Wat kan in een VZW: verlies naast de wettelijke specialiteit de actio pauliana niet uit het oog

Gillis Lindemans in VZW Actueel

Voor VZW Actueelschreef Gillis Lindemans een speciale bijdrage over
de schuldeisersbescherming in de VZW. Hij begint met de analyse hoe de “verenigingsrechtelijke” norm van de wettelijke specialiteit soms te kort schiet:

“Grens van het toelaatbare niet altijd even duidelijk

Een VZW kent uiteraard geen regels over dividenduitkering. Toch kunnen insiders zichzelf of anderen verrijken ten koste van het verenigingsvermogen, zij het dan op
een minder pasklare wijze. Zoals aangegeven, bestaat de grens van het toelaatbare daarbij in de wettelijke specialiteit van de VZW, zoals neergelegd in art. 1:2 WVV.

Haar wettelijke specialiteit verbiedt een VZW om
• direct of indirect vermogensvoordelen uit te keren;
• ten gunste van leden of andere insiders, en zelfs van enig andere persoon;
• behalve voor het in de statuten bepaalde, belangeloze doel.

Krachtens art. 1:4 WVV is een indirecte uitkering van vermogensvoordelen: elke verrichting waardoor de activa van een vereniging of stichting dalen of haar passiva stijgen en waarvoor zij hetzij geen tegenprestatie ontvangt, hetzij een tegenprestatie die kennelijk te laag is in verhouding tot de waarde van haar prestatie.

Nog volgens art. 1:4 WVV belet de wettelijke specialiteit niet dat de vereniging voor haar leden diensten om niet levert die binnen haar voorwerp en in het kader van haar doel vallen. De grens van wat verenigbaar dan wel onverenigbaar is met de wettelijke specialiteit is echter niet gemakkelijk te trekken.

Ten eerste rijst uiteraard de vraag: wanneer is de tegenprestatie voor een rechtshandeling kennelijk te laag? Stel bv. dat een vereniging door kostenefficiëntie een voordeel biedt aan haar leden, zoals goedkoper studiemateriaal. Dat levert die leden een besparing op in vergelijking met de situatie dat de vereniging niet bestond. Toch kan de vereniging per hypothese nog winst maken op het verkochte studiemateriaal. Vanaf wanneer dan wordt het zachte prijsje “kennelijk” te zacht, en dus de uitkering van een vermogensvoordeel? Moeilijker nog is de vraag: wat dient het belangeloze doel? De wetgever laat een VZW toe om vrijgevig te zijn, zolang die vrijgevigheid maar het belangeloze doel ten goede komt. Te denken valt bv. aan een sportvereniging die sportlokalen gratis ter beschikking stelt aan haar leden, een toneelvereniging die goedkoop tickets geeft aan de leden, een medische non-profit die tegen een symbolische vergoeding zorg verleent. Daarbij zien we echter twee pijnpunten:

• enerzijds is het doel van vele VZW’s niet echt, of slechts op secundaire wijze “belangeloos” te noemen. Zo heeft een handelaarsverbond of een ondernemingsvereniging een persoonlijk, economisch belang. Er zit dus blijkbaar wel wat rek op die “belangeloosheid”; om niet te zeggen dat het amper betekenis heeft;
• anderzijds is het niet altijd eenvoudig om te bepalen of een handeling zonder redelijk gelijkwaardige tegenprestatie daadwerkelijk het belangeloze doel van de VZW dient.”

De bijdrage zet verder uiteen hoe de actio pauliana een scherpere norm biedt, wat deze vordering toevoegt op vlak van handhaving en hoe ze breder schiet dan de wettelijke specialiteit. De volledige bijdrage is te lezen in nr. 1 van VZW Actueel 2020, p. 3-7.

beeld studiedag 19 maart

Wettelijke specialiteit van vennootschappen en verenigingen, het vennootschapsbelang en de toegevoegde waarde van de actio pauliana komen uitgebreid aan bod op de studiemiddag op 19 maart 2020 aan de KU Leuven over schuldeisersbescherming bij vennootschappen en verenigingen.

Deze studiemiddag werd intussen erkend door IGO (boek inbegrepen), OVB, IBJ en de Kamer van Notarissen.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: