Cassatie bevestigt: de onbetaalde verhuurder kwalificeert als een buitengewone schuldeiser in de opschorting

Cass. 15 mei 2023, C.22.0415.F

In een eerdere blogpost heb ik bericht over de controverse die sinds de inwerkingtreding van Boek XX WER is ontstaan over de vraag of in een reorganisatieprocedure door collectief akkoord een schuldeiser gewaarborgd door een bijzonder voorrecht (zoals het voorrecht van de onbetaalde verhuurder) kan kwalificeren als een buitengewone schuldeiser in de opschorting. Die controverse is ontstaan door een gewijzigde formulering van de definitie “buitengewone schuldvorderingen in de opschorting”:

Continue reading “Cassatie bevestigt: de onbetaalde verhuurder kwalificeert als een buitengewone schuldeiser in de opschorting”

Nieuwe cassatierechtspraak over alleenverkoopwetgeving: géén loi de police en onvoorwaardelijk arbitreerbaar

Cass. 7 april 2023, AR C.21.0325.N

‘Het spreekt voor zich dat dit arrest een grote impact zal hebben op de internationale distributiepraktijk. Maar misschien gaat de schokgolf van de ontploffing zelfs nog verder.’

In 2014 schreef Mr. P. Hollander dat het Hof van Justitie van de EU met zijn Unamar-arrest van 17 oktober 2013 een “bombe atomique” had gedropt op de Belgische alleenverkoopwetgeving.[1] Bij arrest van 7 april 2023 heeft het Belgische Hof van Cassatie die atoombom nu daadwerkelijk doen ontploffen.

Continue reading “Nieuwe cassatierechtspraak over alleenverkoopwetgeving: géén loi de police en onvoorwaardelijk arbitreerbaar”

Kan de belangenconflictprocedure vermeden worden door de bevoegdheid via een statutaire clausule te verschuiven naar de AV?

Sinds het WVV geldt ook in niet-beursgenoteerde een deelnameverbod aan de beraadslaging voor een bestuurder met een rechtstreeks of onrechtstreeks belang van vermogensrechtelijke aard dat strijdig is met het belang van de vennootschap (zie voor de BV: art. 5:76 WVV).

In het algemeen zal de bevoegdheid van het bestuursorgaan verschuiven naar de algemene vergadering als alle bestuurders een belangenconflict hebben en dus niet mogen stemmen over de beslissing of verrichting. Op dit algemeen principe bestaan echter enkele uitzonderingen. Om slechts enkele voorbeelden te geven:

  • In een NV met duaal bestuur verschuift de bevoegdheid altijd van de directieraad naar de raad van toezicht van zodra er een vermogensrechtelijk belangenconflict is voor één van de leden van de directieraad bij een beslissing of verrichting die onder de bevoegdheid van de directieraad valt (art. 7:117, §1 WVV). De raad van toezicht past vervolgens de algemene belangenconflictprocedure toe, inclusief transparantieplichten, stemverbod voor geconflicteerde bestuurders en eventuele bevoegdheidsverschuiving naar de algemene vergadering als ook alle leden van de raad van toezicht geconflicteerd zijn.
  • In een VZW verschuift de bevoegdheid al naar de algemene vergadering wanneer een meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders een vermogensrechtelijk belangenconflict heeft, en niet slechts als al de bestuurders een vermogensrechtelijk belangenconflict hebben (art. 9:8, §1, laatste zin van laatste lid WVV).
  • In een stichting is er geen algemene vergadering. Als alle bestuurders daar geconflicteerd zijn, dan kunnen zij de toch de beslissing zelf nemen of de verrichting zelf uitvoeren (art. 11:8, §2 WVV). Dit geldt ook als er slechts één bestuurder is in de stichting. De verslagplichten blijven wel gelden (art. 11:9, §1 WVV).

In de praktijk is de vraag al gerezen of men de toepassing van de belangenconflictprocedure kan vermijden door de bevoegdheid van het bestuursorgaan te verschuiven naar de algemene vergadering via een statutaire clausule.

