Er is meer dan één derde: niet elke vennootschapsschuldeiser kan zich beroepen op niet-openbaarmaking

Cassatie: voormalige firmant waarvan uittreding niet werd gepubliceerd, is niet aansprakelijk voor niet-betaalde bedrijfsvoorheffing die na uittreding verschuldigd werd

Rechtspersoonlijkheid heeft belangrijke gevolgen voor derden, zoals beperkte aansprakelijkheid en vermogenafscheiding. Het is dan ook belangrijk dat die derden op de hoogte worden gesteld. Openbaarmaking gaat daarom naar het hart van de rechtspersoon.

Art. 76 al. 1 W.Venn. bepaalt dat akten en gegevens waarvan de openbaarmaking is voorgeschreven aan derden niet kunnen worden tegengeworpen dan vanaf de dag dat zij werden bekend gemaakt, tenzij de vennootschap aantoont dat de derde daar kennis van droeg.

Wie is die derde die zich op de niet-openbaarmaking kan beroepen?

In een arrest van 2 september 2016 (F.15.0104) bevestigt het Hof van Cassatie de klassieke leer, zoals die reeds door professor Ronse werd verdedigd:

“Derden in de zin van deze wetsbepaling zijn zij die met de vennootschap wegens haar bestaan gehandeld hebben. Deze wetsbepaling beschermt immers de derden die met de vennootschap of met haar organen plegen te handelen en voor wie de openbaar te maken akten om die reden relevant zijn.

Derden die op de vennootschap een vordering uit onrechtmatige daad of uit kracht van de wet hebben, zijn geen door deze bepaling beschermde derden.”

Een voormalige vennoot van een VOF, wiens uittreding ten onrechte niet was gepubliceerd, kan dan ook niet worden aangesproken voor bedrijfsvoorheffing die verschuldigd werd na zijn uittreding. Een contractuele schuldeiser van de VOF zou daarentegen nog wel een beroep kunnen doen op de hoofdelijke aansprakelijkheid. Die eindigt voor nieuwe schulden in principe door de uittreding, maar een contractuele schuldeiser hoeft zich bij niet-openbaarmaking de uittreding niet te laten tegenwerpen.

Op het eerste zicht lijkt dit arrest een andere weg in de slaan dan het eerder besproken cassatie-arrest van 16 september 2016 over hoofdelijke aansprakelijkheid bij een schending van eenhoofdigheidsregels in de BVBA. Daar verruimde het Hof een hoofdelijke aansprakelijkheid tot alle schuldeisers, zelfs die schuldeisers waarvan de vordering dateerde van vóór de eenhoofdigheid.

Het verschil kan verklaard worden door de verschillende doelstelling van deze regels.

Art. 76 al. 1 W.Venn. wil het rechtmatig vertrouwen van derden in het vennootschapsrechtelijk publiciteitssysteem beschermen. Indien deze derde zelfs theoretisch niet af kan gaan op een verkeerde publiciteit is deze bescherming niet nodig. Dit is het geval bij een onvrijwillige schuldeiser, zoals de fiscus of het slachtoffer van een onrechtmatige daad. Wie door de vrachtwagen van de vennootschap wordt omvergereden, heeft wellicht niet voorafgaandelijk de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad geconsulteerd.

De sanctie bij schending van eenhoofdigheid, daarentegen, dient niet om de rechtmatige verwachtingen van derden te beschermen, maar om de vennoot te sanctioneren voor overtreding van bepaalde regels. In dat opzicht is de hoofdelijke aansprakelijkheid een “private straf”: de vennoot krijgt net als bij een strafsanctie leed opgelegd zonder dat dit een reparatoire functie heeft. Anders dan bij een strafsanctie, komt de “boete” niet toe aan de overheid, maar aan een private partij (in dit geval: vennootschapsschuldeisers).

Dit is een slimme vorm van afdwinging: private partijen met een eigen belang zijn vaak gemotiveerder dan een log en overbelast overheidsapparaat. “Private straffen” komen daarom wel meer voor in ons recht. Denk bv. aan de dwangsom, de onontvankelijkheid van een vordering bij niet-inschrijving in de KBO (art. III.26 § 1 WER), het optierecht van de derde bij simulatie (art. 1321 BW) of het verlies van erfrechten bij het wegmaken of verborgen houden van goederen uit de nalatenschap (art. 792 BW).

Op goede dagen zijn we allemaal wel eens procureur des Konings. Maar dus niét bij niet-openbaarmaking van vennootschapsakten.

Joeri Vananroye

Author: Joeri Vananroye

Professor of economic analysis of law (KU Leuven), attorney (Quinz)