Grondwettelijk Hof spreekt over de kwalificatie van een bestuurder als onderneming; zegt niets

Grondwettelijk Hof, arrest nr. 47/2023 van 16 maart 2023

In een arrest van gisteren 16 maart 2023 diende het Grondwettelijk Hof zich uit te spreken over de kwalificatie van een bestuurder als een onderneming. Zoals bekend is dit vooral relevant voor de toepassing van het insolventierecht op bestuurders. De Ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, had de volgende prejudiciële vragen gesteld :

Continue reading “Grondwettelijk Hof spreekt over de kwalificatie van een bestuurder als onderneming; zegt niets”

EU Listing Act – voorstel tot herziening van de Prospectusverordening, MAR en de Noteringsrichtlijn

Een post door gastbloggers Joris De Wolf, Bert Antonissen en Thijs Keuleers (Eubelius)

De Europese Commissie presenteerde op 7 december 2022 haar Listing Act Package, een geheel van maatregelen om kapitaalmarkten aantrekkelijker te maken voor Europese ondernemingen, en in het bijzonder voor KMO’s.

De Listing Act beoogt om – via beperkte technische aanpassingen – de kosten verbonden aan een beursnotering te beperken en de rechtszekerheid voor emittenten te verhogen, zonder daarbij afbreuk te doen aan beleggersbescherming en marktintegriteit.

De Listing Act omvat de volgende voorstellen:

De voornaamste wijzigingen aan de Prospectusverordening, de Verordening Marktmisbruik en de Listing Directive worden toegelicht in deze presentatie.

Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? – Wetsvoorstel boek 6 BW

Een gastblog van Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)

Het wetsvoorstel houdende boek 6 (buitencontractuele aansprakelijkheid) in het Burgerlijk Wetboek, ingediend op 8 maart 2023, stelt een einde aan het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en aan de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.

Het einde van het samenloopverbod zal in de praktijk weinig veranderen. Artikel 6.4 § 1 BW stelt weliswaar dat “de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid toepassing [vinden] tussen medecontractanten”, maar voegt er meteen aan toe dat de contractspartij die wordt aangesproken op buitencontractuele grondslag de verweermiddelen kan inroepen voortvloeiend uit het contract.

Het verlaten van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent zal daarentegen zeer ingrijpende gevolgen hebben.  De uitvoeringsagent (“hulppersoon” in het BW) zal rechtstreeks aangesproken kunnen worden door de medecontractant van zijn opdrachtgever en artikel 6.4 § 2 BW beperkt zich ertoe te stellen dat de hulppersoon “dezelfde verweermiddelen [kan] inroepen als” de verweermiddelen die zijn opdrachtgever kan inroepen tegen diens medecontractant. Een gelijkaardige bewoording vond men reeds in artikel 5.89 BW volgens hetwelk de hulppersoon die wordt aangesproken door de medecontractant van zijn opdrachtgever het bevrijdingsbeding kan inroepen dat is overeengekomen tussen zijn opdrachtgever en deze medecontractant.

Continue reading “Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? – Wetsvoorstel boek 6 BW”

Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid”

Na het verbintenissenrecht wordt het formele startschot gegeven van de hervorming van het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Het wetsvoorstel (ingediend door de heer Koen Geens en mevrouw Katja Gabriëls) is hier consulteerbaar.

Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem

Bekendmaking: een bijkomende voorwaarde voor tegenwerpelijkheid; geen voorwaarde voor bijkomende tegenwerpelijkheid

Het uitgangspunt in het gemeen vermogensrecht is dat een rechtshandeling in de regel tegenwerpelijk is aan derden louter door haar bestaan. De draagwijdte daarvan moet niet worden overschat. Derden moeten rekening houden met de goederenrechtelijke vermogenstoestand van hun tegenpartij zoals die volgt uit de betrokken rechtshandeling. Derden zijn uiteraard niet gehouden tot de verbintenissen volgend uit de rechtshandeling.

Naast de overdracht of vestiging van zakelijke rechten is tegenwerpelijkheid belangrijk voor twee andere vraagstukken: de bevoegdheid van vertegenwoordigers en de inhoud van onlichamelijke rechter zoals een aandeel. Grenzen aan de bevoegdheid van een vertegenwoordiger zijn in principe tegenwerpelijk aan derde. De inhoud van onlichamelijke rechten (bv. een schuldvordering op naam, een aandeel in een maatschap) heeft in beginsel ook zakelijke werking, wat betekent dat het tegenwerpelijk is aan derden.