Continue reading “Kan de belangenconflictprocedure vermeden worden door de bevoegdheid via een statutaire clausule te verschuiven naar de AV?”

Richtlijnvoorstel tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht

Bijzonder nummer in open access van het Nederlands Tijdschrijft voor Insolventierecht

De gemiddelde Belgische insolventiejurist begint zoetjesaan de Herstructureringsrichtlijn uit 2019 te ontdekken, nu het wetsontwerp houdende omzetting ervan onlangs werd ingediend in de Kamer, met een rustige vastheid in de wetenschap dat we nog niet gebarsten zijn van onze eerste laattijdige omzetting van een Europese richtlijn.

En zelfs de studie van het wetsontwerp gebeurt op een gezapige snelheid; weet ge dan namelijk niet dat een en ander nog zou kunnen wijzigen? Intellectueel kruit is schaars en we willen het niet nutteloos verschieten. Is het dan niet nuttig door studie de wetgever te informeren? Misschien is het toch interessant te melden dat bepaalde elementen uit het wetsontwerp niet evident conform zijn met de Richtlijn? Ach, zoet zomerkind. Wat baten immers kaars en bril?

De suggestie dat we misschien eens kunnen kijken naar het Voorstel – voorstel! – van Richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht wordt dan ook onthaald op schamper ooggerol. We zien het wel komen als het daar is, mijnheer.

Continue reading “Richtlijnvoorstel tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht”

Nog één week: ‘disputatio’ op donderdag 1 juni 2023

“Het dispuut van vorig jaar vond ik veruit het beste “seminarie” van het jaar. Interessant en entertaining, en ook met veel humor gebracht. Ik heb er echt van genoten.”

Een advocaat die vorig jaar deelnam

U kan nog inschrijven voor de editie 2023 van het dispuut volgende week donderdag. Het programma vindt u hier. De uitgebreide electronische documentatiemap hier. Drie opleidingspunten OVB en IBJ. Erkend door IGO. EUR 75, met koffie en receptie.

‘Aandeelhouders van een bepaalde soort kunnen zich ertoe verbinden om een soortwijziging steeds goed te keuren (en aldus te verzaken aan hun recht op bescherming inzake soortwijziging)’

‘Indien een geconflicteerde bestuurder meestemt leidt dit tot nietigheid van het bestuursbesluit, zelfs bij afwezigheid van bewijs dat dit het besluit heeft kunnen beïnvloeden’

Wat komt er op ons af in het ondernemingsrecht?

Continue reading “Nog één week: ‘disputatio’ op donderdag 1 juni 2023”

ClientEarth v. Shell bestuurders: enkele opmerkingen

Op 12 mei 2023 heeft The Honourable Mr Justice Trower (High Court) uitspraak gedaan in de zaak die ClientEarth had ingesteld tegen de bestuurders van Shell Plc (hierna “Shell”). De tekst van de uitspraak is sedert vorige week beschikbaar.

De zaak kan in een aantal woorden (en sterk vereenvoudigd) als volgt worden samengevat. ClientEarth, dat titularis is van 27 Shell-aandelen, is van mening dat de bestuurders van Shell het vennootschapsbelang onvoldoende dienen, omwille van een falend klimaatbeleid. Dit klimaatbeleid zou onvoldoende ambitieus en precies zijn, en finaal zou dit gebrek aan (concrete) ambitie nefast zijn voor het vennootschapsbelang, en de continuïteit van Shell. Ook wordt de bestuurders verweten dat zij onvoldoende rekening hielden met het Nederlandse Shell-vonnis (thans in beroep), waarover op deze blog eerder uitvoerig werd bericht.

Om deze tekortkomingen aan de kaak te stellen, wil ClientEarth een zgn. “derivative action” instellen tegen de bestuurders van Shell. Middels zo’n vordering zou ClientEarth “on behalf of Shell” de bestuurders aanspreken op hun nalatig gedrag. Gelet op het uitzonderlijk karakter van een dergelijke vordering, vereist het instellen van een “derivative action” de voorafgaande toestemming van een rechter.

