In het recentste nummer van het RW bespreken Roel Verheyden en Joeri Vananroye het arrest van het Hof van Cassatie van 25 januari 2017 over oplichting van aandeelhouders. Dit arrest werd begin februari 2017 reeds hier besproken.
Het betrokken arrest stelt dat oplichting door middel van listige kunstgrepen veronderstelt dat deze kunstgrepen bepalend moeten zijn voor de afgite of de levering van de zaak en dat zij in de regel eraan voorafgaan. Feiten die zich voordoen na de afgifte of levering van de zaak, kunnen evenwel in aanmerking worden genomen als zij de bedrieglijke aard onthullen van de handelingen die gesteld werden vóór die afgifte of levering.
Verheyden en Vananroye schrijven hierover onder meer:
“Het misbruiken van een overeenkomst of een andere handeling die op zich bona fide is, om zich zaken te doen afgeven met de bedoeling zich die persoonlijk toe te eigenen, is een courante vorm van oplichting (Cass. 4 november 1986, Arr.Cass. 1986-87, 315, Pas. 1987, I, 292; Cass. 15 februari 2005, Arr.Cass. 2005, 371, Pas. 2005, 368; L. Huybrechts, «Oplichting» in Comm.Straf., Mechelen, Kluwer, losbl., 2015, nr. 27). Zo kan het aangaan van een lening om geld te doen afgeven, terwijl van meet af aan niet de bedoeling aanwezig is die terug te betalen, een listige kunstgreep uitmaken. In de feiten die aanleiding gaven tot het geannoteerde arrest, startten de private aandeelhouders reeds enkele dagen na de betaling van het voorschot door het Waalse Gewest met betalingen aan andere vennootschappen uit de groep van de private aandeelhouders. Die korte tijdspanne maakt het aannemelijk dat de private aandeelhouders al vóór het ogenblik van de eigen investering en de instemming met de voorwaarden van het Gewest de bedoeling hadden om hun eigen investering met één hand te geven en met de andere hand terug te nemen. De posterieure, maar onmiddellijk volgende, handelingen tonen aan dat de bedrieglijke intentie vooraf aanwezig was.”
De noot gaat verder uitgebreid in op de vorderingsrechten en de mogelijkheden tot burgerlijke partijstelling bij oplichting of misbruik van vennootschapsgoederen.