‘It’s the liquidity, stupid’ – over de nadelen van vermogensafscheiding voor persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders

Belang van liquiditeit voor derden

Vermogensafscheiding en bescherming tegen vereffening (capital lock-in) behoren, naast beperkte aansprakelijkheid, tot de belangrijkste juridische attributen van de vennootschapstechniek. Aandeelhouders, hun rechtsverkrijgers en hun persoonlijke schuldeisers kunnen hierdoor zelf niet over de vennootschapsgoederen beschikken noch ze uitwinnen of terugnemen.

Deze kenmerken komen met een maatschappelijke kost: de aandeelhouders, hun rechtsverkrijgers en de persoonlijke schuldeisers verliezen liquiditeit. Daarbij gaat onze aandacht vooral naar de persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders. Zij ondergaan deze attributen zonder dat ze hiervoor vrijwillig kozen of er redelijkerwijze hun positie op konden afstemmen.

Belang van persoonlijke schuldeisers

De persoonlijke schuldeisers zijn nochtans belangrijk in de praktijk. Ze zijn de schuldeisers van de holdingmaatschappij bekeken vanuit de dochtervennootschap waar de inkomsten binnenkomen; de schuldeisers van de familie die haar vermogen in een patrimoniumvennootschap heeft gestopt; of de schuldeisers van de ondernemer die haar ganse professionele activiteit via een eenpersoonsvennootschap uitoefent. Hun positie werd terecht bestempeld als de meest miskende uitdaging voor het organisatierecht (H. Hansmann, R. Kraakman en R. Squire, “Law and the rise of the firm”, Harvard Law Review 2006, 1403).

Continue reading “‘It’s the liquidity, stupid’ – over de nadelen van vermogensafscheiding voor persoonlijke schuldeisers van aandeelhouders”

PhD Workshop on European/International Insolvency Law | 7th edition

Following six successful editions, the Stichting Bob Wessels Insolvency Law Collection (BWILC) is pleased to announce its 7th PhD Workshop on European/International Insolvency Law. PhD students are invited to present their research ideas in the area of European/ International Insolvency Law, and discuss the challenges and questions they face.

The two-day workshop will be held on Wednesday 7 and Thursday 8 May 2025 at Leiden University (Leiden, the Netherlands).

Continue reading “PhD Workshop on European/International Insolvency Law | 7th edition”

Misbruik van de uittreding en uitsluiting van aandeelhouders – studiemiddag 27 februari 2025 (Leuven en online)

De uittreding en uitsluiting van aandeelhouders is één van de onderwerpen die in de Belgische rechtsleer en rechtspraak het meeste aandacht krijgt. Deze aandacht blijft echter in de meeste gevallen beperkt tot de wettelijke geschillenregeling. In praktijk rijzen er zowel vanuit een litige- als een adviesperspectief minstens evenveel vragen bij andere uittredings- en uitsluitingsmogelijkheden, in het bijzonder statutaire (traditioneel in CV en maatschap – sinds het WVV ook in de BV) en contractuele uittredings- en uitsluitingsmogelijkheden.

Tijdens een studienamiddag op donderdag 27 feb. 2025 zullen enkele experten enkele klassiek minder belichte maar in praktijk zeer relevante topics rond de uittreding en uitsluiting voor u toelichten vanuit een praktische invalshoek. [inschrijflink]

Rode draad doorheen deze lezingen is de commerciële versie van het proefschrift van Olivier Roodhooft  over misbruik van de uittreding en uitsluiting van aandeelhouders dat in januari 2025 verschijnt bij Lea Uitgevers. In dit proefschrift wordt de uittreding en uitsluiting geanalyseerd vanuit de twee kernbegrippen liquiditeit en misbruik, met bijzondere aandacht voor de vraag wanneer er sprake is van misbruik van de uittreding en uitsluiting en hoe dit in praktijk aangevochten kan worden.