Tegenwerpelijkheidsregels leggen een onderzoekslast op

In de praktijk betekent dit dat derden die zekerheid willen, de last dragen om een legitimatie te vragen van of te verifiëren bij de opdrachtgever (bij vertegenwoordiging), de schuldenaar (bij een schuldvordering op naam) of de emittent (bij aandelen). Een regel van tegenwerpelijkheid is daarmee een gedragsregel: het legt een last op om een bepaalde controle te doen. 

Continue reading “Over het rechtspersoonlijk publiciteitssysteem”

Oprichting leerstoel Business Compliance

VBO FEBGhent UniversityUniversity of Liège richten een leerstoel op inzake business compliance.

In diverse domeinen worden ondernemingen geconfronteerd met allerlei innovatieve vormen van compliance. Aan het naleven van die nieuwe regels zijn voordelen verbonden. Het niet-naleven van complianceregels kan dan weer aanleiding geven tot sancties. Ondanks de spectaculaire groei van compliance, blijft het antwoord op belangrijke vragen (Wie bepaalt complianceregels? Hoe worden ze opgevolgd? Hoe worden ze afgedwongen?) nog onduidelijk. De verhouding tussen die nieuwe vormen van ‘regels’ en traditionele regels (wetgeving), evenals de verhouding tussen ondernemingen en overheid doen ook vragen rijzen.

De leerstoel zal het concept ‘business compliance’ conceptualiseren om tot een beter begrip van het fenomeen te komen. Leerstoelhouders zijn Hans De Wulf en Roman Aydogdu.

Op 15 maart aanstaande wordt de leerstoel boven het doopvont gehouden in aanwezigheid van de rectoren Rik Van de Walle en Anne-Sophie Nyssen. Bijkomende academische input wordt geboden door Marie-Anne Frison-Roche (𝒎𝒂𝒇𝒓)Hein Lannoy formuleert enkele bedenkingen vanuit de praktijk.

Met deze leerstoel wil het VBO FEB het fenomeen compliance op wetenschappelijk verantwoorde manier op de kaart zetten.

Inschrijven voor dit lanceringsevent is gratis (en kan hier) en een must voor eenieder die, op diverse wijze, met compliance in aanraking komt.

Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’

Cass. 9 februari 2023

Eerder besteedden we hier aandacht aan Cass. 18 maart 2022 dat stelde dat een bestuurder van een vennootschap slechts een onderneming in formele zin indien die bestuurder een ‘organisatie’ vormt. Die rechtspraak – hoewel sterk bekritiseerd door een meerderheid van de doctrine – wordt bevestigd door een (Franstalig) arrest van 9 februari 2023. Voor zover me bekend is er nog geen Nederlandstalige cassatie-rechtspraak hieromtrent.

Continue reading “Cassatie over de bestuurder als onderneming: ‘je persiste et signe’”

Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten

Een volkomen rechtspersoon wordt er niet minder volkomen op louter doordat hij in een groepsstructuur zit. Een groepsvennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is dan ook in de regel niet aansprakelijk voor de schulden van andere groepsvennootschappen. Kredietgevers beperken daarom typisch het insolventierisico door meerdere groepsvennootschappen samen te doen instaan voor de terugbetaling ervan. Dat kan bijvoorbeeld door die vennootschappen zich hoofdelijk te doen verbinden.

Dat was ook het geval in een zaak waarover de Nederlandse Hoge Raad zich recent heeft gebogen. Een Nederlandse B.V. verbindt zich hoofdelijk voor kredieten van haar zustervennootschap. Daarop gaat de B.V. failliet. De curator betaalt het krediet voor een groot stuk terug aan de bank. De rest van het krediet lost de (niet-failliete) zustervennootschap zelf af. De curator van de B.V. neemt vervolgens regres op de zustervennootschap. De boedel heeft immers, zo verdedigt de curator, meer aan de bank betaald dan de B.V. diende bij te dragen in de interne verhouding met haar zustervennootschap.

De vraag is dan: wat is die interne verhouding?

Continue reading “Hoofdelijkheid bij groepsvennootschappen: zo de lusten, zo de lasten”