behoefte doet ontstaan om hun overeenkomst te heronderhandelen.
De tweede theorie is de relationele contracttheorie. Die theorie vertrekt niet van een mogelijke heronderhandelingsbehoefte, maar wel op de instandhouding van de contractrelatie en het weren van opportunistisch gedrag. Daarbij maakt de theorie een interessant onderscheid tussen op zich staande contracten en relationele contracten. Vertrekkend vanuit de idee dat overeenkomsten nooit op zichzelf staan, maar zich steeds in een bepaalde context voltrekken, benadrukt de theorie dat elke overeenkomst relationele dimensies omvat die het kader van haar bewoordingen overschrijden. Die bemerking past binnen de theorie van de onvolledige overeenkomst en slaat door haar aandacht voor de verborgen patronen van de arbeidsrelatie ook de brug met de derde theorie.
Want ook de derde theorie, de psychologische contracttheorie, bestudeert de impliciete dimensies in de arbeidsrelatie, maar dit keer vanuit een rechtspsychologische bril. Ze belicht de verwachtingen die in elke contractrelatie spelen, maar die niet noodzakelijk in formeel juridische termen werden vervat. Zodoende kan een creatieve jurist (rechter) in de aard en dimensies van het psychologisch contract ankerpunten vinden om open normen in te vullen op een wijze die enerzijds flexibel genoeg is om in te spelen op de dynamische realiteit van de arbeidsrelatie, en anderzijds voldoende voorspelbaar en precies, zodat er geen rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid ontstaat.
Enkel een dergelijke “out of te box”-mindset en kritische openheid verhoogt de slaagkansen om op een “rechtvaardige wijze” over “het recht” na te denken, het recht te “vinden”, aan recht te doen. Dat is althans de stelling die aan het proefschrift Open normen en het arbeidsrecht ten grondslag ligt.
Een verkorte versie van het proefschrift is te verkrijgen bij die Keure onder de titel Open normen in het individuele arbeidsrecht. Het proefschrift werd recent bekroond met de tweejaarlijkse Raymond Derine Prijs.