PROGRAMMA

13u30-13u35

Korte introductie door de voorzitter

Prof. Dr. Sofie Cools (Co-directeur Jan Ronse Instituut, KU Leuven)

13u35- 14u00

It’s the liquidity, stupid: vermogensafscheiding, liquidatiebescherming en liquiditeit in het organisatierecht

Prof. Dr. Joeri Vananroye (KU Leuven, advocaat)

14u00 – 14u25

Strategie bij aandeelhoudersconflicten en de rol van de uittreding en uitsluiting

Prof. Dr. Robbie Tas (KU Leuven, advocaat)

14u25 – 14u50

Misbruik van de uittreding en uitsluiting van aandeelhouders: de brug tussen feit en recht bij exit-regelingen

Dr. Olivier Roodhooft (KU Leuven, advocaat)

14u50-15u20

Pauze

15u20-15u45

Inzichten uit een vergelijking tussen de ontbinding en de uittreding

Dr. Jasper Van Eetvelde (KU Leuven, advocaat)

15u45-16u10

Subsidiair karakter van de geschillenregeling : van ondergeschikt belang ?

Prof. Dr. Stijn De dier (KU Leuven, advocaat)

16u10-16u35

De ene geschillenregeling is de andere niet: de combinatie van de gerechtelijke geschillenregeling en de statutaire en conventionele geschillenbeslechtingsmechanismen

Prof. Dr. Dominique De Marez (KU Leuven, advocaat) en mr. Anouk Vantomme (advocaat)

16u35-16u55

Vragensessie

16u55-17u

Afsluiting door voorzitter

Prijs

De inschrijvingsprijs van 240 EUR omvat het boek Misbruik van de uittreding en uitsluiting van aandeelhouders, dat op de studiemiddag zelf wordt overhandigd (winkelprijs EUR 95). De documentatie wordt digitaal ter beschikking gesteld aan deelnemers. [inschrijflink]

Inschrijvingsprijs zonder boek: 190 EUR. [inschrijflink]

Erkenningen (in aanvraag)

OVB – 3 punten

IGO – Instituut voor Gerechtelijke Opleiding

IBJ – Instituut voor bedrijfsjuristen – 3 punten

[inschrijflink]

Ongeorganiseerde gedachten over het zgn. organisatie-vereiste n.a.v. HvJ 14 november 2024 (Agenciart)

Een betekenis voor het Belgisch insolventierecht?

De Richtijn Betalingsachterstand Handelstransacties (Richtlijn 2011/7/EU) is van toepassing op “transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding”. Onderneming wordt daarbij gedefinieerd als :

In een arrest van 14 november 2024 (ECLI:EU:C:2024:959) antwoordt het Hof van Justitie op een prejuciciële vraag van een Portugese rechter of een natuurlijke persoon die gewoonlijk als zelfstandige tegen vergoeding het beroep van actrice uitoefent, maar die niet beschikt over een eigen bedrijfsruimte, personeel, gereedschap of uitrusting die verband houden met haar beroepsactiviteit, onder dat begrip „onderneming” valt.

Het Hof beantwoordt dit positief: een natuurlijke persoon die gewoonlijk als zelfstandige tegen vergoeding het beroep van actrice uitoefent, maar die niet beschikt over een eigen bedrijfsruimte, personeel, gereedschap of uitrusting die verband houden met haar beroepsactiviteit, valt onder het begrip „onderneming” in de zin van de Richtlijn Betalingsachterstand Handelstransacties.

Bij een natuurlijke persoon voegt is er geen organisatievereiste die bij de natuurlijke persoon iets toevoegt aan het vereiste dat de transactie kadert in een zelfstandige beroepsmatige activiteit. Rechtsoverweging 29: “Dit vereiste impliceert dat die persoon die activiteit gestructureerd en duurzaam uitoefent, zodat het bij die activiteit niet slechts dient te gaan om één geïsoleerde verrichting, en dat de betrokken transactie wordt gesloten in het kader van die activiteit (zie in die zin arrest van 15 december 2016, Nemec, C‑256/15, EU:C:2016:954, punt 34).”