Continue reading “ClientEarth v. Shell bestuurders: enkele opmerkingen”

Wat komt er op ons af in het ondernemingsrecht?

Disputatio, Leuven, donderdag 1 juni 2023

Drei berichtigende Worte des Gesetzegebers und ganze Bibliotheken werden zu Makulatur“, schreef de Duitse jurist von Kirchman in 1848. De tijd dat de wetgever zich met drie woorden tevreden stelde, ligt echter definitief achter ons. We leven in het tijdperk van de hyperactieve wetgever, en dit op diverse niveaus. Op Belgisch niveau springt de recente hervorming van het ondernemingsrecht, het vennootschapsrecht en het burgerlijk recht het meest in het oog. Daarnaast zijn er ook de talrijke wetgevende innovaties op het vlak van B2B-relaties en B2C-relaties. Op Europees niveau is de wetgevende agenda minstens even ambitieus. Ter verwezenlijking van de Europese Green Deal volgen diverse wetgevingspakketten elkaar in een sneltempo op. Voor de doorsnee burger, onderneming, en (ja zelfs) jurist wordt het allemaal wat moeilijk te volgen.

Ter afronding van het disputatio op donderdag 1 juni e.k. worden een aantal komende ontwikkelingen in het ondernemingsrecht vanuit een helikopterperspectief belicht. Dit laat toe aandacht te hebben voor fundamentele evoluties, voorbij de techniciteit van de concrete regel, waarbij de band wordt gelegd tussen recht, economie en politiek. Wat mag de wetgever verwachten van ondernemingen?; Wat mogen ondernemingen verwachten van de wetgever?; Wijzigt de aard van regelgeving?; Wat mag de wetgever verwachten van de rechter, en omgekeerd?

Het antwoord op bovenstaande, en andere, vragen, verschilt van persoon (jurist) tot persoon (jurist). Dit vertaalt zich in de diverse samenstelling van het panel.

Als hoogleraar en volksvertegenwoordiger (en dan vergeten we nog een aantal bijzondere hoedanigheden) is Koen Geens uniek geplaatst om brede stromingen te capteren, en in een historisch perspectief te plaatsen.

In de verwezenlijking van de Europese Green Deal ligt een belangrijke rol weggelegd voor financiële instellingen. Banken zijn ondernemingen met hun eigen financiële en maatschappelijke doelstellingen, maar geen doorsnee ondernemingen, gelet op de essentiële financieringsrol die ze vervullen. Dit perspectief wordt toegelicht door Ingrid D’Haeyer (Head Legal Banking Products KBC).

Voor advocaten lijken het wel gouden tijden. Een stortvloed aan nieuwe wetgeving en cliënten die behoefte hebben aan accuraat en concreet advies. Adviseren over de implementatie van CSRD en CSDD is echter iets anders dan adviseren over de invordering van een factuur (alhoewel ook daar meer en meer wijzigingen te noteren vallen). Wat deze nieuwe ontwikkelingen betekenen voor advocaten, en hun cliënten, wordt in kaart gebracht door Steffie De Backer (Senior Attorney, Freshfields Bruckhaus Deringer)               

De twee disputen en het panelgesprek gaan door op donderdag 1 juni 2023 te Leuven van 14u tot 17u15. De inschrijvingsprijs is 75 EUR en omvat een koffiepauze en receptie. Erkenning bij OVB en IBJ voor 3 punten. Erkend door IGO. Deelname kan fysiek of via livestream. Inschrijven kan hier.

Continue reading “Wat komt er op ons af in het ondernemingsrecht?”

Vacatures Instituut voor Handels- en Insolventierecht, KU Leuven

We brengen graag volgende vacatures voor praktijkassistenten in het Instituut voor Handels- en Insolventierecht (KU Leuven) onder de aandacht:

Zie ook hier voor de andere (soms voltijdse) mandaten op de Onderzoekseenheid Economisch Recht en de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologie

Solliciteren tot en met: 29/05/2023

Cornelis en Feltkamp over buitencontractuele aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen in Boek 6 BW: niet ‘back to the future’ maar ‘forward to the past’?

