Eerder kwam hier aan bod hoe in vele continentale systemen aan de “stille” of commanditaire vennoot een verbod wordt opgelegd om zich te mengen in het beheer van de vennootschap. Art. 20 al. 1 en 2 van het Nederlandse Wetboek van Koophandel (WvK) stellen over de commanditaire vennoot (“vennoot bij wijze van geldschieting”):
“Behoudens de uitzondering, in het tweede lid van art. 30 voorkomende, mag de naam van den vennoot bij wijze van geldschieting in de firma niet worden gebezigd.
Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt.”
Art. 21 WvK voegt daar aan toe:
“De vennoot bij wijze van geldschieting, die de bepalingen van het eerste of van het tweede lid van het vorige artikel overtreedt, is wegens alle de schulden en verbindtenissen van de vennootschap hoofdelijk verbonden.”
In een arrest van 4 november 2016 (zie voor een bespreking hier) bevestigt de Hoge Raad haar eerdere rechtspraak dat :
“de beantwoording van de vraag of en in hoeverre plaats is voor de sanctie van art. 21 WvK, mede van belang kan zijn of de wederpartij van de hoedanigheid van de commanditaire vennoot op de hoogte was of behoorde te zijn, en dat steeds van belang is of de commanditaire vennoot tegen wie de sanctie van art. 21 WvK wordt ingeroepen, ter zake van zijn handelen een verwijt valt te maken”
Merk op dat de sanctie op de schending van het inmengingsverbod in de commanditaire vennootschap hiermee gematigder is dan de gelijkaardige Belgische regel in 207 § 1 en § 2 W.Venn. Recent schreven we hierover in in het TRV/RPS 2016, 628-635 (“De commanditair kan uit de kast”):
“De sanctie bij overtreding van art. 207 W.Venn. gaat ook veel verder dan de bescherming van het rechtmatige vertrouwen van de derde die met de Comm.V handelde. De goede trouw of het rechtmatige vertrouwen van de derde is géén voorwaarde opdat deze een beroep zou kunnen doen op de onbeperkte aansprakelijkheid van de stille vennoot. In de Nederlandse rechtsleer is daarom terecht sprake van een regel met een punitief karakter.[A. Tervoort, Het bestuursverbod bij de commanditaire vennootschap, 69] De gevolgen gaan immers verder dan het herstel van het concrete nadeel dat de derde geleden zou hebben door een fout van de stille vennoot.
Een symptoom daarvan is dat de derde niet moet aantonen dat hij rechtmatig vertrouwde op de onbeperkte aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot. [A. Devos en M. Van Meenen, Commentaire des lois du 18 mai 1873 et du 22 mai 1886 sur les sociétés commerciales, Brussel, Larcier, 1879, 291-294, nr. 4; J. Van Ryn, Principes de droit commercial, I, 308, nr. 444 ; F. De Vylder, “Art. 207” in Artikelsgewijze commentaar vennootschapsrecht, Kluwer, 2000, 6, nr. 8] Meer nog: ook onvrijwillige schuldeisers en schuldeisers waarvan de vordering is ontstaan vóór de overtreding van het inmengingsverbod genieten van de sanctie van de onbeperkte aansprakelijkheid. In hun hoofde kan er nochtans moeilijk sprake zijn van een vertrouwen dat werd geschonden.”
In dezelfde bijdrage pleiten we ook voor de afschaffing van het inmengingsgebod (dat eerder op deze blog hier besproken werd).
“Vandaag fronst niemand de wenkbrauwen als zaakvoerder Willy van Willy BVBA namens deze vennootschap verbintenissen kan aangaan zonder dat dezelfde Willy als enige vennoot hierdoor verbonden is. De verwarringsvrees die aan artikel 207 §1 en §2 W.Venn. ten grondslag ligt, is nu dan ook volkomen passé.”
Deze regel vindt zijn oorsprong in historische omstandigheden die niet langer actueel zijn: (i) beperkte aansprakelijkheid als een exorbitante uitzondering; (ii) de afwezigheid van een betrouwbaar en makkelijk consulteerbaar publiciteitssysteem dat uitsluitsel kan geven over het statuut van een vennoot; en (iii) het belang dat wordt gehecht aan de vennootschapsnaam als indicatie van de gekozen vorm.
Ook de Nederlandse rechtsleer pleitte voor de afschaffing van het inmengingsverbod. Het recente Rapport van de Werkgroep Personenvennootschappen (Modernisering Personenvennootschappen, Rapport van de Werkgroep Personenvennootschappen, Amsterdam, april 2016, 23) o.l.v. professor van Olffen stelt :
“De werkgroep is van mening dat er thans geen goede gronden meer zijn om een commanditaire vennoot integraal uit te sluiten om namens de vennootschap aan het rechtsverkeer deel te nemen. Voorop blijft staan dat de commanditaire vennoot in die hoedanigheid niet bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen. De belangrijkste noviteit ten opzichte van het huidige recht is dat de commanditaire vennoot krachtens volmacht of machtiging naar buiten mag optreden.”
In de op til zijnde Belgische sprong naar het recht van morgen, wordt deze oude regel best ook als historische ballast achter ons gelaten.
One thought on “Aansprakelijkheid van commanditaire vennoot bij schending inmengingsverbod: nieuw arrest Hoge Raad”