* * *

Artikel 2, 2 van de Belgische Wet Betalingsachterstand Handelstracties neemt de definitie uit de richtlijn over. Het arrest Agenciart zal daar weinig veranderen. Een organisatievereiste zoals gesuggereerd door de verwijzende rechter is bij mijn weten in België nooit voorgesteld.

* * *

Waar het arrest wel olie op een reeds laaiend brandende afvalcontainer zal gooien is bij de interpretatie van het toepassingsgebied van het formele ondernemingsbegrip van art. I.1,1° WER.

Continue reading “Ongeorganiseerde gedachten over het zgn. organisatie-vereiste n.a.v. HvJ 14 november 2024 (Agenciart)”

Last call: debat over de Shell-case maandag e.k. (19u, online, gratis)

Voeg u bij de reeds meer dan 200 deelnemers aan de toeliching bij en het debat over de  uitspraak  aan 12 november 2024  het Gerechtshof Den Haag in beroep in de “zaak” Shell. Inschrijven kan tot en met zondag 17 november.

Een organisatie van Corporate Finance Lab en het Belgische Centrum voor Vennootschapsrecht met:

  • Mr. Arie Van Hoe (Janson)
  • Professor Harm-Jan de Kluiver (Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen)
  • Professor Hans De Wulf (UGent);
  • Professor (en voormalig minister van Justitie) Koen Geens (KU Leuven);
  • Mr. Stefanie François (Stibbe);
  • Dr. Pieter Gillaerts (Quinz & KU Leuven).

Wanneer? 18 november 2024, 19u (voorzien einde: 20.30 u)

Hoe? Digitaal, via Teams. Inschrijven kan via deze link. Kort voor 18 november 2024 ontvangt u dan een uitnodiging met link om het debat te kunnen volgen. Inschrijven kan tot en met 17 november 2024.

Kost? Deelname aan het debat is gratis.

De ‘corporate interest’-test bij zekerheden: bij welke organisaties?

VZW, stichting, VOF, maatschap

Bij vennootschappen dient een persoonlijke of zakelijke zekerheid die wordt gesteld zonder een marktconforme vergoeding verantwoordbaar zijn vanuit het eigen belang van die rechtspersoon.

Daarmee heeft de rechtspersoon een grens aan het beheer van het vermogen die een natuurlijke persoon niet heeft (al zijn er bij natuurlijke personen ook wel een reeks aanvechtingsmogelijkheden voor verarmende handelingen). Dat is de ‘prijs’ die betaald moet worden om te kunnen genieten van vermogenssplitsing (beperkte aansprakelijk en afgescheiden vermogen).

Continue reading “De ‘corporate interest’-test bij zekerheden: bij welke organisaties?”

De zaak Shell: een eerste (collectieve) analyse

18 november 2024 |19u | online

Vandaag heeft het gerechtshof Den Haag in beroep uitspraak gedaan in de “zaak” Shell. Het Hof heeft hierbij de uitspraak in eerste aanleg vernietigd.[1] Aan Shell kan geen individuele reductieverplichting van CO2-emissies worden opgelegd. Een cassatieberoep bij de Hoge Raad staat in de sterren geschreven.

Ook deze uitspraak zal de wereld rondgaan, en opnieuw tot sterk uiteenlopende reacties leiden, op de grens tussen recht, economie en politiek. De Belgische jurist, en bij uitbreiding, de Belgische burger, kan hier niet blind voor blijven. Klimaatrechtspraak in één land krijgt immers snel navolging in andere landen.[2] De vraag rijst dan ook onmiddellijk welke lessen getrokken kunnen worden uit dit arrest.  

Samen met het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht organiseert Corporate Finance Lab een eerste analyse van het Shell-arrest. Dit gebeurt op collectieve wijze, om de “wisdom of the crowd” zo goed mogelijk te vatten.

Eerst zal Arie Van Hoe (Janson) beknopt toelichten wat het  gerechtshof Den Haag (niet) heeft beslist.

Vervolgens bespreken een aantal specialisten diverse elementen van het arrest die hen bijzonder opvallen. Staan nu reeds te popelen om hun inzichten te delen:

  • Professor Harm-Jan de Kluiver (Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen)
  • Professor Hans De Wulf (UGent);
  • Professor (en voormalig minister van Justitie) Koen Geens (KU Leuven);
  • Mr. Stefanie François (Stibbe);
  • Dr. Pieter Gillaerts (Quinz & KU Leuven).

Bij deze bespreking zal, waar relevant, de link worden gemaakt met actuele ontwikkelingen op Europees en nationaal vlak.

En vervolgens is het aan u om te reageren op wat u hebt gehoord dan wel bijkomende inzichten toe te voegen.

Praktisch

Voor wie? Advocaten, bedrijfsjuristen, magistraten, politici, vertegenwoordigers van ondernemingen, journalisten, … En studenten, vooral studenten, aangezien zij de stem van de toekomst zijn.

Wanneer? 18 november 2024 |19u (voorzien einde: 20.30 u)

Hoe? Digitaal, via Teams. Inschrijven kan via deze link. Kort voor 18 november 2024 ontvangt u dan een uitnodiging met link om het debat te kunnen volgen. Inschrijven kan tot en met 17 november 2024.

Kost? Deelname aan het debat is gratis.


[1] Voor een omstandige bespreking van het vonnis in eerste aanleg, J. Bouckaert en S. François, “Actieve rol voor de rechter bij het bepalen van het (ondernemings)beleid? Noot onder het Shell-vonnis van 26 mei 2021” in A. Van Hoe en G. Croisant (ed.), Recht en duurzaamheid, Larcier, 2022, 3-60.

[2] Denk maar aan de klimaatzaak tegen de Belgische overheid, waarvoor de eisende partijen duidelijk de mosterd waren gaan halen boven de Moerdijk.

Enkele oncomfortabele vennootschapsrechtelijke gedachten bij de ‘letter of comfort’

De LoC en het vennootschapsbelang

De ‘letter of comfort’ (‘LoC’) kwam eerder aanbod (afdwingbaar door wie en voor wat?). Daarbij zijn er ook enkele punten in het licht van de plicht om in het vennootschapsbelang te handelen. Deze punten krijgen soms misschien te weinig aandacht.

Continue reading “Enkele oncomfortabele vennootschapsrechtelijke gedachten bij de ‘letter of comfort’”

Is een een ‘letter of comfort’ afdwingbaar – en vooral voor wat?

Over het lot van de LoC bij faillissement van de gepatroneerde vennootschap

Een eerdere post keek naar de vraag of een Letter of comfort (‘LoC’) afdwingbaar is en door wie. Daar mee is nog niet gezegd: voor wat? Bij elke LoC zal men in concreto moeten nagaan of en waartoe de emittent zich heeft willen verbinden. Ik zie drie types van verklaringen:

(a) Een louter informatieve verklaring waarbij de emittent niet ‘garandeert’ dat de gepatroneerde vennootschap haar verbintenissen zal nakomen.

Bv. de emittent verklaart op de hoogte te zijn van het bestaan van de kredietovereenkomst tussen de begunstigde en de (dochter)vennootschap.

Bv. de emittent verklaart aan de koper van aandelen dat het verkopende gepatroneerde private equity fonds het recht heeft uitkeringen aan haar investeerders terug te claimen als dat nodig is om aansprakelijkheden uit de overdrachtsovereenkomst na te komen.

Een informatieve verklaring mag niet zomaar worden weggezet als niet-verbindend. Indien de verklaring verkeerd is kan dit leiden tot aansprakelijkheid t.a.v. wie erop is afgegaan (E. Dirix, “Gentlemen’s agreements”, RW 1985-86, 2146, nr. 39). Het is niet moeilijk in te beelden hoe dit in bepaalde gevallen kan leiden tot een aansprakelijkheid die gelijk is aan de ‘verzekerde hoofdschuld’ en nog wat.

Continue reading “Is een een ‘letter of comfort’ afdwingbaar – en vooral voor wat?”

Is een een ‘letter of comfort’ afdwingbaar – en vooral door wie?