Een post door gastblogger Jeroen Delvoie (VUB)

In hun bijdrage “SOS voor een democratisch aansprakelijkheidsrecht” in de Juristenkrant van 10 mei 2023 zijn Ludo Cornelis en Régine Feltkamp kritisch voor Boek 6 B.W. dat momenteel in de Kamer wordt behandeld. Ik juich hun initiatief toe (ook al ben ik het niet eens met de analyse), want uiteraard verdient het onderwerp een breed juridisch en maatschappelijk debat. Ook Corporate Finance Lab laat zich ter zake overigens niet onbetuigd (zie bv. hier en hier en hier). Ik kan de lezer enkel aanraden de kritische reeks van Cornelis en Feltkamp over Boek 6 verder te volgen via hun website Law Back on Track.

Maar op een bepaald moment moest ik me bij de lectuur van hun bijdrage toch even in de haren krabben. Ik licht dat graag toe.

Enerzijds wijzen de auteurs op de sterk veranderde samenlevingscontext sinds 1804. Vanaf medio 20e eeuw leidde de democratische omwenteling tot een politieke aardverschuiving, zo luidt hun analyse. Boek 6 B.W. is (net zoals de reeds aangenomen boeken) volgens Cornelis en Feltkamp nog te zeer schatplichtig aan de 19e eeuw en dus aan een “voorbijgestreefd politiek regime”. Voor wie deze auteurs volgt, klinkt dat bekend in de oren.

Continue reading “Cornelis en Feltkamp over buitencontractuele aansprakelijkheid van publieke rechtspersonen in Boek 6 BW: niet ‘back to the future’ maar ‘forward to the past’?”

Invoering boek XIX ‘Schulden van de consument’ WER

Een post door gastblogger Dave Mertens en Emilie Bogaerts

Op 27 april 2023 werd het Wetsontwerp houdende invoeging van boek XIX “Schulden van de consument” in het Wetboek van economisch recht aangenomen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.[1] Boek XIX WER regelt de minnelijke invordering van schulden bij betalingsachterstand van consumenten. In B2B-relaties blijft de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (hierna: “WBH”), waarover u hier meer kan lezen, van toepassing.

De belangrijkste nieuwigheden zijn de volgende:

Continue reading “Invoering boek XIX ‘Schulden van de consument’ WER”

Is het écht nodig dat ex-BVBA’s hun statuten aanpassen voor het einde van het jaar?

Antwoord minister Van Quickenborghe op parlementaire vraag Houtmeyers

Kamerlid mevr. Katrien Houtmeyers (n-va) stelde de volgende schriftelijke vraag aan de Minister van justitie:

In 2020 besliste de federale regering dat de vennoten van een besloten vennootschap voor eind 2023 naar de notaris moeten om hun statuten te laten aanpassen en zo een volwaardige bv te worden. Een dure ingreep, met een enorme economische kostprijs. Voor de 400.000 bvba’s in ons land leidt dat tot een gemeenschappelijke last van een half miljard euro.

Ook eenpersoonsvennootschappen vallen onder deze verplichting. Het hoeft geen betoog dat dit op de kleine zelfstandigen in ons land een grote impact heeft. Niet alleen kost het veel geld om langs de notaris te gaan voor de aanpassing, ze steken er ook tijd in die ze op andere manieren nuttiger zouden kunnen invullen. Vooral nu blijkt dat eenpersoonsvennootschappen de verplichting eigenlijk rustig kunnen negeren omdat de kans op een sanctie – zonder technisch in detail te treden – bijzonder klein is.

Meneer de minister,

Ik vraag me af hoe u zelf tegenover deze verplichting staat. Vindt u het logisch dat eenmanszaken veel tijd en geld moeten steken in een officiële aanpassing, hoewel er toch geen echte sanctie is?

