Cassatie verscherpt afdwinging aansprakelijkheid van vennoot bij eenhoofdigheid

Elke schuldeiser en bij faillissement de curator is bevoegd om aansprakelijke vennoot aan te spreken (Cass. 16 september 2016)

Het Hof van Cassatie beslist in een arrest (nr. C.14.0388.N) van 16 september 2016 dat de curator bevoegd is om in rechte op te treden tegen de enige vennoot-rechtspersoon van een éénhoofdig geworden BVBA.

Artikel 213, §2 W. Venn. bepaalt dat de enige vennoot-rechtspersoon in de éénhoofdig geworden BVBA een jaar de tijd krijgt om die toestand van éénhoofdigheid te regulariseren. Dit is één van de bijzondere eenhoofdigheidsregels die gelden voor de BVBA (zie daarover hier). Gebeurt deze regularisatie niet, dan is de sanctie hoofdelijke aansprakelijkheid:

 “Indien in de eenhoofdig geworden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid de enige vennoot een rechtspersoon is, en indien binnen een jaar geen nieuwe vennoot in de vennootschap is opgenomen of deze niet is ontbonden, wordt de enige vennoot geacht hoofdelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap ontstaan na de vereniging van alle aandelen in zijn hand, tot een nieuwe vennoot in de vennootschap wordt opgenomen of tot de bekendmaking van haar ontbinding.”

Het Hof diende te oordelen over de betekenis van “voor alle verbintenissen van de vennootschap ontstaan na de vereniging van alle aandelen in zijn hand”.

Volgens de interpretatie van het Hof betekent dit dat:

“de enige vennoot is gehouden ten aanzien van alle schuldeisers, maar is de omvang van die gehoudenheid beperkt tot schulden ontstaan in een bepaalde periode”.

Hieruit volgt dat de aard van de aansprakelijkheid, met name “tijdens de periode van éénhoofdigheid” niet dient om de schulden te identificeren, maar om een maximumbedrag te identificeren (in die zin eerder Gent, 20 oktober 2008, TGR 2009, 27).

Het Hof van Beroep te Brussel interpreteerde in het gecasseerde arrest art. 213, §2 W.Venn. anders. Volgens het Hof van Beroep gold de aansprakelijkheid enkel t.a.v. de schuldeisers wiens schuldvordering tijdens de betrokken periode was ontstaan. Ook in de rechtsleer is eerder herhaaldelijk verdedigd dat enkel schuldeisers van wie de vordering is ontstaan in de betrokken periode beroep kunnen doen op deze aansprakelijkheid (o.a. F. Petillon, “De hoedanigheid van de curator van een NV of BVBA tegenover de hoofdelijke borg van de vennootschap”, TRV 1995, 28).

Hof van Cassatie verwerpt dit duidelijk: de gehoudenheid van de enige vennoot-rechtspersoon in een éénhoofdig geworden BVBA bestaat t.a.v. alle schuldeisers. Ook schuldeisers met een vordering die dateert van vóór de eenhoofdigheid kunnen er een beroep op doen. In de lezing van het Hof dient de verwijzing naar een periode niet om de schuldeisers te identificeren. Wel om een bepaald bedrag te identificeren: de maximale gehoudenheid van de enige vennoot-rechtspersoon is beperkt tot alle schulden ontstaan tijdens de periode waarin de BVBA éénhoofdig was.

De inzet van deze vraag? Ook dat blijkt uit dit arrest: of de curator bij faillissement al dan niet de enige vennoot kan aanspreken. Het Hof van Cassatie stelt hieromtrent:

“De noodzaak van een efficiënte afwikkeling van het faillissement en de gelijke behandeling van de schuldeisers, maken dat de curator gerechtigd is de vorderingsrechten uit te oefenen tegen die heeft in te staan voor de schulden van de gefailleerde wanneer die gehoudenheid bestaat tegenover alle schuldeisers ook al behoren die vorderingsrechten niet toe aan de gefailleerde.”

Normaal beschikt de boedel niet over méér rechten dan de gefailleerde zelf; de curator treedt niet op voor de individuele vorderingsrechten van schuldeisers, ook al is er sprake van soortgelijke schade. Reeds eerder nam het Hof echter aan dat een efficiënte afwikkeling het faillissement en de gelijke behandeling van schuldeisers een optreden van de curator verantwoorden indien de gehoudenheid bestaat t.a.v. alle schuldeisers (zie Cass. 19 december 2008, TRV 456, noot H. De Wulf en Cass. 7 november 2013, TRV 2014, 43 over vorderingsrecht van curator tegen hoofdelijk aansprakelijke vennoten in een VOF of Comm.V).

Deze uitbreiding van het begrip collectieve schade samen met een lezing van art. 213 § 2 die de enige vennoot aansprakelijk maakt t.a.v. alle schuldeisers, geeft de curator een vorderingsrecht met uitsluiting van individuele schuldeisers. Dit verhoogt wellicht de afdwinging van aansprakelijkheid bij faillissement. En wordt ook buiten de situatie van faillissement makkelijker: elke schuldeiser kan dan vorderen.

Een punt van onduidelijkheid blijft hoe de cap op de aansprakelijkheid concreet kan worden berekend. De meeste werkbare oplossing is wellicht om de last bij de aansprakelijke vennoot te leggen als hij aanvoert dat zijn maximale gehoudenheid is uitgeput.

Wellicht geldt deze rechtspraak ook voor gelijkaardig geformuleerde sancties bij éénhoofdigheid, zoals art. 646 W. Venn. voor de NV.

Het arrest zal met een annotatie verschijnen in TRV/RPS.

Roel Verheyden