Over het belang van het onderscheid tussen gerichte of ongerichte LoC’s

Letters of comfort (LoC) of patronaatsverklaringen worden vooral geassocieerd met vennootschapsgroepen. De moedervennootschap (emittent) verklaart iets aan de medecontractant van de gepatroneerde dochtervennootschap (begunstigde) met als doel het verhogen van de kredietwaardigheid van de dochtervennootschap (gerichte verklaring). Dit gebeurt vaak in het kader van een kredietovereenkomst, maar kan ook bij andere overeenkomsten – elke overeenkomst is immers in de kiem een kredietovereenkomst (bv. in een share purchase agreement heeft de verkoper een potentieel grote aansprakelijkheid t.a.v. de koper). Deze gerichte verklaring gebeurt meestal op verzoek van de begunstigde (die al dan niet in de verklaring wordt geïdentificeerd).

In andere gevallen is de verklaring niet geadresseerd aan specifieke begunstigden (ongerichte verklaring). Dan is ze doorgaans afgeleverd op vraag van het bestuursorgaan van de gepatroneerde vennootschap. Dat gebeurt vaak op verzoek van de commissaris van de dochtervennootschap die twijfels heeft bij haar continuïteit (L. Leber, De patronaatsverklaring, Deventer, Wolters Kluwer, 2017, 23).

Niet zelden is de keuze voor het instrument van de LoC een onmogelijke poging om juridische kool en geit te sparen.

Continue reading “Is een een ‘letter of comfort’ afdwingbaar – en vooral door wie?”

Oproep TRV-RPS-prijs: beste eindwerk over vennootschapsrecht, financieel recht of vennootschaps-belastingrecht

De TRV-RPS-prijs wordt in maart 2025 voor de zestiende keer uitgereikt.

Deze jaarlijkse prijs beloont het beste eindwerk over vennootschapsrecht, financieel recht of vennootschapsbelastingrecht. Het eindwerk dient voor publicatie in aanmerking te komen, en moet zijn tot stand gekomen in het kader van een (aanvullende) opleiding tot meester in de rechten aan een Belgische universiteit of georganiseerd in samenwerking met een Belgische universiteit.

De prijs bestaat uit €1.500 en de publicatie van een herwerkte versie van het eindwerk in het TRV-RPS.

Kandidaten worden met een korte motivatie voorgedragen door de promotor, die tevens een Word-versie van de masterproef inzendt (deadline: 30 november 2024 – pieterjan.heynen@kuleuven.be). Gelieve daarbij ook het e-mailadres van de auteur te vermelden. Wie hierbij nog vragen of opmerkingen zou hebben, kan steeds contact opnemen met Pieterjan Heynen (pieterjan.heynen@kuleuven.be).

Hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen na splitsing – HvJ 29 juli 2024 en de lessen voor het Belgisch recht

ECLI:EU:C:2024:642

Art. 137.3 al. 2 van de Coördinatierichtlijn Vennootschapsrecht bepaalt:

Dit is een herneming van de betrokken regel uit de Zesde Richtlijn, die door het Hof van Justitie in het besproken arrest werd geïnterpreteerd na een prejudiciële vraag van het Italiaanse Corte suprema di cassazione.

Naar Belgisch recht is deze bepaling omgezet in art. 12:60 al. 2 WVV:

Vereenvoudigd samengevat komt de casus erop neer dat de gesplitste vennootschap vóór de splitsing verantwoordelijk was voor milieuschade. Deze schade wordt echter pas duidelijk na de splitsing. De vraag werd gesteld of deze aansprakelijkheid, die op het ogenblik van de splitsing nog niet vaststaand was, ook onder voornoemde regel van hoofdelijke aansprakelijkheid valt.

Het Hof beantwoordt dit – niet verrassend – bevestigend. De regel moet aldus worden uitgelegd dat:

Continue reading “Hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschappen na splitsing – HvJ 29 juli 2024 en de lessen voor het Belgisch recht”

Two lectures by Professor Steven L. Schwarcz (Duke) at KU Leuven – on financial innovation and on relative and absolute priority in reorganization

16 and 17 May

On May 16th and May 17th Prof. Steven Schwarcz will (virtually) give two lectures at KU Leuven (Belgium):

  • On May 16th from 2 to 4 pm (Belgian time) he will be a guest lecturer in the course of “European Banking and Investment Services Law”, currently taught by Prof. Filippo Annunziata, to give a lecture on “Regulating Financial Innovation: FinTech, Crypto-assets, DeFi, and Beyond”. You can join either online, or in room DV3 01.07 (where the online lecture will be streamed).
  • The day after, on May 17th from 9 to 11 am (Belgian time), he will be a guest lecturer in Prof. Joeri Vananroye’s class on Economic Analysis of Law, to speak about “Comparing relative priority under the EU Restructuring Directive with absolute priority under U.S. Chapter 11 as a default rule to achieve creditor consensus” (online only).

Prof. Steven L. Schwarcz is the Stanley A. Star Distinguished Professor of Law & Business at Duke University and Founding Director of Duke’s interdisciplinary Global Capital Markets Center (later renamed the Global Financial Markets Center). His areas of research and scholarship include insolvency and bankruptcy law, international finance, capital markets, systemic risk, corporate governance, and commercial law.

You are very welcome to take the opportunity to join those lecture. Please register here by May 15th.

Bestuurders na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: wat kan de rechtspersoon doen om zijn bestuurders te beschermen?

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent.  Die bescherming valt weg na de inwerkingtreding van Boek 6 BW, waarbij we hiervoor hebben opmerkt dat dit niet betekent dat de bestuurder automatisch aansprakelijk wordt voor elke wanprestatie die hem materieel toerekenbaar is.

We hebben er daar ook op gewezen dat het aansprakelijkheidsrisico van bestuurders materieel wel degelijk uitbreidt: ze zullen in de toekomst buitencontractuele aansprakelijkheid riskeren voor gevallen waar ze nu intern niet aansprakelijk zijn.

Wat kan de rechtspersoon (en we veronderstellen dat de rechtspersoon gestuurd wordt door de bezorgde bestuurders) doen om het verhoogde aansprakelijkheidsrisico van bestuurders te beperken? We bekijken dit vanuit het exoneratie- en vrijwaringsverbod van art. 2:58 WVV.

Continue reading “Bestuurders na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: wat kan de rechtspersoon doen om zijn bestuurders te beschermen?”

Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten

De wereld na Boek 6 BW

Als een bestuurder van een rechtspersoon een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst tussen die rechtspersoon en een derde, wordt die bestuurder vandaag beschermd door de immuniteit van de uitvoeringsagent. Zelfs als de bestuurder een onrechtmatige daad begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de derde de bestuurder in de regel niet buitencontractueel aanspreken. De bestuurder kan contractueel eventueel wel bestuursaansprakelijkheid oplopen t.a.v. de rechtspersoon.

Uiteraard zal niet elke wanprestatie door de vennootschap een bestuursfout uitmaken, ook niet als de betrokken wanprestatie materieel aan de betrokken bestuurder kan worden toegerekend. De betrokken bestuurder kan immers de wanprestatie in het contract met de derde hebben gepleegd in het belang van de vennootschap.

Een civilist heeft het er misschien moeite mee dat een onrechtmatige daad niet per se als onrechtmatig in een contractuele verhouding geldt. Voor een commercialist lijkt het echter evident dat een bestuurder zijn taak goed vervult en toch onrechtmatige daden kan plegen. Meer zelfs: een bestuurder die geen onrechtmatige daden pleegt is wellicht zijn job niet goed aan het uitoefenen.

De bescherming van de immuniteit van de uitvoeringsagent zal na de inwerkingtreding van boek 6 BW wegvallen voor de bestuurder. Soms hoort men wel eens dat dit niet leidt tot een uitbreiding van aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten, dat dit enkel leidt tot een uitbreiding van het aantal eisers dat deze aansprakelijkheid kan inroepen. Dat is niet correct.

Continue reading “Bestuurders en werknemers na het wegvallen van de immuniteit van uitvoeringsagent: de relativiteit van fouten”