Wat vindt u ervan dat een professor vennootschapsrecht eenpersoonsvennootschappen in de media aanraadt om de verplichting te negeren?

Bent u al gecontacteerd door zelfstandigen of organisaties die de verplichting overdreven vinden?

Het antwoord van Minister Van Quickenborne luidt:

Continue reading “Is het écht nodig dat ex-BVBA’s hun statuten aanpassen voor het einde van het jaar?”

‘Aandeelhouders van een bepaalde soort kunnen zich ertoe verbinden om een soortwijziging steeds goed te keuren (en aldus te verzaken aan hun recht op bescherming inzake soortwijziging)’

Disputatio, Leuven, donderdag 1 juni 2023

Dat soortvorming en -wijziging in het WVV een ‘hot topic’ is, werd de afgelopen jaren reeds duidelijk. Verschillende auteurs lieten al hun licht schijnen op deze materie (M. Wyckaert & H. De Wulf, “Effecten bij BV, NV en CV: categorieën, soorten, overdracht, uitgifte en inkoop”, in Het WVV doorgelicht, Mortsel, Intersentia, 2021, P77; F. Hellemans & T. Vos, “Spelen met stemrechten in de BV & NV”, in Themis 117 – Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2021, P95; C. Clottens, “Soortvorming en soortwijziging bij aandelen (en winstbewijzen) in de BV, NV en CV in Lessen na twee jaar WVV, Roularta Media Group, Roeselare, 2022, 277-329). Vorig jaar leidde het dispuut tussen Marieke Wyckaert en Hans De Wulf over soortvorming al tot interessante inzichten en intellectuele opwinding.

In de rechtsleer wordt het ruime toepassingsgebied van de procedure inzake soortwijziging vaak als problematisch aangemerkt. Zo bepalen de artikelen 5:102 en 7:155 WVV dat onder meer de uitgifte van een nieuwe soort, de afschaffing van een bestaande soort en de onevenredige uitgifte van nieuwe aandelen binnen elke soort, soortwijzigingen uitmaken die binnen het toepassingsgebied van de procedure vallen. Die procedure vereist onder meer binnen elke soort een aanwezigheidsquorum van 50% (op de eerste buitengewone algemene vergadering) en een meerderheid van 75%. Dit betekent dat een minderheid van aandeelhouders binnen elke soort een soortwijziging kan tegenhouden. De procedure inzake soortwijziging creëert dus een risico op blokkering. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Clottens de volgende woorden schreef: “Wie vooruitziend is tracht soortvorming te vermijden” (“Soorten van aandelen in de NV en BV – Nood aan reparatie en gerichte versoepeling”, TRV-RPS 2022, (3) 4).

Voor zij die soortvorming willen gebruiken, moet de praktijk dus op zoek naar oplossingen om het risico op blokkering te vermijden. Eén van de oplossingen die in de praktijk worden gehanteerd bestaat erin dat aandeelhouders van een bepaalde soort er zich via een stemovereenkomst op voorhand toe verbinden om toekomstige soortwijzigingen steeds goed te keuren (zie T. Vos, “Kapitaalverhoging en soorten van aandelen”. Tegelijkertijd rijst in de praktijk de vraag naar de toelaatbaarheid van een dergelijke afspraak, mede gelet op het dwingende karakter van de procedure inzake soortwijziging.

Op de disputatio op 1 juni e.k. zullen Nick Hallemeesch (ULB, White & Case) en Carl Clottens (KU Leuven, Eubelius) de degens kruisen over de volgende stelling:

Aandeelhouders van een bepaalde soort kunnen zich ertoe verbinden om een soortwijziging steeds goed te keuren (en aldus te verzaken aan hun recht op bescherming inzake soortwijziging).

