De insolventie van maatschap, VOF en Comm.V: weldra een geconsolideerde procedure voor vennootschap en vennoten?

Een voorstel van amendement door gastblogger Julie Cuppens

Het wetsontwerp (zie voor eerdere posts hier) tot hervorming van het insolventierecht stelt het faillissement en de gerechtelijke reorganisatie open voor de maatschap (art. XX. 1. §1, eerste lid c) WER). De memorie van toelichting bij het wetsontwerp verwijst voor de verantwoording daarvan onder meer naar een van de eerste posts op deze blog (Kamer 2016-17, nr. 2407/001, p 25).

Het wetsontwerp voorziet met het voorgestelde nieuwe artikel XX. 103. lid 2 en 3 uitdrukkelijk dat de maat wordt betrokken in de faillissementsprocedure tegen de maatschap:

“[…] In geval van dagvaarding tot faillietverklaring van een onderneming bedoeld in artikel XX.1, §1, eerste lid, c) dient de verzoeker de leden ervan die hij kent te betrekken. In geval van aangifte van faillissement van een onderneming bedoeld in artikel XX.1, §1, eerste lid, c) dient de onderneming haar leden ervan in de zaak te betrekken.”

Een “onderneming bedoeld in artikel XX.1, §1, eerste lid, c)” verwijst daarmee naar een organisatie zonder rechtspersonsoonlijkheid, met uitzondering van de feitelijke verenigingen die van het begrip onderneming worden uitgesloten. In een Belgische context verwijst  “onderneming bedoeld in artikel XX.1, §1, eerste lid, c)” dus naar de maatschap. 

De achterliggende ratio van deze bepaling is duidelijk: het vrijwaren van de rechten van verdediging van de maat.

Het informele karakter van de maatschap heeft immers tot gevolg dat een rechter een onbenoemd samenwerkingsverband tussen partijen kan kwalificeren als een maatschap (J. VANANROYE en R. FORIERS, “Een juridische zombie: de maatschap als kwalificatie voor een onbenoemde of feitelijke samenwerking”, TRV 2015, (767) 768). In theorie is het dus denkbaar dat een maat geconfronteerd wordt met het faillissement van een maatschap waarvan hij niet van het bestaan kende.  Omwille van de verstrekkende gevolgen van een faillissement van de maatschap voor de maten zelf, is het aangewezen dat de maten worden betrokken in de faillissementsprocedure tegen de maatschap (zie voor de VOF: J. VANANROYE, “Het lot van de (werkende) vennoten bij het faillissement van een V.O.F. of Comm.V.”, RW 2008-09, (1429) 1431).

Daarnaast verhindert het betrekken van de maten ook dat de maatschap ten onrechte failliet zou worden verklaard. Immers, zolang één van de onbeperkt aansprakelijke maten beschikt over voldoende middelen, bevindt de maatschap zich niet in staat van faillissement (zie voor de VOF: ibid, 1430). Door de maat te betrekken in de faillissementsprocedure tegen de maatschap, kan de rechter de vermogenstoestand van de maat onderzoeken.

Het wetsontwerp komt, onder meer met voornoemde bepaling, tegemoet aan deze bekommernissen.

Net als de maatschap hebben de VOF en Comm.V. onbeperkt aansprakelijke vennoten. Deze vormen worden in een insolventieprocedure bijgevolg geconfronteerd worden met gelijkaardige problemen als de maatschap. Het faillissementsvonnis van de onvolkomen rechtspersoon impliceert namelijk dat de faillissementsvoorwaarden in hoofde van alle onbeperkt aansprakelijke vennoten zijn vastgesteld (Cass. 19 december 2008, TRV 2009, 456). Ofschoon de faillietverklaring van de onvolkomen rechtspersoon niet automatisch de faillietverklaring van de vennoten tot gevolg heeft, heeft het faillissementsvonnis van de vennootschap vergaande gevolgen. De faillietverklaring van de onvolkomen rechtspersoon heeft immers tot gevolg dat de vennoten de vervulling van de faillissementsvoorwaarden in hun hoofde niet meer kunnen betwisten (J. VANANROYE, Onverdeelde boedel en rechtspersoon, Antwerpen, Biblo, 2014, 350.). Dit gegeven gecombineerd met het feit dat het in het huidige recht niet verplicht is om de vennoten te betrekken in de faillissementsprocedure tegen de vennootschap, heeft in het verleden aanleiding gegeven tot heel wat discussies over het al dan niet gevrijwaard zijn van de rechten van verdediging van de vennoot in de faillissementsprocedure tegen de vennootschap.

Toch bewaart voorgesteld artikel XX. 103 WER het stilzwijgen over de VOF en Comm.V. Het is dan ook aangewezen om voornoemde bepaling uit te breiden tot de VOF en de Comm.V.  Door artikel XX. 103 WER uit te breiden tot alle vennootschappen met onbeperkt aansprakelijke vennoten zouden dergelijke discussies in de toekomst vermeden kunnen worden.

Het betrekken van de vennoot in de insolventieprocedure van de vennootschap is voor deze onvolkomen rechtspersonen zelfs makkelijker dan voor de maatschap: de identiteit van de onbeperkt aansprakelijke vennoten moet immers worden gepubliceerd.

Daarnaast geeft de verplichte betrokkenheid van de onbeperkt aansprakelijke vennoot in de faillissementsprocedure tegen de vennootschap, aanleiding tot nog meer voordelen:

  • Een vlottere faillissementsprocedure wordt bewerkstelligd. Er is meteen een uitvoerbaar vonnis op naam van de vennoot. Het tijdsverlies dat in het huidige recht gepaard gaat met het bekomen van een afzonderlijke uitvoerbare titel op naam van de vennoot wordt vermeden;
  • Het risico op een onterecht faillissement van de vennootschap wordt vermeden;
  • Het komt het onderzoek van de rechter naar de vermogenstoestand van de onbeperkt aansprakelijke vennoten enkel maar ten goede;
  • De afwikkeling van het faillissement kan efficiënter verlopen. Zo kan bijvoorbeeld één curator worden aangesteld voor de afwikkeling van de verschillende boedels.
  • Kortom, een uitbreiding van artikel XX.103 WER naar alle vennootschappen met onbeperkt aansprakelijke vennoten biedt enkel maar voordelen.

Naast voormeld artikel XX.103 WER zijn er nog enkele andere bepalingen in het wetsontwerp waarbij een zinvolle nieuwe regel voor de maatschap best uitgebreid zou worden tot de VOF en Comm.V.  We denken hierbij aan de voorgestelde artikelen:

  • XX.14:  De rechtbank bevoegd om kennis te nemen van een insolventieprocedure betreffende de vennootschap is bevoegd om kennis te nemen van insolventieprocedures betreffende de vennoten.
  • XX.44 §2, 10° en XX.106, 7°: Bij het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie  of faillissement van de vennootschap moet de lijst van vennoten worden gevoegd en het bewijs dat de vennoten op de hoogte werden gebracht.
  • XX.102, lid 5: Bij faillissement van de vennootschap kan enkel de curator een vennoot persoonlijk aansprakelijk stellen voor de passiva van deze onderneming.

Een technisch amemendment dringt zich dan ook op om de voordelen van de (nieuwe) insolventieprocedure voor de maatschap uit te breiden naar de VOF en de Comm.V., die reeds van oudsher aan het insolventierecht zijn onderworpen.

Deze blogpost is gebaseerd op een meesterproef dit jaar verdedigd aan de KU Leuven over het faillissement van een vennootschap met onbeperkt aansprakelijke vennoten.

                                                                                                                          Julie Cuppens
Master in de rechten, KU Leuven (verwacht 2017)

2 thoughts on “De insolventie van maatschap, VOF en Comm.V: weldra een geconsolideerde procedure voor vennootschap en vennoten?”

Leave a comment