Continue reading “‘Aandeelhouders van een bepaalde soort kunnen zich ertoe verbinden om een soortwijziging steeds goed te keuren (en aldus te verzaken aan hun recht op bescherming inzake soortwijziging)’”

‘Indien een geconflicteerde bestuurder meestemt leidt dit tot nietigheid van het bestuursbesluit, zelfs bij afwezigheid van bewijs dat dit het besluit heeft kunnen beïnvloeden’

Disputatio, Leuven, donderdag 1 juni 2023

Het WVV geeft een bijzondere nietigheidsgrond in geval van schending van de regels voor belangenconflicten bij bestuurders. De rechtspersoon kan de nietigheid vorderen van besluiten of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de toepasselijke belangenconflictregels, indien de wederpartij bij die besluiten of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn.

Al sinds de invoering van die nietigheidssanctie speelt de vraag of de nietigheidssanctie geldt bij elke schending van de belangenconflictregeling. Een eerste strekking verdedigt dat enkel “wezenlijke” schendingen, die de besluitvorming of de verrichting kunnen beïnvloeden, tot nietigheid zouden mogen leiden. Een tweede strekking ziet de nietigheid verschijnen bij elke schending van de betrokken regels. Het WVV heeft deze discussie niet beslecht.

Voor beide strekkingen bestaan goede argumenten.

Continue reading “‘Indien een geconflicteerde bestuurder meestemt leidt dit tot nietigheid van het bestuursbesluit, zelfs bij afwezigheid van bewijs dat dit het besluit heeft kunnen beïnvloeden’”

Afschaffing immuniteit uitvoeringsagent zou leiden tot nodeloze complexiteit

Nieuw boek en binnenkort online seminar

Het vigerende systeem van de immuniteit van de uitvoeringsagent kan worden samengevat in drie eenvoudige regels:

1.     De hoofdschuldeiser kan de hoofdschuldenaar contractueel aanspreken, waarbij de hoofdschuldenaar ‘kwalitatief aansprakelijk’ is voor uitvoeringsagenten (rechtspraak, nu gecodificeerd in art. 5.229 BW, waar echter opnieuw de terminologie hulppersonen wordt gebruikt).

2.     De hoofdschuldenaar kan een uitvoeringsagent contractueel aanspreken als die zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd.

3.     De hoofdschuldeiser heeft in beginsel geen contractuele noch een buitencontractuele vordering op de uitvoeringsagent.

Het wetsvoorstel hervorming van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht (het “Wetsvoorstel”) wil zoals bekend deze immuniteit afschaffen. Het is de derde stap waar het Wetsvoorstel van wil afwijken door de hoofdschuldeiser toch een buitencontractuele vordering te geven. Zie eerder hier. Deze wijziging zou leiden tot nodeloze complicaties.

Complicatie 1: de uitvoeringsagent krijgt twee schuldeisers zonder voorrangsregel. In het systeem van het Wetsvoorstel kan de uitvoeringsagent voortaan door twee schuldeisers worden aangesproken: contractueel door zijn opdrachtgever, de hoofdschuldenaar, en buitencontractueel door de hoofdschuldeiser.

Continue reading “Afschaffing immuniteit uitvoeringsagent zou leiden tot nodeloze complexiteit”

De (on)zin van commerciële vs. particuliere schuldkwijtschelding

Over de aanmoediging van ondernemerschap als leitmotiv voor tweedekansbeleid – een post door gastblogger Gauthier Vandenbossche (UGent)

Niet alle EU-lidstaten behandelen ondernemers en consumenten op dezelfde manier wanneer het op tweedekansbeleid en schuldkwijtschelding aankomt. Zo maakt het Belgische insolventierecht, net zoals het Franse insolventierecht, een onderscheid tussen natuurlijke personen op basis van hun beroeps- of economische activiteit. Maar moet er op dat vlak wel een onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke personen? En kan een dergelijk onderscheid verantwoord worden op basis van de doelstelling van tweedekansbeleid en schuldkwijtschelding?

“Er kunnen vraagtekens worden gezet bij het verschil tussen de ‘risico-nemende’ ondernemer, voor wie een soepel tweedekansbeleid zou bestaan, en andere natuurlijke personen.”

Gauthier Vandenbossche

Continue reading “De (on)zin van commerciële vs. particuliere schuldkwijtschelding”

%d bloggers like this: